Zoekresultaten voor: geweld

Tilburg 2010 voorbereidende documenten

Ter voorbereiding van de conferentie in Tilburg werd een aantal teksten en documenten bijeen gebracht die u hier – door aanklikken van de titel – kunt downloaden.
In rood staan de artikelen aangegeven die werden toegevoegd ná dat de deelnemers aan de conferentie hun bevestiging van deelname ontvingen.

Algemene Basistekst


De hoofdstukken in de basistekst corresponderen met de thema’s van de sessies 1 t/m 7 zoals hieronder vermeld.

1. – Economische sturing voor een Fair Green Deal


2. – Hervorming van het financiële bestel

3. – Werkgelegenheid en inkomens bij een Fair & Green Deal


4. – Mondiale herverdeling en eerlijke handel


5. – Bevolkingsbeleid: taboe of noodzaak


6. – Economie en vrede


7. – Welvaart en welzijn eerlijk meten

8. – Rol lokale overheden en partners


9. – De (on-)macht van de consument


10.- Bedrijven als Transitiemotor


Tilburg 2010 voorbereidende documenten Meer lezen »

Groeistuip 20

 

GROEISTUIP nr. 20 – 8 januari 2010

Een regelmatig verschijnende nieuwsbrief van het

Platform Duurzame en Solidaire Economie

Beste mensen,

Namens het Platform Duurzame en Solidaire Economie wordt iedereen een geweldig nieuw jaar toegewenst. Omdat we goed weten dat we daar zelf hard aan zullen moeten werken, gaat deze groeistuip geheel over de derde Conferentie van Tilburg, die op donderdag 21 januari aan de Universiteit van Tilburg gehouden wordt.

Als basis onder de conferentie geldt de tekst Een Fair & Green Deal die we in december lanceerden. Deze tekst is op een speciale website terug te vinden, al waar eenieder die dat wil ook over de voorstellen kan debatteren. Bovendien kan op die website de tekst ondertekend worden, namens organisaties of individueel. www.alliantiefairgreendeal.org
Er bestaat ook een op papier gedrukte versie van de tekst. 

Over de Derde Conferentie van Tilburg kunt u alle informatie vinden op de volgende pagina's
Inschrijving voor deelname aan de conferentie is nog steeds mogelijk, en wel tot 16 januari.
U kunt dat doen op de volgende pagina

Voor mensen die uit Vlaanderen komen is er de mogelijkheid om met de bus vanaf Antwerpen heen-en-weer te gaan, die door VODO georganiseerd wordt (vanaf station Antwerpen-Berchem voor 10 euro. Inschrijven hiervoor kan bij sarah@vodo.be). 

Platform Duurzame en Solidaire Economie – DSE 
(voor contact: info@platformdse.org)
Giften: Banknummer 5782448 t.n.v. Stichting Oikos in Utrecht o.v.v. Platform DSE

Groeistuip 20 Meer lezen »

Wie zijn wij

Van het Platform Duurzame en Solidaire Economie maken de volgende personen deel uit:


JanJan P. Juffermans
“Mijn kleinkinderen weten het al lang: ‘Samen spelen, samen delen!’. Daarom is mijn stelling: een Eerlijk Aarde-aandeel is een mensenrecht, en met de Mondiale Voetafdruk kun je zien hoeveel dat is.”
Jan studeerde marketing, enkele jaren sociologie en filosofie, werkte 14 jaar in het bedrijfsleven en ruim 30 jaar bij De Kleine Aarde in Boxtel. Vooral de laatste 10 jaar was hij extra actief met de Mondiale Voetafdruk en schreef er in 2006 een boek over. Daarmee werd hij vanaf het begin lid van het Platform DSE. Verder is hij sinds 2008 voorzitter van de Werkgroep Voetafdruk Nederland. Na zijn pensionering in 2010 geeft hij colleges en lezingen over de Voetafdruk en is lokaal actief met de groep Transitie Boxtel. In 2012 publiceerde hij speciaal voor het middelbaar en hoger onderwijs een gratis e-book met de titel ‘Mijn hemel! Wat gebeurt er op Aarde?’, te downloaden via www.voetafdruk.eu. Eind 2016 is het e-book geactualiseerd.
Email: jan.juffermans@voetafdruk.eu


JohnJohn Huige
“We moeten ontwikkelen van parasitisme (een soort heeft voordelen, de andere soort nadelen) en commensalisme (een soort heeft voordeel, de ander geen nadeel) naar mutualisme (ook wel symbiose genoemd), waarbij beide soorten voordeel hebben van de samenwerking.”
John is sinds 2009 lid van het Platform. Hij is politiek econoom. Hij studeerde in Tilburg en Bologna. Hij doceerde economie en arbeidsverhoudingen, was directeur van verschillende maatschappelijke organisaties en adviseur op het terrein van duurzaamheid en veerkracht. Hij publiceert en geeft lezingen. John is conservator economische veerkracht van het Cartesius Museum.
Email: john@johnhuige.nl


GerritGerrit Stegehuis
“Alle landen zijn ontwikkelingslanden” – Martha Nussbaum
Gerrit Stegehuis studeerde informatica in Enschede, en werkte lang als informaticus voor een onderzoeksinstituut. Vanaf eind jaren zeventig hielden de problemen rond vrede, milieu en ontwikkelingssamenwerking hem bezig. Vroege eye-openers waren behalve de Club van Rome Bob Goudzwaard (Kapitalisme en vooruitgang, 1979) en Harry Hoefnagels (Vooruitgang zonder groei?, 1979), latere ook bijv. Noreena Hertz, Naomi Klein, Susan George, David Korten en Walden Bello.
In 2011 werd hij lid van het Platform Duurzame en Solidaire Economie. Binnen het Platform hield hij zich o.a. bezig met korter werken, met de MEV+ en met TTIP, het vrijhandelsverdrag tussen EU en VS.
Email: g.stegehuis@xs4all.nl


PaulPaul Metz
“Zwak (openbaar, lokaal en bedrijfs-) bestuur is de moeder van alle crises, daar wil ik dus iets aan doen.”
Paul (Den Haag 1944) studeerde chemie en bedrijfseconomie en tijdens zijn werk postacademische modules milieuwetenschappen en corporate communications. Hij werkte twintig jaar bij een chemisch bedrijf, waarvan vijf jaar in Brazilië en Colombia. Daar leerde hij mensen kennen in extreme armoede en rijkdom naast grootschalige schoonheid en dito plundering van de natuur.
Sinds zijn studie motiveert het rapport Limits to Growth zijn werk. Sinds 1987 kwam daar Our Common Future bij en sinds 1995 is hij zelfstandig adviseur voor klimaatreddend industriebeleid aan overheden en bedrijven. Vanaf Kyoto in 1997 heeft hij aan vele klimaatconferenties deelgenomen namens een Europese lobbygroep van groene bedrijven. Vanaf 2002 heeft hij vooral enkele bedrijven en daarnaast milieuorganisaties en politieke partijen geadviseerd: zowel over innovaties in de energietechniek als over beleidsinstrumenten, vooral de ecologische en sociale belastinghervorming met een basisinkomen in de vorm van het Aardedividend. Tijdens dit werk is Paul vanaf 2006 gaan deelnemen aan het Platform DSE, vooral om lezingen te geven en discussies te voeren over deze thema’s. Zijn vrouw Margot is yogalerares en moedigt hem aan dit voor de toekomst van onze kleinkinderen te blijven doen.
Contact: http://www.integer-consult.com


Frans DoormanFrans Doorman
Frans Doorman is socioloog (gepromoveerd in de agrarische ontwikkelingsociologie aan de Wageningen Universiteit) met meer dan 30 jaar werkervaring in ontwikkelingssamenwerking. Hij heeft gewerkt voor de Wereldbank, de Europese Commissie, de Nederlandse overheid, en verschillende VN-organisaties, instellingen voor hoger onderwijs, en adviesbureaus. Door de jaren heen is hij er steeds meer van overtuigd geraakt dat de standaardeconomie, in haar streven de werkelijkheid te representeren in wiskundige modellen, een fundamenteel verkeerde richting is ingeslagen. De foutieve aannames en andere tekortkomingen van met name het ‘competitief evenwichtsmodel’ leiden niet alleen tot foute voorspellingen maar belemmeren ook de aanpak van maatschappelijke problemen. Frans’ boek Crisis, Economics and the Emperor’s Clothes (2012) beschrijft hoe de standaardeconomie is verworden tot een dogmatisch geloof, dat de ontwikkeling van een ecologisch duurzame, sociaal rechtvaardige maatschappij in de weg staat en een uitweg uit de economische crisis blokkeert. Het boek geeft niet alleen richtlijnen voor een nieuwe economische wetenschap maar geeft ook een kader voor een effectieve aanpak van de mondiale milieu- en armoedeproblematiek en een uitweg uit de economische crisis. (Van het boek is ook een korte versie beschikbaar: The Commen Sense Manifesto. Beide titels zijn als gratis pdf te downloaden.)


FransFrans van der Steen
“Een stabiel klimaat, voldoende water en voedsel en biodiversiteit vormen de basis van het menselijk leven. De groeiverslaving en het consumentisme van de huidige geldeconomie ondergraven al die menselijke bestaanscondities in snel tempo. Er is een beschavingsoffensief nodig om van die verslaving af te komen.”
Frans was oprichter en directeur van het Haags DerdeWereld Centrum, woonde en werkte 4 jaar in Honduras en Nicaragua, daarna bij Milieudefensie en Natuur en Milieu en was oprichter en directeur van het Haags Milieucentrum. Hij is (bestuurs)lid van Platform DSE en voorzitter van de VVM-sectie Voedsel&Landbouw. Hij is schatplichtig aan Paolo Freire, E.F. Schumacher, Ivan Illich, André Gorz en Vananda Shiva. “De 21ste eeuw wordt onontkoombaar de eeuw van de duurzaamheid. En hopelijk ook de eeuw van de integraliteit, want de elkaar steeds sneller opvolgende crises kunnen door hun onderlinge verwevenheid alleen aangepakt worden via een samenhangend beleid.” Er is volgens Frans niets radicaals aan de visie van Platform DSE. “Radicaal zijn al die politici en economen die gefixeerd blijven op economische groei in plaats van eerlijker delen en kwaliteit die beide niet worden gemeten in het BBP en dus niet in de groei daarvan.”
Email: fvdsteen@ziggo.nl


EstherEsther Somers
“Economie is te belangrijk om aan economen over te laten.” – Ha-Joon Chang
Esther Somers (1973) is sinds 2006 lid van het Platform DSE, en sinds 2013 voorzitter van de Stichting Duurzame en Solidaire Economie. Zij studeerde Sociale en Politieke Ethiek aan de Universiteit van Tilburg. Na zich een aantal jaren verdiept te hebben in vredesvraagstukken, militaire ethiek en conflictbemiddeling, maakte zij in 2006, geïnspireerd door Bob Goudzwaard, de overstap naar de economie. Onze huidige economie is in sociaal en ecologisch opzicht niet duurzaam en het vasthouden aan het economische groeimodel heeft fatale gevolgen voor de samenleving. Geïnspireerd door het motto van Einstein – “we kunnen een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt” – zoekt zij naar vernieuwende oplossingen voor de bestaande crisis.
In 2013 richtte zij vanuit Platform DSE de Goudzwaard School of Fair and Green Economics op, die zich inzet voor duurzaam economieonderwijs. Vanuit de Goudzwaardschool nam zij in 2014 samen met 20 hoogleraren economie het initiatief tot Rethinking Economics NL, een oproep tot vernieuwing van het economieonderwijs. Esther heeft een ethisch advies- en organisatiebureau en geeft één dag in de week filosofieles aan het Da Vinci college in Dordrecht.
E-mail: esthersomers@platformdse.org


SocratesSocrates Schouten
“Onze huidige economie creëert schaarste waar die er niet is en negeert schaarste die er wel is. Ik span mij graag in om dat recht te zetten.”
Socrates is sinds 2014 lid van het Platform en was enkele jaren de coördinator. Zijn brede belangstelling voor samenleving, duurzaamheid en economie balt samen in zijn fascinatie voor de circulaire economie en de commons. Hij is zelfstandig onderzoeker en werkt deeltijds bij Waag Society. Socrates studeerde Milieuwetenschappen in Leiden en Delft en werkte daarna bij Recycling Netwerk, Qoin en Bureau de Helling (het wetenschappelijk bureau van GroenLinks).
Website en contact: https://socrates.nu/


martijnMartijn Jeroen van der Linden
“Het opnieuw inrichten van geld en kapitaal is een cruciale stap richting een nieuw economisch systeem.”
Martijn Jeroen van der Linden studeerde bedrijfseconomie in Tilburg (2004) en werkte vervolgens vijf jaar in de financiële wereld. Sinds eind 2009 houdt hij zich in verschillende rollen bezig met nieuwe economie. In 2010 werd hij lid van het Platform Duurzame en Solidaire Economie; vanaf 1 september 2011 tot en met 1 februari 2014 was hij onze coördinator. Sindsdien is hij werkzaam op de afdeling Economics of Technology and Innovation van de TU Delft als onderzoeker op het EU-project Creating Economic Space for Social Innovation en als promovendus. Zijn specialisatie is monetaire innovatie en hervorming. Op www.mjvdl.com blogt hij over economie, filosofie en kunst. Hij is tevens bestuurslid van Stichting Ons Geld.
Contact: https://mjvdl.com/contact/


Michiel HobbeltMichielHobbelt
“Geluk is mogelijk zonder veel middelen-intensieve ervaringen. Een duurzaam leven is een dynamisch leven vol met vrienden en familie, persoonlijke ontwikkeling, een bijdrage leveren aan de samenleving, leven met aandacht en beweging.”
Michiel Hobbelt (1979) behaalde een Master Sociale Psychologie aan de UvA. Als masterstage organiseerde Michiel een symposium over Geluk, met als thema levensvoldoening boven economische groei, waar Femke Halsema één van de sprekers was. In zijn masterscriptie onderzocht hij de relatie tussen zelfcontrole en milieuvriendelijk gedrag. Nu organiseert hij evenementen, workshops en cursussen over de relatie tussen duurzaamheid en geluk. Hij is ervan overtuigd dat een duurzame samenleving alleen mogelijk is wanneer we onze techniek aanpassen én ons gedrag veranderen. Om mensen te motiveren hun gedrag duurzamer te maken, wil hij het bewustzijn van mensen vergroten dat een duurzame samenleving een gelukkige samenleving is. Meer info: www.duurzaamgeluk.com.
Email: michiel.hobbelt@platformdse.org


GreetjeGreetje Witte-Rang
“We zouden allemaal wat materialistischer moeten worden: werkelijk met zorg en liefde omgaan met de dingen om ons heen.”
Greetje (1954) trad toe tot het Platform DSE vanuit de vredesbeweging, om aandacht te vragen voor de relatie tussen economie en geweld. In dat kader organiseerde ze (samen met anderen) enkele bijeenkomsten over die thematiek, waarvan teksten op de site van het Platform staan. Greetje is theoloog, en promoveerde in 2008 op een studie naar het werk en leven van de econoom Harry de Lange (de man die samen met Bob Goudzwaard de ‘economie van het genoeg’ uitwerkte). Ze werkte bijna 25 jaar bij Oikos in Utrecht en is nu actief als zelfstandig onderzoeker. Daarnaast is ze betrokken bij het werk van Kerk en Vrede en de landelijke Raad van Kerken. Aandacht voor de rol van de economie is een rode draad in al haar werkzaamheden.


KoenKoen Vredebregt
“Uiteindelijk gaat het erom dat iedereen lang en gelukkig wil leven. We kunnen onze economie daarop inrichten met de Happy Planet Index en circulaire economie.”
Koen is ambtenaar en gelukseconoom. Hij heeft economie gestudeerd aan de Erasmus Universiteit. In 2008 behaalde hij de masters Economics of Markets, Organizations and Policy en International Economics and Business Studies. Hij werkt als projectleider bij Xplorelab, de creatieve denktank van provincie Zuid-Holland. Zijn werk is gericht op het doorbreken van patronen. Hij doorbreekt ook patronen om een duurzame en solidaire economie te realiseren. In plaats van de focus op economische groei pleit hij voor een focus op lang, gelukkig en duurzaam leven; de Happy Planet Index. Hij is initiatiefnemer en mede-oprichter van het Happy Planet Platform.
Email: koen.vredebregt@platformdse.org


maartenMaarten Nijman
“Wat zou je doen als je er achter kwam dat een economie die past binnen de ecologische voetafdruk aantrekkelijker is dan de economie die we nu hebben?”
Maarten (1971) is sinds 2012 lid van het Plaform. Hij studeerde in 1996 af in de Sociaal Wetenschappenlijke Informatica op heuristieken en biases; vervormingen in ons menselijk redeneren. Ook in onze economie is ons denken zwaar vervormd door “hoe we denken dat het moet”. Daarom is Maarten voorstander van een aantrekkelijk alternatief en is hij ook trekker van het Transition Towns initiatief in zijn woonplaats. Na een carrière van bijna 15 jaar in Finance en Banking heeft Maarten in 2010 zijn baan opgezegd. Nu adviseert en doceert hij de Lean Six Sigma verbetermethode (als Master Black Belt), waarbij het continu verbeteren en verminderen van verspilling aansluit bij zijn idealen.
Email: maarten.nijman@pureandlean.com


antonieAntonie Fountain
“De mensen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de wereld kunnen veranderen, zijn ook de mensen die dat doen.” – Jack Kerouac
Antonie (1978) is mensenrechtenactivist, spreker, en publicist over onderwerpen zoals duurzaamheid, mensenrechten, vluchtelingen, sociale gerechtigheid, macro-economie, en theologie. Hij was jarenlang directeur van STOP THE TRAFFIK Nederland. Ook is hij nauw betrokken geweest bij de Vluchtkerk als lobbyist. In een vroeger leven was hij zanger/gitarist van rock band Little Things That Kill. Samen met zijn vrouw en kinderen woont hij in een kleine commune in het midden van het land.


egbertEgbert Tellegen
Egbert Tellegen (Brielle, 1937) studeerde van 1955 tot 1962 sociologie aan de Universiteit Utrecht, waar hij in 1968 promoveerde op het proefschrift ‘De sociologie in het werk van Max Weber’. Vanaf eind 1963 was hij voor een dag per week werkzaam bij de afdeling sociale psychiatrie in de psychiatrische universiteitskliniek van de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1964 tot 1976 was hij verbonden aan de faculteit der sociale wetenschappen van de UvA. Tijdens een gastdocentschap aan New York University in 1970 raakte hij geïnteresseerd in de milieuproblematiek. Van 1973 tot 1976 was hij voorzitter van Milieudefensie en vanaf 1976 coördinator en later hoogleraar bij de Interfacultaire Vakgroep Milieukunde van de UvA. Na zich in de avonduren enige kennis van de Russische taal te hebben eigen gemaakt specialiseerde hij zich in milieuvraagstukken in Oost Europa en de Sovjet Unie. Na zijn pensionering op 61 jarige leeftijd was hij nog vijftien jaar onbetaald werkzaam bij het Oost Europa Instituut van de UvA, twee instituten van de VU en, van 2006 tot 2013, bij de studierichting milieuwetenschappen van de Universiteit Utrecht. Sinds december werkt hij als parttime vrijwilliger bij Milieudefensie met als studieonderwerp ‘Geld en milieu’.


Dick BiestaDick Biesta
“Vooral de rijke landen kunnen en moeten hun (energie-)consumptie verminderen en veranderen om een houdbare economie voor iedereen wereldwijd mogelijk te maken.”
Dick is sinds 2012 lid van het platform. Hij is afgestudeerd Werktuigbouwkundige in Delft. Na zijn afstuderen heeft hij twee jaar via SNV gewerkt in Kenia. Daarna heeft hij in de elektriciteitsproductiesector gewerkt bij het GEB Rotterdam en na de privatisering bij EZH en E.ON. Als lid van de werkgroep Missie & Ontwikkeling is hij sinds 1999 contactpersoon voor het Rubaga Students Centre in Jinja in Oeganda. Na zijn pensionering is hij zich gaan verdiepen in het klimaat en van daaruit in een duurzame economie. Ook is hij actief in het Energie Collectief Capelle, dat in haar gemeente duurzame energie(-besparing ) wil bevorderen.


Overige leden van het platform:

* Hees – Ted van
* Hogenhuis – Christiaan
* Hudig – Kees
* Rijnhout – Leida
* Staps – Sjef
* Vliet – Peter van

Adviseurs van Platform DSE:
* Bob Goudzwaard
* Hans Opschoor
* Lou Keune

Contact
Voor zover in de persoonlijke cv’s geen contactadres is opgenomen kunt u zich altijd wenden tot de kerngroep via het adres: info@platformdse.org.

Wie zijn wij Meer lezen »

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie.

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie.

1. Een veranderend veiligheidsbeleid.

De politieke en veiligheidssituatie in de wereld is in de vorige eeuw ingrijpend veranderd.
De vroegere Sovjet Unie hield op te bestaan, het IJzeren Gordijn verdween, optimisme vergezelde ons binnentreden in een nieuwe periode van hernieuwde hoop op vrede en stabiliteit.
Dit optimisme is sedertdien verdampt. Vele nieuwe soorten politieke, religieuze en etnische gewapende conflicten zijn losgebarsten en aan de grenzen van de Europese regio (bijvoorbeeld Bosnië, Kosovo, Tsjetsjenië, Georgië), op andere continenten (bijvoorbeeld Rwanda, Congo, Darfur)  of (en wel?) vanuit onverholen Westerse belangen (bijvoorbeeld Irak en Afghanistan).
Tegelijkertijd zouden hernieuwde spanningen tussen Rusland en ‘westerse’ geallieerden zelfs een nieuwe wapenwedloop en een nieuw soort Koude Oorlog kunnen oproepen…
Hoe ter wereld zijn we hier beland?

Toen het ijzeren gordijn in 1989 werd opgerold, werd de NAVO beroofd van zijn vijanden. Vroegere Oost- en Centraal-Europese staten werden zelfs lid van de NAVO en zodoende werd het steeds onduidelijker waar dat ‘voorwaartse’ gelokaliseerd moest worden en waar de vijand eigenlijk was… De NAVO kreeg een soort identiteitscrisis. Dit resulteerde in een nieuwe veiligheidsstrategie, die tegen 1991 ontwikkeld werd.
Verrassend genoeg hief de NAVO zichzelf niet op, alhoewel dat een logische respons op het einde van de Warschau Verbondsorganisatie zou zijn geweest.
Toen  de zogeheten ‘koude oorlog’ eindigde werd de ontwikkeling van samenwerking tussen voormalige tegenstanders, tussen Oost- en West-Europese staten gestimuleerd. Intussen echter bood de NAVO Centraal- en Oost-Europese volkeren snel een lidmaat- of partnerschap aan, waardoor haar invloedssfeer tot ver in Eurazië werd uitgebreid.
Gedurende dezelfde periode bouwde ook de Europese Unie haar instrumenten uit om gezamenlijk buitenlands beleid te voeren. Ook dit ging recent vergezeld van een militaire component, die van de lidstaten vergde hun militaire capaciteiten te versterken. Tegelijkertijd liet de EU  toe, dat de vroegere Oost- en Centraal-Europese staten sneller in de militaire alliantie werden geïntegreerd dan in de politieke unie. Op deze wijze werd echter de samenwerking tussen Oost en West in belangrijke mate gemilitariseerd.
Meer recent zien we dat zowel de EU als de NAVO openlijk verklaren, dat zij bereid  zijn de Europese behoeften in termen van hulpbronnen, energie en grondstoffen – met inbegrip van de aanvoerroutes – te verdedigen, zonodig met militaire middelen. Hier raken we dus aan het eigenlijke onderwerp van vandaag. Een nieuw begrip deed zijn intrede: ‘energieveiligheid’.

Inmiddels mag de tweedeling van de Koude Oorlog  –grotendeels- verdwenen zijn,s, maar we leven nog steeds in een verdeeld Europa…
Ver van het ‘Gemeenschappelijk Europees Huis’ zoals Michail Gorbatsjov het eind jaren tachtig, begin negentiger noemde….
Over welk Europa hebben we het namelijk? Hoort Rusland daar ook bij?
Hebben we het over het Europa van de Europese Unie, het Europa van de West Europese Unie, het Europa van de NAVO, het Europa van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, het Europa van de Raad van Europa – om maar een paar Europese gestalten te noemen?

2. Veiligheid of vrede: markteconomie of duurzame ontwikkeling.

Het huidige dominante economische model is noch rechtvaardig, noch duurzaam. Het betrekt onze landen in een wereldwijd technologische gestuurd systeem waarin macht verschoven is naar onpersoonlijke wereldmarkten, internationale financiële instituties en transnationale corporaties. Het vergroot de al bestaande ongelijkheid tussen en binnen volkeren en zelfs continenten. Het zou kunnen worden beschouwd als een nieuwe vorm van dominantie die – in zekere zin – 500 jaar van kolonialisme voortzet.
Als Europese burgers gebruiken wij meer dan twee keer de natuurlijke hulpbronnen waarin onze eigen regio kan voorzien! Bij een gelijkwaardig gebruik van natuurlijke hulpbronnen wereldwijd zou elke inwoner van deze aarde over ongeveer 2 hectaren land kunnen beschikken. Dit is de basale ‘ecologische voetafdruk’ beschikbaar voor iedereen.  Maar, momenteel verbruikt de Verenigde Staten 10 hectaren per persoon, Zweden 7, Frankrijk 6, Nederland en Duitsland 5 en Polen 4. Terwijl de bevolking van de Europese Unie maar 7% van de wereldbevolking uitmaakt gebruiken we meer dan 17% van de wereldwijd beschikbare natuurlijke hulpbronnen!
Daar dit systeem door onszelf ontwikkeld is kan het niet alleen, maar moet het ook door onszelf hervormd worden! Grote spelers in die globale markt vallen nu buiten de controle van individuele overheden. Transnationale maatschappijen zouden moeten worden gecontroleerd door mondiale instituties om de negatieve aspecten in termen van minimum lonen, sociale en milieukosten tegen te kunnen gaan. De hervorming van de Verenigde Naties zou mede op dat doel gericht moeten zijn. Instituties zoals de Wereld Handels Organisatie (WTO), de Internationale Arbeids Organisatie (ILO), het Verenigde Naties Programma voor Ontwikkeling (UNDP), de Wereldbank (WB) en het Verenigde Naties Programma voor Milieu (UNEP) zouden hierbij een nadrukkelijke rol moeten spelen in de naaste toekomst.
De internationale economische architectuur is dringend aan hervorming toe! Meer toezicht door internationale instituties waardoor de sociale- en milieudimensie volledig geïntegreerd worden in economisch beleid is nodig op nationaal, internationaal en globaal niveau. Hiertoe dienen –onder meer- nieuwe belastinginstrumenten ontwikkeld te worden, bijvoorbeeld op geldoverdrachten (ook wel genoemd de ‘Tobin Tax’) en op goed uitgevoerde kooldioxide (CO-2) belasting in internationaal verband. Dit zou ertoe bij kunnen dragen de sociaal-economische en milieu onevenwichtigheden op mondiaal niveau te bestrijden.

Realiseren we ons voldoende dat de prijs van ruwe grondstoffen voor de industrie, zoals fossiele brandstoffen, metaalhoudende mineralen en dergelijke, in de afgelopen jaren tot historische hoogte zijn gestegen?
We praten hier over nikkel, koper, chroom, vanadium, titanium, magnesium, platina enzovoorts….Deze worden overal in mijnen intensief ‘geoogst’….en ze zijn alle ‘niet vervangbaar’ (non renewables)! De prijs van koper was al tot recordhoogte gestegen in 2008, maar in de afgelopen twee jaar verdubbelde de prijs zich nog eens!
In 2010 werden vijf keer zoveel mijn- en grondstoffenbedrijven beursgenoteerde bedrijven als het jaar daarvoor. Bovendien kwam de prijs van veel metalen op een recordhoogte.  De London Metal Exchange, een samengestelde index waarin de prijs van onder meer koper en nikkel is verwerkt, steeg in twee jaar tijd met meer dan 200 procent.

Tegelijkertijd is de wrange realiteit dat sommige landen en particuliere bedrijven wel varen bij al de gewapende conflictsituaties wereldwijd. Niet alleen geven we op mondiaal niveau grote bedragen uit aan militaire inspanningen, waar sommige gespecialiseerde bedrijven een enorme omzet mee maken, maar er gaat ook veel geld om inde wapenhandel.
In 2009 werd naar schatting ruim 1500 miljard dollar “geïnvesteerd”in militaire uitgaven. Er zijn geen cijfers beschikbaar wat dit betekent voor het beslag dat dit alles legt op schaarser wordende grond- en brandstoffen. De internationale wapenhandel zet bij elkaar tussen de 40 en 60 miljard dollar per jaar om. In dit cijfer zijn alleen de zogeheten “legale” wapenverkopen tussen landen onderling verwerkt, dus nog niet de illegale handel en de verkopen in eigen land,. Als verkopen in eigen land worden meegerekend komt het totaal aan
wapenverkopen wereldwijd op meer dan 300 miljard dollar per jaar!
Ook particuliere, commerciële bedrijven profiteren van gewapende conflicten.
Zoals bedrijven die militaire voertuigen bouwen die  ‘bermbomresistent’ zijn, de vraag hiernaar steeg in één jaar tijd met maar liefst meer dan 900%.
De honderd grootste defensieconcerns zagen hun gezamenlijke omzet in 2009 met meer dan 10% stijgen tot meer dan 350 miljard dollar. Dat is meer dan in hetzelfde jaar wereldwijd aan ontwikkelingssamenwerking werd uitgegeven!
Een Brits bedrijf (BAE) stootte in 2008 het Amerikaanse Boeing van de troon als de grootste in de defensie-industrie. Het Amerikaanse Lockheed Martin staat vervolgens op de derde plaats.
Nederland telt tenminste 250 bedrijven die op de ‘defensie- en veiligheidsmarkt’ actief zijn, met een gezamenlijke omzet van ca. 3 miljard.
Nederland stond negende, maar staat inmiddels op de zesde plaats op de wereldranglijst als wapenexporteur. In 2009 werden door Nederland vergunningen afgegeven voor wapenexporten ter waarde van meer dan 1 miljard Euro. Deels zijn dat gespecialiseerde onderdelen voor elders geproduceerde wapens, deels ook de verkoop van afgeschreven militair materieel door het Ministerie van Defensie. Zo wordt in verscheidene landen gevlogen met oude Nederlandse F-16 vliegtuigen, onder meer in Chili en bestaat de Chileense marinevloot voor een groot deel uit oude Nederlandse schepen. Daar er spanningen zijn tussen Chili en andere Zuid-Amerikaanse landen zien de buurlanden Peru en Ecuador dat
als een bedreiging en resulteert dit dus weer in een regionale wapen wedloop.
Stel je eens voor dat deze immense bedragen in rechtvaardige en duurzame ontwikkeling op deze aardbol zouden worden gestoken?

Zijn we ons bewust dat- verborgen op de achtergrond- in de meeste gebieden getroffen door oorlog en gewapende conflicten vandaag de dag die intensieve competitie rond grondstoffen en energie een belangrijke en conflictbevorderende rol speelt?
Rusland is nu de grootste producent van nikkel, dat een onontbeerlijk bestanddeel is van roestvrij staal. Rusland produceert ook de halve behoefte aan titanium van Boeing voor het bouwen van vliegtuigen. Het is nu ook nog de grootste producent van aluminium geworden. En dan heb ik het nog niet over de olie- en gasreserves gehad. Een machtige positie die afhankelijkheden schept…..
Een ander voorbeeld. Onlangs gaf China aan de export van zeldzame aardmetalen (bijvoorbeeld cerium, dysprosium, erbium, lanthanium, neodymium, terbium, yttrium, zirconium) met tenminste 35% te willen beperken in het kader van een scherper milieubeleid in eigen land. Sinds die aankondiging is de prijs van sommige van deze metalen verzevenvoudigd.
China is echter wereldwijd goed voor ruim 90% van de winning van deze metalen!
En daarvan is juist moderne technologie in computers, telefoons, maar ook van windmolens en de batterijen van hybride auto’s afhankelijk! De katalysator in vele auto’s gebruikt cerium, zirconium of lanthanium. Sensoren hebben yttrium nodig. Neodymium wordt gebruikt voor magneten in bijvoorbeeld koptelefoons en kruisraketten. Lange afstand glasvezel transport kabels worden ontwikkeld met behulp van erbium.
Tot dusverre – mede dankzij lage lonen- wist China de oprijzen van dergelijke aardmetalen laag te houden. Hierdoor was het winnen van deze grondstoffen in andere landen waar ze voorkomen (Canada, de VS, Rusland, Zuid Afrika) niet echt lucratief. De schaarste en hogere prijzen zullen ertoe leiden dat deze grondstoffen in andere landen wel gewonnen zullen worden en vervolgens daar weer resulteren in milieuproblemen..
Anderzijds zou deze ontwikkeling het hergebruik van deze grondstoffen kunnen stimuleren.

Er is ook een sluimerend conflict tussen China en Japan over gasvelden op de maritieme grens tussen beide landen. Beide landen maken aanspraken op een gasveld dat door de Chinezen het Xihu en door de Japanners het Okinawa veld wordt genoemd. Het gaat om een groot gasveld, waar bovendien ook olie te vinden is: het zou even groot zijn als één vijfde van alle olie- en gasvoorraden tot dusverre in China gevonden. Gesprekken om het samen te ontginnen zijn vastgelopen. Beide landen denken het internationaal recht aan hun zijde te hebben.

China heeft in eigen beheer uiterst moderne straaljagers ontwikkeld – de J en de Hawk.
Deze worden al geëxporteerd naar bijvoorbeeld Zimbabwe, Venezuela, Pakistan . Gabon en Egypte hebben ook belangstelling. China heeft ook  raketten ontwikkeld –de Dongfeng- die een bereik hebben tot diep in Azië. Veel van die raketten staan op Taiwan gericht. Taiwan vroeg daarop de VS om meer straaljagers en onderzeeboten te leveren. De Chinese marine is inmiddels de grootste in de regio, met meer dan 60 onderzeeboten en ruim 80 snelle en wendbare patrouilleschepen, binnenkort wordt het eerste vliegdekschip operationeel.
China wil daarmee de Chinese olievoorziening via de Indische oceaan veiligstellen: China importeert bijvoorbeeld de helft van zijn oliebehoefte uit Saoedi-Arabië. In reactie hierop versterkt de VS de twee vlootbases in Japan op nog geen 500  kilometer van de Chinese kust. Een motivatie dit te doen is ook voor de VS dat dit bijdraagt tot het veiligstellen van de aanvoerroutes van energie.

Op mondiaal niveau resulteert deze ontwikkeling in het versterken van de zeestrijdkrachten door onder meer de VS, het Verenigd Koninkrijk, India, China en Australië. Ook hierbij is de motivatie de beveiliging van de scheepstransportroutes voor energie en grondstoffen, bijvoorbeeld vanuit Azië en het Midden-Oosten over de Stille- en de Indische Oceaan, vooral rondom Afrika. Recent hebben de activiteiten van Somalische piraten een nog nooit vertoonde alliantie van marineschepen veroorzaakt om de veilige doortocht voor bijvoorbeeld olietankers te bewerkstelligen: er zijn Amerikaanse, Russische, Britse, Nederlandse, Franse, Indiase, Japanse en zelfs Chinese schepen bij betrokken!
Een andere indicator voor deze ontwikkeling is het feit dat terwijl de VS nu 11 vliegdekschepen heeft, er twee nieuwe besteld zijn, het Verenigd Koninkrijk heeft er 3 en bestelde er twee meer, India heeft er 1 en heeft er twee besteld, Frankrijk heeft er 1 en heeft er nog één besteld, Spanje heeft er 1 en bestelde er één meer en zelfs Brazilië heeft er 1.

In centraal Afrika zijn meer dan zeven regeringen betrokken geraakt bij de gewapende strijd in Kongo en Zaïre in een gebied dat rijk is aan verschillende ertshoudende mineralen en ook goud en diamanten.
In het geval van het Midden Oosten speelt overduidelijk de aanwezigheid van olie een belangrijke rol. Bij de Koreaanse oorlog waren weinig mensen er zich van bewust dat het schiereiland  waar deze landen liggen nog de grootste reserves aan tin herbergt. En…weet je waarom de Israëlische staat  wanhopig vasthoudt aan de Golan Hoogte? Omdat onder dat plateau de grootste drinkwaterreserves in die regio liggen!
Voorspeld wordt dat miljoenen mensen deze eeuw met grote moeite drinkwater voor zichzelf zullen kunnen bemachtigen! Dit wordt alleen maar verergerd door de klimaatsverandering.
Nu al is in grote delen van Afrika geen voedselproductie meer mogelijk door erosie, droogte en verwoestijning.

Deze ontwikkelingen zouden onze aandacht moeten richten op de ernstige behoefte aan veiligheid voor allen, in plaats van onszelf, of met andere woorden op de behoefte aan werkelijke duurzame ontwikkeling voor allen en alles ( de schepping)!
En dus, omdat deze wereldwijde strijd om grondstoffen veelal de oorzaak is van gewapende conflicten en oorlogen, dienen we nog actiever deel te nemen aan de strijd voor rechtvaardige verdeling van kooldioxide-uitstootrechten, een gelijkwaardige toegang tot natuurlijke hulpbronnen en het inzetten van duurzame vormen van energie!
Dit zijn de uitdagingen voor de ontwikkelings-, de milieu- en de vredesbeweging in de 21-ste eeuw! Het ondersteunen van de totstandkoming van duurzame ontwikkeling, het ontwikkelen van effectieve instrumenten voor een rechtvaardig delen van hulpbronnen en het doen ontstaan van een wereldwijd bestuursstelsel als middel om gewapende conflicten en oorlogen te voorkomen. Dit zou onze preventieve oorlog moeten zijn: tegen nood, ongelijkheid en armoede!

Onderontwikkeling is namelijk een serieus veiligheidsrisico geworden. Dit heeft geleidelijk geleid tot het erkennen van de nauwe relatie tussen ontwikkeling en veiligheid. Dit kan echter ook in het nadeel van de volkeren in de zogeheten derde wereld uitpakken. Als prioriteiten worden gebaseerd op ‘noordelijke’ percepties van veiligheid kunnen zowel de plaats als de focus van ontwikkelingssamenwerking gaan verschuiven van de allerarmsten naar diegenen die we beschouwen als ‘vrienden’ en ons een ‘cirkel van veiligheid’ kunnen bieden voor EU en de VS of zelfs naar diegenen die een bedreiging van de veiligheid in Europa ongedaan kunnen maken, hetgeen zelfs een directe prikkel tot gewelddadig handelen met zich mee kan brengen. Geen van beide is goed.
Indien zorgvuldig toegepast is de convergentie van de benaderingen van ontwikkeling en veiligheid echter een goede zaak. Uiteindelijk is het bereiken van het ene noodzakelijk voor het bereiken van het andere.

Gelet op bovenstaande is de manier om gewapende conflicten en oorlog te voorkomen uiteindelijk het werken aan duurzame ontwikkeling voor allen,. het ontwikkelen van effectieve instrumenten om de natuurlijke hulpbronnen van deze wereld rechtvaardig te delen en het ontwikkelen van een doelmatig systeem van mondiaal bestuur.

3. De Europese Gemeenschap moet zichzelf opnieuw uitvinden: naar een  nieuwe EEG.

Rusland en zijn bondgenoten zien met lede ogen aan dat de Verenigde Staten via de NAVO en –in mindere mate-  de EU hun grondgebied omsingelen, het als het ware in de tang nemen. De reactie is dat Rusland met een aantal buurlanden een soort alternatief, een spiegelbeeld van de EU aan het ontwikkelen is: het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). Dit werd opgetuigd met een Economisch Hof, een verdrag en een commissie voor de Mensenrechten e.d. – heel herkenbaar nietwaar?
Net als bij de EU gaat dit echter niet zonder interne spanningen en belangentegenstellingen. Zo is er door de Russische nabuurlanden Oekraïne, Georgië, Moldavië en Azerbeidzjan een eigen samenwerkingverband opgericht dat meer openstaat voor aansluiting bij het “oude Europa”, terwijl tegelijkertijd Rusland en Wit Rusland nauwe samenwerking aangingen met Kazakstan….
Bij dit alles speelt de energiepolitiek een centrale rol. We hebben al verschillende keren gezien dat Rusland de “energie-kaart’ uitspeelt als het beleid van buurlanden niet bevalt. En recent werd die energiekaart zelfs ingezet door Oekraïne goedkope gasleveranties te garanderen in ruil voor het gebruik van de havens aan de Zwarte Zee voor het stationeren van de Russische vloot. Verschillende keren werd, vooral gedurende de winterperiode, de kwetsbaarheid van  Europese staten door de afhankelijkheid van aardgas uit Rusland gedemonstreerd. De gespannen verhouding tussen Litouwen en Rusland leidde er bijvoorbeeld in 2010 toe dat de gasprijs door de Russen werd verhoogd tot één vijfde meer dan de gemiddelde prijs die in Europa wordt betaald…
Om aan deze “energetische wurggreep” te ontsnappen hebben een aantal Europese landen dan ook plannen om (meer) nieuwe kerncentrales te bouwen: Finland, Estland, Letland, Litouwen, Wit-Rusland en Polen bijvoorbeeld. Overigens worden  deze plannen ook ingegeven doordat in het kader van het klimaatbeleid de Europese stroomsector mogelijk vanaf 2013 zal moeten betalen voor de uitstoot van broeikasgassen, waardoor elektriciteit opgewekt met gas of andere fossiele brandstoffen duurder zal worden. Estland, letland en Litouwen plannen een gezamenlijke kerncentrale in het Litouwse Visaginas. Ze hoopten dat Polen daarin ook zou deelnemen, maar de Russen bouwen een kerncentrale in de tussen Polen en de Baltische staten ingeklemde Russische enclave Kaliningrad  en bieden Polen aan hierin te participeren…

In 2007 verbruikte de EU bijna 500 miljard kubieke meter gas. Hiervan is ongeveer 40% afkomstig van eigen Europese voorraden die snel op beginnen te raken. De voorspelling is dat tegen 2020 er ruim 30% minder eigen gasproductie zal zijn dan in 2007. Tegelijkertijd wordt verwacht dat de vraag naar aardgas in diezelfde periode met ongeveer 20% zal toenemen. Dat betekent dat we op zoek moeten naar leveranciers buiten de EU. En dat terwijl we nu al ruim 60% van de behoefte aan gas importeren!
Ruim 80% van het geïmporteerde gas komt nu uit met name drie landen: Noorwegen, Algerije en Rusland. Daarvan neemt alleen Rusland thans meer dan 40% voor zijn rekening.
Zelfs het Europese duurzaamheidbeleid draagt –wonderlijk genoeg- bij tot het toenemende belang van aardgas als energiedrager. De EU streeft ernaar om 20% minder CO-2 uit te stoten in 2020. Dit om twee redenen. Ten eerste omdat gasgestookte elektriciteitscentrales verhoudingsgewijs minder CO-2 uitstoten dan kolen- of oliegestookte. En ten tweede omdat ze flexibeler zijn uit te schakelen en in te schakelen, zodat duurzame vormen van energie (zon, water, wind, aardwarmte) opgewekte elektriciteit makkelijker in het net te voeren is..  

De lidstaten van de Europese Unie in hun honger naar energie proberen dus de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen door onder meer een gigantische pijpleiding te plannen die gas uit Turkmenistan via Turkije naar Europa kan laten stromen,de zogenoemde Nabucco pijplijn…En verder zelfs plannen om een pijplijn dwars door de Sahara, de Trans Sahara pijplijn, aan te leggen waardoor gas uit Nigeria naar Europa kan stromen!
Naar de plannen deze pijplijnen aan te leggen werd door de Quaker Council for European Affairs onderzoek verricht.
De  Nabucco pijplijn zou  3300  kilometer lang worden, beginnend in Turkmenistan, doorkruist Turkije, Bulgarije, Roemenië en Hongarije en sluit aan op het Europese net in Oostenrijk. Zij zou goed zijn voor zo’n 50 miljard kubieke meter gas per jaar, hetgeen neerkomt op ongeveer 5% van de huidige consumptie. Aanlegkosten alleen al worden geschat op bijna 8 miljard Euro. Voorstudies werden in een eerder stadium al gefinancierd door de EU. En dan hebben we het nog niet over de kosten van onderhoud en beveiliging: het gaat hier toch over ‘energie veiligheid’, nietwaar?
De Trans Sahara pijplijn zou zelfs 4300  kilometer lang worden, beginnend in Zuid-Nigeria, doorkruist Noord-Nigeria, Niger en Algerije en sluit aan op het Europese in Frankrijk net via een pijplijn door de Middellandse Zee. Deze pijplijn zou goed zijn voor zo’n 30 miljard kubieke meter gas per jaar. Aanlegkosten worden geschat op een slordige 12 miljard Euro.
Het is een plan ontwikkeld door de Afrikaanse Unie. De pijplijn zou niet alleen gas leveren aan Europa, maar ook aan Noord Nigeria en Niger, zelf arm aan energiedragers.
Naast de EU heeft ook het Russische Gazprom interesse voor deelname getoond.
De EU heeft Nigeria al een fors bedrag geleend onder meer ter financiering van de plankosten. Het Franse Total heeft ook interesse en financiële steun toegezegd.
En in dit geval geldt nog sterken: hoe zit het met de beveiliging? Er is al jarenlang een verzetsbeweging in de olie- eng asrijke delta van Zuid Nigeria waartegen militair opgetreden wordt. Niger kampt al jaren met een verzetsbeweging onder het woestijnvolk van de Toeareg.
In Algerije in een Al Quaida-achtige terreurbeweging actief. Permanente beveiliging van de pijplijn lijkt dus noodzakelijk!
De vraag bij dit alles is natuurlijk: is dit werkelijk nodig?
We kunnen het geld dat geïnvesteerd moet worden maar één keer uitgeven… Kunnen we dat niet betere besteden, bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een ander energie- en veiligheidsbeleid?

Eerder hebben we aangegeven dat het concept veiligheid – met name door de NAVO- gaandeweg werd gemilitariseerd.
De Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en – in beginsel  ook de Europese Unie – benaderden veiligheid echter van oudsher vanuit een veel breder perspectief, zodat vredesopbouw, het respecteren en ontwikkelen van mensenrechten, het stimuleren van democratische processen en het rechtvaardig delen van natuurlijke hulpbronnen daarvan integraal deel uitmaakten.
Een mogelijk alternatief voor deze ontwikkeling is daarom nog steeds het oorspronkelijke model van de VN, EU en de OVSE: samenwerking om gedeelde veiligheid, gedeelde verantwoordelijkheid en gedeelde hulpbronnen te ontwikkelen. Een alternatief dat niet alleen vrede op aarde, maar ook vrede met de aarde wil ontwikkelen, zoals de Wereldraad van Kerken het noemt in een onlangs gepubliceerde verklaring over rechtvaardige vrede.

Daartoe is het noodzakelijk de oude stereotypen geassocieerd met de verouderde militaire en politieke blokken te overstijgen. De Europese Gemeenschap zou zichzelf opnieuw moeten uitvinden.

Recent dringt Rusland er op aan dat er meer samenwerking gezocht zou moeten worden bij het oppakken van de grote uitdagingen van deze tijd: energieschaarste, klimaatverandering, vrede en veiligheid.
Rusland is daarbij wellicht ook bereid tot nieuwe vormen van samenwerking gebaseerd op de OVSE en het verdrag van Helsinki uit 1975. Het oude Europa wordt hierbij uitgedaagd minder aan de leiband van de Verenigde Staten te lopen….
In een interview met een Duitse krant stelde Poetin onlangs zelfs voor om een ‘harmonieuze economische gemeenschap die zich uitstrekt van Lissabon tot Vladivostok’ te ontwikkelen.
Hij sprak in dit verband van een ‘vrijhandelszone of zelfs verdergaande economische integratie’. Deze recente visie in overduidelijk ingegeven door de recente wereldwijde economische crisis, waardoor men ook in Rusland begint te beseffen dat het met een autarkisch nationalisme het niet redt. Poetin zie daarover dat de mondiale crisis heeft aangetoond dat zwoel Rusland als de EU economisch kwetsbaar zijn. Verdere vervlechting van de EU met de buren is noodzakelijk voor de toekomst, vooral met de naaste buren,  Turkije en Rusland.

Als de Europese Gemeenschap zich werkelijk weer opnieuw zou willen uitvinden, kunnen we teruggrijpen op het oorspronkelijke concept van de Europese Kolen en Staal Gemeenschap uit de ’50-er jaren, die destijds hielp om te voorkomen die grondstoffen werden gemonopoliseerd en (opnieuw) ingezet als instrument bij een gewapend conflict.
In plaats van allerlei bilaterale samenwerkingsvormen op energiegebied zouden we gezamenlijk de EEG een nieuwe inhoud kunnen geven door met het GOS en haar nabuurlanden en zelfs alle ‘stans’ (Turkmenistan, Uzbekistan, Kazakstan-, Kyrgystan-, Tajikstan en Azerbeidzjan) een nieuw multilateraal samenwerkingsverband te beginnen: een Euraziatische Energie Gemeenschap  (EEG!). Dit kan voor de EU én Rusland en hun bondgenoten een eigentijdse  Gas en Olie Gemeenschap vormen, lessen trekkend uit herhaalde conflicten over aardgas in de afgelopen jaren.

Als we in dat verband dan de geroemde ‘soft power’ van de EU inzetten om de vrijheid, democratische-  en mensenrechten tot hoeksteen van het beleid in een steeds grote wordende politiek unie te maken, kan het proces dat zich in het Oude Europa voltrok zich op grotere schaal herhalen.

In mijn toekomstbeeld kan deze ontwikkeling zelfs de weg banen voor Rusland en sommige van haar bondgenoten om vervolgens lid te worden van een inmiddels gemoderniseerde EU! Dan kunnen we eindelijk ook de twee Europese parlementen die zij aan zij opereren (dat van de EU en de Raad van Europa) integreren.
Nauwere samenwerking met de nog bestaande Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa kan het opheffen van de NAVO inluiden. In die nieuwe situatie is er geen plek meer voor de NAVO, net zo min als voor de Warschau Verdragsorganisatie, aangezien de meeste Oost- en Centraal-Europese landen, met inbegrip van Rusland, nu deel uitmaken van de vernieuwde politieke Unie.
Eindelijk het Gemeenschappelijk Europese Huis!

Het hierboven geschetste perspectief zal de internationale verhoudingen  transformeren en een totaal andere veiligheidsarchitectuur voor de (breed gedefinieerde) Europese regio opleveren.
Eén die meer uitgaat van verzoening tussen Oost- en West-Europa, onderlinge democratische controle door lidstaten, het volgen van elkaars status in termen van mensenrechten, het ontwikkelen van effectieve verificatie instrumenten hiertoe en het elkaar ondersteunen met wederzijdse economische steun. Zodoende de vrede bouwend in een steeds groter wordende ‘Eur-Aziatische ruimte’, een proces dat al in werking werd gezet door bijvoorbeeld de EU, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in de tweede helft van de twintigste eeuw en de eerste decade van de eenentwintigste eeuw.
Een nieuwe internationale veiligheidsarchitectuur voor Europa moet worden ontwikkeld door de bestaande veiligheids arrangementen en instituties te transformeren. In dit verband moet de samenwerking tussen verschillende relevante actoren worden versterkt en herzien. In onze visie kan de – in vergelijking tot de NAVO – jonge en veelbelovende Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa – die haar 34-ste verjaardag viert in 2009 en een veel bredere benadering kent van veiligheid. Een benadering die de mensenrechten dimensie, economische samenwerking, milieu, cultuur en democratie mede insluit. Deze OVSE zou heel goed de kern kunnen zijn voor  een alternatief instrument om een nieuw tijdperk in de Europese stabiliteit en veiligheid in te luiden.

Door intensievere samenwerking kunnen we de schaarser wordende fossiele energiebronnen efficiënter en spaarzamer benutten en tegelijkertijd gezamenlijk zoeken naar alternatieven, samen de dreigende klimaatverandering tegengaan en werken aan duurzaamheid.

Tegelijkertijd zal dit ons in staat stellen om tot een drastische verlaging van de vroegere defensiebudgetten over te gaan, hetgeen fondsen vrijmaakt om de eerder genoemde ‘oorlog tegen armoede’ aan te gaan en de Millennium doelen van de VN  te halen om zodoende effectief  gewapende conflicten zowel aan de grenzen van Europa als in de zuidelijke wereldhelft te Voorkomen. Dat zou pas echt dapper zijn!
Een andere dan die van ‘brave new world’!

4. Een mondiaal perspectief voor een duurzame en rechtvaardige vrede.

Historisch onderzoek heeft aangetoond dat –afwisselend- China en India wel negentien eeuwen lang de grootste economie van de wereld vormden. Deze economieën waren toen
beide qua Bruto Binnenlands Product zeker drie keer zo groot als Europa en de Verenigde Staten samen. Pas vanaf begin twintigste eeuw namen de VS en Europa hun plek op de ranglijst over. China en India zijn nu hard op weg hun oorspronkelijke plaats op die lijst te heroveren.
Aan de andere kant van het Euraziatische continent zijn China en India dus groeiende afnemers van fossiele brandstoffen uit Rusland en Centraal Aziatische landen.
Er is dus niet alleen sprake van (mogelijke) conflicten tussen Rusland, het GOS als leveranciers en doorvoerlanden, maar in toenemende mate ook tussen de EU en Aziatische landen  als afnemers van schaarser wordende energievoorraden en grondstoffen.
Dus op langere termijn zou er niet alleen meer samengewerkt moeten worden tussen Europa, Rusland en Centraal Azië, maar ook met China, Japan, de landen op het Indische subcontinent en in Zuidoost Azië. Een bouwblok voor een dergelijk samenwerkingsorgaan zou de Shanghai Cooperation Organization kunnen zijn, waarin China en Rusland al samenwerken met vier van de vijf Centraal-Aziatische republieken (Turkmenistan is slechts waarnemer)  op het vlak van energievoorziening en veiligheidsbeleid.

Echter, een soortgelijke ontwikkeling in de richting van meer samenwerking als hierboven geschetst is zelfs in mondiaal verband noodzakelijk.
Daartoe schetsen we onderstaand scenario, waarbij in de toekomst de verhoudingen totaal zijn getransformeerd.
Gedwongen door de wereldwijde crisis is er hard gewerkt om de internationale verhoudingen te veranderen. De VN heeft eindelijk een forse reorganisatie doorgevoerd.
De Veiligheidsraad werd vergroot en de mandaten versterkt. De vroegere permanente leden van de VR werden vervangen door afgevaardigden van de verschillende regionale Unies die naar het voorbeeld van de EU zijn ontstaan: de EU, de Afrikaanse Unie, de Noord-Amerikaanse Unie, de Zuid-Amerikaanse Unie, de Midden-Oosten Unie, de Aziatische Unie en de Pacific Unie, terwijl de praktijk van het benoemen van enkele roterende leden voortgezet is. Alhoewel de Unies nog steeds vetorecht houden voorziet het feit dat zij een groter aantal landen en volkeren vertegenwoordigen in meer democratische betrokkenheid.
Een heldere set voorwaarden is ontwikkeld om de VR te helpen besluiten of internationale humanitaire interventie in bepaalde gevallen nodige en legitiem is, voortbouwend op de eerder resolutie inzake de verantwoordelijkheid te beschermen (R2P). De Commissie Vredesopbouw (Peacebuilding Commission) heeft een belangrijke rol hierin om de VR actief te adviseren in deze aangelegenheden.
De ILO, WTO, UNDP, UNEP en UNICEF werden samengesmolten tot een veel sneller en op de taken toegesneden instrument, dat de naam Internationale Duurzame Ontwikkelings-organisatie (ISDO) kreeg. Het IMF en de Wereldbank werden samengevoegd tot een Internationaal Solidariteits- en Steunfonds (ISSF) dat de ISDO ondersteunt bij het stimuleren van een meer gelijkwaardige en rechtvaardige wereldwijde economische orde. De zogenaamde  “hedge”-fondsen, “daredevil” kapitalisten en speculatieve handelaars die op de internationale markt actief waren zijn op een doeltreffende wijze gereguleerd. Een internationaal aanvaard systeem van ecobelasting en een valutawissel-belasting, de zogenaamde “Tobin tax”, hebben een grote bijdrage geleverd tot het hervormen van het economische stelsel in een meer duurzame richting.  Deze maatregelen resulteerden in effectieve overdrachten van de voorheen geprivilegieerde noordelijke wereldhelft naar de zuidelijke delen van onze ene wereld.
Onder druk van de volkeren in de wereld hebben de ‘oude’ nucleaire machten eindelijk toegegeven dat het geloofwaardiger is zelf het goede voorbeeld te geven als geëist wordt van de ‘nieuwe’ om hun kernwapens op te geven. Maar dit heeft zeker 50 jaar gekost, onze planeet aan groot gevaar blootstellend!
Beter laat dan nooit! In het zicht van deze ontwikkelingen lijkt het erop dat we deze keer de tweede golf van Millenniumdoelen gesteld door de hervormde VN wél gaan halen.
Tenslotte, maar niet in het minst: de mensenrechten van alle volkeren worden gerespecteerd wanneer de Mensenrechtenverklaring haar negentigste (2039!) verjaardag viert!
Eindelijk kunnen we echt gaan werken aan een rechtvaardiger, vredige en duurzame wereld.

Kees Nieuwerth,
paper voor de derde Fair and Green Deal Conferentie in Tilburg,  3 Februari 2011

Aanbevolen literatuur:
Michael Klare ‘Resource wars’
Quaker Council for European Affairs ‘The Nabucco Pipeline’
Kees Nieuwerth ’60 jaar NAVO: tijd om het veiligheidsbeleid te veranderen’
(Kerk en Vrede brochure nr. 14)

Over de auteur:

Kees Nieuwerth is een Quaker, lid van Kerk en Vrede – de Nederlandse afdeling van IFOR, vertegenwoordiger van de Quakers  in Europa en het Midden-Oosten in Church and Peace, vertegenwoordiger van de Nederlandse Quakers in de Raad van Kerken in Nederland
en heeft in het kader van de ontwikkelingssamenwerking gewerkt in Kenia,  Nigeria en Mali.

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie. Meer lezen »

Energie en conflict in Europa

Energie en conflict in Europa

1. Een bloemlezing hoe energievoorzieningszekerheid zich de afgelopen jaren ontwikkelde tot hoofddoelstelling van het buitenlands en veiligheidsbeleid

Notitie “Energievoorzieningszekerheid als nieuwe hoofddoelstelling”, gezamenlijk advies van Algemene Energieraad en Adviesraad Internationale Vraagstukken, december 2005

De adviesraden zijn van mening dat energievoorzieningszekerheid een nieuwe, zelfstandige hoofddoelstelling van buitenlands beleid moet worden, naast de al bestaande hoofddoelstellingen. (…) Bij strijdige belangen moeten er duidelijke keuzes gemaakt worden. Men kan hier denken aan het inzetten van (nu eenmaal beperkte) militaire middelen voor transportbeveiliging of voor vredesoperaties.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Buitenlands Beleid”, ministerie van Buitenlandse Zaken, 19 mei 2006

De EU moet zich in het externe beleid (inclusief het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid) onder meer richten op stabiliteitsbevordering in de relaties met toeleveranciers (huidige en potentiële) en anderszins voorwaarden creëren voor stabiele en zekere aanvoer. (…) Gezien de rol van de NAVO als brede veiligheidsorganisatie en als één van de fora voor politieke consultaties over strategische vraagstukken is voor energievoorzieningszekerheid een aantal invalshoeken relevant, waaronder het kunnen leveren van een bijdrage aan stabiliteit en veiligheid buiten het verdragsgebied, bijvoorbeeld via operaties en door middel van de talrijke partnerschappen, en de eventuele inzet van middelen ten behoeve van de beveiliging van aanvoerroutes en infrastructuur. (…) Op termijn zou Nederland kunnen voorstellen om in het kader van het NAVO- en EU Force Planningsproces één of meerdere energievoorzieningszekerheidplanningsscenario’s te ontwikkelen.

Artikel “Energieveiligheid als militaire taak van Oost en West”, van lt-kol. Marcel de Haas, in Atlantisch Perspectief 2007 nr.5

Veelal wordt aangenomen dat de NAVO traditioneel geen rol speelt op het gebied van energieveiligheid, afgezien van een vermelding in het Strategisch Concept van 1999 over het zekerstellen van energievoorraden. Hoewel dit formeel juist is, heeft het bondgenootschap zich in de praktijk al decennialang met energieveiligheid bezig gehouden, waarmee de aandacht voor dit thema rond de Top in Riga van november 2006 als een logische voortzetting beschouwd kan worden. In de jaren tachtig – tijdens de oorlog tussen Irak en Iran – maar ook tijdens de Golfoorlog van 1991 tegen Irak hebben de Europese NAVO-lidstaten en de Verenigde Staten (maritieme) operaties uitgevoerd om de transportroutes voor energie rond de Perzische Golf te beveiligen. Meer recentelijk heeft NAVO’s voormalige strategische commandant, generaal James Jones (SACEUR), zich herhaaldelijk uitgelaten over het belang van energiezekerheid. Maar ook parlementariërs van de lidstaten, verenigd in de Parlementaire Assemblee van de NAVO, hebben zich niet onbetuigd gelaten door een rapport over deze materie te publiceren, terwijl het bondgenootschap zelf een werkgroep over energiezekerheid heeft gevormd. Het rapport van de Parlementaire Assemblee stelt dat aan energieveiligheid ook militaire aspecten kleven, en dat de NAVO niet solitair moet optreden maar in dialoog en samenwerking met de EU, ook al gaat het EU-beleidsdocument terzake, het zogenaamde Green Paper, vooralsnog niet in op de militaire dimensie.

Pijpleidingbeveiliging in de Zuid-Kaukasus
Binnen de NAVO zijn de VS al langer voorstander van een proactieve koers van de alliantie met betrekking tot energiezekerheid, niet alleen door de lidstaten maar ook door energieproducerende partnerlanden (in het Partnerschap voor de Vrede), te weten Azerbeidzjan, Kazachstan en Turkmenistan. Naast formele verklaringen over energiezekerheid door de NAVO en de VS zijn er aanwijzingen dat deze twee actoren een actief beleid voeren op dit terrein in de Zuid-Kaukasus. Volgens een niet regeringsgebonden Russische krant zouden de alliantie en de VS in deze regio operaties uitvoeren ter beveiliging van de energie-infrastructuur. Naar verluid zouden zij in 2005 zijn overeengekomen om olie- en gaspijpleidingen van Azerbeidzjan naar Europa te beveiligen. Naast eigen betrokkenheid bij pijpleidingbeveiliging zouden militaire eenheden van de NAVO en de VS ondersteuning en/of training leveren aan Azerbeidzjaanse en Georgische troepen belast met deze taak. De beweringen van deze Russische bron komen overeen met uitlatingen in westerse bronnen, die bevestigen dat de VS een troepenmacht aan het opbouwen zijn ter bescherming van oliepijpleidingen in de Zuid-Kaukasus. Echter zowel Georgische, Amerikaanse als NAVO-functionarissen ontkennen dat het bondgenootschap en/of de VS betrokken zou zijn bij pijpleidingsbeveiliging in Azerbeidzjan en Georgië. Het Georgische Ministerie van Defensie erkende wel dat NAVO-lid Turkije assistentie had verleend bij het opleiden van Georgische troepen voor de beveiliging van de energie-infrastructuur.

Energiezekerheid en de NAVO-top in Riga
Van Geuns en Homan beschrijven hoe Jamie Shea, directeur van NATO Secretary General’s Policy Planning Unit, en de Amerikaanse senator Dick Lugar respectievelijk voorafgaand en in de zijlijn van de Top op 28 en 29 november 2006 in Riga uitvoerig aandacht hebben geschonken aan het thema ‘energiezekerheid’. Op de NAVO-top zelf kwam dit thema slechts summier aan de orde. In zijn toespraak over de internationale druk op de alliantie om te komen tot een mondiale taakstelling, noemde secretaris-generaal De Hoop Scheffer energiezekerheid als één van de opkomende uitdagingen waarmee de NAVO rekening moest houden. De formele verklaring van de Top meldde dat onderbreking van de energietoevoer de veiligheidsbelangen van het bondgenootschap kan aantasten. De verklaring riep daarom op tot een gecoördineerde internationale aanpak om de bedreigingen van energie-infrastructuren in kaart te brengen en de beveiliging ervan te bevorderen. De Noord-Atlantische Raad – NAVO’s hoogste politieke orgaan – werd opgedragen om de meest directe bedreigingen van energiezekerheid op een rij te zetten en vervolgens te bepalen in welke mate de NAVO zou kunnen bijdragen aan de veiligheid van de bondgenoten op dit terrein. Desgevraagd zou zij bijstand kunnen verlenen, ook in internationaal verband.
Een aantal van de hier genoemde beleidsopties werd al direct na de Riga-top in praktijk gebracht. In de daaropvolgende week, tijdens de ontvangst van president Nazarbajev van Kazachstan op het NAVO-hoofdkwartier, maakte De Hoop Scheffer het voornemen bekend om met Kazachstan en naburige landen een mogelijke rol van de alliantie te bespreken bij de beveiliging van energiestromen. De NAVO heeft sinds ‘Riga’ al verdere stappen gezet tot een actief energieveiligheidsbeleid. Volgens The Times heeft het bondgenootschap inmiddels aansluiting gezocht bij multinationals in de oliewinnng. Zo zou volgens deze krant de NAVO aan Shell en BP snel inzetbare maritieme strijdkrachten hebben aangeboden ter beveiliging van olieplatforms en -installaties tegen kapers. Jamie Shea heeft verklaard dat het bondgenootschap noodbijstand aanbiedt aan oliemaatschappijen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten, hetgeen gezien de regelmatige aanslagen op oliepijpleidingen in Nigeria geen overbodige luxe lijkt te zijn.

Energieveiligheid als taak voor de Nederlandse krijgsmacht
De Defensienota van 2000 formuleert de hoofdtaken van de krijgsmacht als volgt:
1.    Bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2.    Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3.    Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Hoewel energiezekerheid toen nog niet hoog op de Haagse agenda stond, is er geen fantasie voor nodig om vast te stellen dat dit thema zeker gekoppeld kan worden aan de eerste en derde hoofdtaak van de krijgsmacht, en dat de tweede in afgeleide vorm daar ook mee te maken heeft. De Nederlandse Defensie Doctrine noemt als één van de hoofddoelstellingen van het Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid dat “onze open economie (…) gebaat [is] bij het onbelemmerde vervoer van goederen en de vrije toegang tot handelsgebieden en grondstoffen.”. De in juni 2006 verschenen Kamerbrief met betrekking tot de actualisering van de Prinsjesdagbrief, het meest recente beleidsstuk van Defensie, vermeldt in dit verband dat de energievoorzieningszekerheid, naast rampenbestrijding en ontwikkelingsvraagstukken, een steeds belangrijker veiligheidsdimensie heeft. Op grond van de strategie van BZK en de beleidsstukken van Defensie valt een verband af te leiden tussen energieveiligheid en de inzet van de krijgsmacht, als één van de instrumenten van het Nederlandse veiligheidsbeleid. (…) In ieder geval lijkt het aannemelijk dat in de nabije toekomst energieveiligheid ook voor de Nederlandse krijgsmacht een niet meer weg te denken taakstelling zal zijn.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Nationale Veiligheid”, Denktank Nationale Veiligheid van The Hague Center for Strategic Studies (HCSS), juli 2008

De denktank constateerde dat in het nationale en internationale discours energie vooral als handelspolitiek en milieuvraagstuk wordt beschouwd en minder als veiligheidspolitieke kwestie.
In het Energierapport 2008 van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) wordt de relatie tussen energie en veiligheid wel aangestipt maar naar de geostrategische implicaties van schaarste voor de veiligheid wordt slechts impliciet verwezen. Voorzieningszekerheid (het op lange termijn beschikbaar zijn van energiebronnen) en de leveringszekerheid (de mate waarin afnemers onder voorzienbare omstandigheden feitelijk kunnen rekenen op de levering van energie) zijn in de nota belangrijke aandachtspunten, maar worden vooral impliciet aan geopolitieke ontwikkeling getoetst. (…)
[Olie]
China investeert op grote schaal in energieproducerende landen waardoor nieuwe politieke afhankelijkheden ontstaan. Er is sprake van een langzame verschuiving van een markt waarin oliemaatschappijen met een winstoogmerk met elkaar concurreren, naar een markt waarin oliemaatschappijen gesteund door overheden die het veilig stellen van energievoorzieningszekerheid beogen, concurreren met oliemaatschappijen van het oude model. Dit zorgt voor een ander level playing field en kan op termijn consequenties hebben voor de energievoorziening van het Westen en Nederland in het bijzonder. Deze afhankelijkheden kunnen gevolgen hebben voor de toegang van Europese landen tot energievoorraden. (… )
Oliebelangen kunnen aanleiding geven tot interventies. Algemeen wordt aangenomen dat oliebelangen een belangrijke rol speelden bij de invasie van Irak in 2003.De afgelopen jaren hebben experts gewezen op het ‘nachtmerriescenario’ voor Saoedi-Arabië. Als antiwesterse ‘hardliners’ aan de macht komen, zou olie als wapen kunnen worden gebruikt en Westerse landen kunnen besluiten tot interventie om hun belangen veilig te stellen. Gezien het feit dat in zo’n scenario gaat om het economische overleven van het westen en het feit dat resource wars in de toekomst steeds waarschijnlijker worden is dit een denkbaar scenario. Om die reden moderniseert China haar vloot. Minister Verhagen sprak hierover zijn zorg over uit in een recente brief aan de Kamer. Slechts enkele Europese landen beschikken over de expeditionaire militaire capaciteit om met de Verenigde Staten (VS) een dergelijke interventie uit te voeren. Nederland met zijn getransformeerde krijgsmacht, hoort bij deze groep. Afgezien van de onmiddellijke crisissituatie die door een dergelijk conflict zou ontstaan, is het onvoorspelbaar of de Europese Unie een dergelijke crisis overleeft. Het is denkbaar dat de solidariteit verdampt en dat de veiliggestelde olie eerst naar die landen gaat, die aan de interventie hebben deelgenomen. Voorts is onduidelijk welke rol de NAVO zou kunnen spelen. In december 2006 pleitte de Amerikaanse senator Lugar voor het van toepassing verklaren van Artikel 5 van het NAVO-verdrag indien energie als wapen tegen een lidstaat wordt gebruikt. Zijn initiatief was ingegeven door vrees dat resource wars een reëel risico worden. (…)
[Gas]
De situatie met betrekking tot de gasvoorziening verschilt aanzienlijk van de olievoorziening. In tegenstelling tot olie is er geen vrije gasmarkt en de lidstaten van de Europese Unie zijn afhankelijk van een zeer beperkt aantal aanbieders, namelijk Noorwegen, Rusland en in minder mate Nederland en Algerije. De afhankelijkheid kan deels worden verminderd door Liquid Natural Gas (LNG) uit Nigeria te importeren, maar het komende decennium zal LNG nog een relatief kleine rol spelen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de invloed van Gazprom op Algerije en Nigeria toeneemt. (…)
In een situatie van aanhoudende spanningen kunnen mispercepties ontstaan die tot confrontaties kunnen leiden. Sinds het begin van de jaren negentig heeft Rusland de gaskraan meerdere malen dichtgedraaid. Het bekendste voorbeeld is het gasconflict met Oekraïne. In februari 2008 dreigde de Russische Chef van de Generale Staf, generaal Yuri Baluyevsky tegenmaatregelen naar aanleiding van de mogelijke plaatsing van onderdelen van een raketschild in Tsjechië. Daarmee dreigde hij impliciet met het dichtdraaien van de gaskraan, omdat dit een van de weinige opties is die Rusland heeft. (…)
[Aanbevelingen]
De bescherming van energiebelangen dient nadrukkelijker onderdeel te zijn van het buitenlands en defensiebeleid. Het is noodzakelijk duidelijk te krijgen welke rol de NAVO hierbij kan spelen.

AIV-advies “Het nieuwe strategisch concept van de NAVO”, Adviesraad Internationale Vraagstukken, januari 2010

De vraag naar fossiele brandstoffen neemt toe, onder meer door de snel groeiende economieën in Azië. De vraag naar energie zal tot 2035 waarschijnlijk met meer dan 50% groeien; meer dan 80% van deze toename zal voor rekening komen van fossiele brandstoffen. Hierdoor ontstaan rivaliserende aanspraken op energievoorraden. Ook verstoringen in de aanvoer kunnen een bedreiging vormen.
De zekerheid van energievoorziening kan ook onder druk komen als landen zoals Rusland hun controle over energiebronnen en aanvoerlijnen als politiek dwangmiddel gebruiken. In fragiele staten zoals Nigeria kunnen etnisch en politiek geweld alsmede criminaliteit de olieproductie ernstig bedreigen. Ook terrorisme en piraterij kunnen de energieproductie of -aanvoer over land of zee ernstig belemmeren. China en India breiden hun marines sterk uit. Dit kan weer leiden tot toenemende spanning en rivaliteit, maar biedt ook mogelijkheden voor meer multinationale samenwerking bij de bescherming van belangrijke vaarroutes en choke points.
Er is niet één bepalende factor voor de invloed van energieschaarste op de internationale veiligheid en stabiliteit. De strategische omgeving, bilaterale betrekkingen, werking van de markt, de verschillende actoren (de producenten, de consumenten en de verantwoordelijken voor het transport) en hun percepties hebben elk invloed op de veiligheidssituatie. Niet eerder geëxploreerde energiebronnen kunnen leiden tot een wedloop (Spratly eilanden en de Noordpool). Vanwege de strategische ligging van deze gebieden en mogelijke territoriale aanspraken, kunnen ze gevolgen hebben voor de regionale stabiliteit. Opslag van olie en gas en differentiatie van aanvoerlijnen zal de gevoeligheid voor plotseling optredende verstoringen en politieke chantage verminderen.

Eindrapport “Verkenningen – Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst”, maart 2010

9.4 Natuurlijke hulpbronnen: bronnen van conflict?
Het vraagstuk van de beschikbaarheid en de mondiale verdeling van energie, grondstoffen, voedsel en water – kortweg: natuurlijke hulpbronnen – is een zeer belangrijke factor in de internationale verhoudingen. Natuurlijke hulpbronnen staan immers aan de basis van vrijwel alle menselijke activiteiten en van de energievoorziening en daarmee van welvaart en welzijn. Hun beschikbaarheid en verdeling heeft daardoor grote invloed op de ordening van economische en geopolitieke macht. Ook voor Nederland en Europa zijn met dit vraagstuk grote belangen gemoeid. (…) Het schaarstevraagstuk doet zich het meest indringend voor bij fossiele brandstoffen, in het bijzonder aardolie en aardgas, wegens hun nog altijd overheersende belang voor de energieopwekking. (…)De kwetsbaarheid van transportroutes en pijpleidingen, die beide vaak door instabiele regio’s gaan, heeft aanleiding gegeven tot groeiende zorg. Tegen deze achtergrond is de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor energieveiligheid en voor grondstoffenstrategieën en -allianties. Wedijver om de toegang tot en de controle over grondstoffen, energie, voedsel en water heeft in sommige regio’s – in het bijzonder in het Midden-Oosten, Afrika en Azië – ook aanleiding gegeven tot (potentiële) conflictsituaties. (…) Onze energieveiligheid kan de komende twee decennia door tal van factoren negatief worden beïnvloed. Behalve structurele, politieke en economische factoren, is daarbij de groeiende onevenwichtigheid in de verdeling van olie- en gasreserves van belang. Deze is vooral het gevolg de geleidelijke uitputting van voorraden in Europa en de concentratie van betrekkelijk goedkope olie en gasreserves in Rusland, de Kaspische Zee-regio en de Golfregio. Rond 2025 ligt 75 procent van de olie- en gasreserves in een handvol landen in instabiele regio’s. Alternatieve olie- en gasbronnen bevinden zich in de diepe offshore – zoals voor de kust van West-Afrika en Brazilië of in Arctische gebieden – en kunnen uitsluitend tegen veel hogere kosten worden gewonnen. (…)
Implicaties voor onze veiligheid en voor de krijgsmacht
•    Meer conflictstof. Naarmate vooral energiebronnen schaarser worden, wordt de toegang tot deze bronnen en de energietoevoer in toenemende mate gepolitiseerd. Daardoor stijgt de kans op grondstoffenconflicten, vooral in het Midden-Oosten, Afrika, de Kaspische Zeeregio en de Kaukasus, de Zuid-Chinese Zee en langs de belangrijkste aanvoerroutes en pijpleidingen. Het is denkbaar dat Europa en Nederland bij – de oplossing van – dergelijke conflicten betrokken raakt. (…)
•    Groeiende aandacht voor militaire bijdragen aan energieveiligheid en grondstoffenstrategieën. Daarbij kan het gaan om het brengen van stabiliteit in regio’s die van belang zijn voor onze grondstoffenvoorziening of het beschermen van aanvoerroutes, pijpleidingen en vitale infrastructuur. (…)

“Vrijheid en verantwoordelijkheid” – regeerakkoord VVD-CDA, september 2011

Het externe beleid, waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken als coördinerend bewindspersoon eerstverantwoordelijk is, zal zich daarom in het bijzonder richten op bevordering van internationale stabiliteit en veiligheid, energie- en grondstoffenzekerheid, bevordering van de internationale rechtsorde, alsmede bevordering van handels- en economische belangen van Nederland en Nederlandse bedrijven.

“Strategic Concept – For the Defence and Security of The Members of the North Atlantic Treaty Organisation” (vastgesteld tijdens de NAVO top in Lissabon, november 2010)

All countries are increasingly reliant on the vital communication, transport and transit routes on which international trade, energy security and properst depend. They require greater international efforts to ensure their reilende against attack or disruption. Some NATO countries will become more dependent on foreign energy suppliers and in some cases, on foreign energy supply and distribution networks for their energy needs. As a larger share of world consumption is transported across the globe, energy supplies are increasingly exposed to disruption.
(…)
Key environmental and resource constraints, including health risks, climate change, water scarcity and increasing energy needs will further shape the future security environment in areas of concern to NATO and have the potential to significantly affect NATO planning and operations.
(…)
We will ensure that NATO has the full range of capabilities necessary to deter and defend against any threat to the safety and security of our populations. Therefore, we will:
(…)
develop the capacity to contribute to energy security, including protection of critical energy infrastructure and transit areas and lines, cooperation with partners, and consultations among Allies on the basis of strategic assessments and contingency planning;

2. De ontwikkeling van gaspijpleidingen vanuit Rusland en Centraal Azië naar West-Europa en hoe daarin politieke ontwikkelingen weerspiegeld worden.

Uit onderstaand overzicht moge duidelijk worden hoe met name de afgelopen jaren diverse pijpleidingen tussen gaswingebieden in West-Siberië en de Centraal-Aziatische republieken op initiatief van Rusland, Oekraïne/Georgië en Westerse landen worden aangelegd cq gepland om niet langer van doorvoer over elkaars grondgebied afhankelijk te zijn.

Noorderlicht pijpleiding
Belangrijkste Russische pijpleiding om het noordwesten van de Russische Federatie, Wit-Rusland en ook West-Europa van gas te voorzien.
Aangelegd in de jaren ’60 tot ’80 van de vorige eeuw.

Urengoy-Pomary-Uzhgorod pijpleiding
Russisch-Oekraïnse pijpleiding vanuit West-Siberië naar Oekraïne en vandaar richting West-Europa (Frankrijk).
De pijpleiding is begin jaren ’80 aangelegd met steun van West-Europese bedrijven en financiers. De aanleg van de pijpleiding stond onder heftige kritiek van de toenmalige Amerikaanse regering (onder Ronald Reagan) en Amerikaanse bedrijven mochten geen onderdelen voor de bouw leveren. De Europese bedrijven die wel meededen werden enige tijd door de VS geboycot.

Pijpleiding Yamal-Europa
Russische pijpleiding van West-Siberië via Wit-Rusland en Polen naar Duitsland.
Aangelegd tussen 1992 en 1997. Sindsdien een paar keer uitgebreid. Er zat een tweede parallel pijpleiding in de planning, maar dit idee is in 2007 ingeruild voor Nord Stream die Rusland met Duitsland verbindt buiten Polen om.

Gryazovets-Vyborg pijpleiding
Russische uitbreiding van de Noorderlicht pijpleiding om Finland en de regio rond St. Petersburg te bevoorraden. Een derde aftakking zal Nord Stream van gas voorzien.
De bouw is begonnen in 2005 en zal in 2010 worden afgerond.

Nord Stream
Een Russisch-Duits project om Russisch gas naar West-Europa te transporteren zonder transport door Polen, Oekraïne en de Baltische staten.
De aanleg is in 2010 begonnen. De pijpleiding zal klaar zijn in 2011 of 2012.

Blue Stream
Gaspijpleiding via de Zwarte Zee van Rusland naar Turkije buiten derde landen (Oekraïne of de Kaukasus) om.
De pijpleiding is in 2001-2002 aangelegd en is vanaf 2003 in bedrijf hoewel de volledige capaciteit pas in 2010 bereikt zal worden. Inmiddels zijn er plannen voor een tweede parallelle Blue Stream leiding om met name gaslevering aan de landen in het Midden-Oosten op te kunnen voeren.

South Stream
Door Rusland voorgestelde gaspijpleiding om analoog aan Blue Stream via de Zwarte Zee (en dus buiten Oekraïne om) gas te transporteren naar Bulgarije en vervolgens over de Balkan naar Zuid-Europa.
Idee is gelanceerd in 2007 en in 2015 zou de pijpleiding gereed kunnen zijn. De pijpleiding vormt een directe rivaal voor de Nabucco-pijpleiding.

Zuid-Kaukasische pijpleiding
Gaspijpleiding door Azerbedzjan en Georgië naar Turkije om vandaar eventueel (buiten Rusland om) verder naar Europa getransporteerd te worden.
In 2006 in werking getreden. In 2008 is de gasdoorvoer tijdelijk stopgezet vanwege het gewapend conflict in Zuid-Ossetië.

White Stream
Een voorgestelde gaspijpleiding om in het verlengde van de Zuid-Kaukasische pijpleiding via Georgië en Oekraïne (en dus buiten Rusland om) gas vanuit het Kaspisch bekken naar de Europese Unie te transporteren.
Oekraïns initiatief uit 2005. Opgepakt tijdens de Energy Security Conference in Vilnius in 2007 en in 2008 als prioriteit aangemerkt door de Europese Commissie. In 2009 is overeenstemming met Georgië bereikt. In 2009 werd het belang van deze pijpleiding nog eens onderstreept om ook onafhankelijk te zijn van Turkse doorvoer.

Nabucco pijpleiding
Door de EU, de VS en Turkije geïnitieerde pijpleiding om gas vanuit het Kaspisch bekken buiten Rusland om via de Zuidelijke Kaukasus, Turkije en de Balkan naar Europa te transporteren.
Mochten de financiële middelen tijdig beschikbaar zijn, dan zal de bouw van deze pijpleiding in 2010 beginnen en zou de pijpleiding in 2015 operationeel kunnen zijn.

Trans-Kaspische Pijpleiding
Voorgestelde pijpleiding over de bodem van de Kaspische Zee om gas uit Centraal Azië naar Azerbedzjan te transporteren en daar verder te vervoeren via de Zuid-Kaukasische pijpleiding en de Nabucco-pijpleiding.
Het al langer bestaande idee won door het Russisch-Oekraïnse gasconflict van 2006 aan belang. Iran, dat door deze gaspijpleiding ook omzeild wordt, heeft echter heftig tegen de aanleg geprotesteerd.

Willen al deze voorgestelde pijpleidingen rendabel zijn of worden, dan zal de gastoevoer uit West-Siberië / Centraal-Azië naar de Europese Unie de komende tijd flink moeten toenemen. Kostbare energie-investeren worden derhalve in een vergrote gascapaciteit gepleegd en niet in niet-fossiele energievoorziening.

Energie en conflict in Europa Meer lezen »

Workshop 6

Workshop 6: Vredeseconomie en conflictpreventie op de politieke agenda

Conferentie Routeplan voor een Eerlijke Economie, 3 februari 2010

Leiding Jan Schaake (Kerk & Vrede); notulist: Greetje Witte-Rang (Platform DSE); medewerkenden: Kees Nieuwerth (Quakers), Mark Akkerman (Stop de Wapenhandel), Peter Polder (PeakOil Nederland) e.a.)]

“Wereldwijd zijn in de 21ste eeuw vier keer zoveel oorlogen door onderhandelingen beëindigd dan door een militaire overwinning. Toch stegen de militaire uitgaven met 45% over de afgelopen 10 jaar, terwijl slechts kleine bedragen werden besteed aan het voorkomen van oorlog.

Experts verwachten een toename van gewelddadige conflicten vanwege snel groeiende ongelijkheid, klimaatverandering en de toenemende uitputting van bestaansmiddelen en grondstoffen zoals landbouwgronden, water en olie. Maar als het conflict escaleert en gewelddadig wordt raken deze oorzaken uit het zicht en worden ook niet opgelost. De grondoorzaken zullen aan de orde gesteld moeten worden binnen duurzame structuren die het conflict transformeren. Anders steekt het conflict domweg de kop weer op bij verkiezingen of andere gelegenheden.” (Introductie van de Global Peace Building Strategy – From violent conflict to systematic peace, October 2010)

Korte algemene situatieschets

Het bovenstaande citaat beschrijft de hedendaagse ontwikkelingen op het gebied van vrede en veiligheid kort en bondig. Waar het westen steeds meer de ongelijkheid tussen noord en zuid laat groeien, ontstaan zowel ressentiment tegen als verlangen naar het rijke westen, zich vertalend in aanslagen op westerse doelen respectievelijk een groeiende migratiestroom naar het westen hetgeen op zijn beurt weer leidt tot extreme veiligheidsmaatregelen en een toenemende militarisering van de grensbewaking.

Er wordt gewaarschuwd voor klimaatoorlogen ten gevolge van een sterk veranderende geografie. Woestijnvorming en zeespiegelstijging maken landbouwgronden onbruikbaar, wat zal leiden tot lokale en regionale conflicten om water en land; toch al instabiele landen kunnen erdoor im- of exploderen. Een binnenkort goed bevaarbare Noordelijke IJszee zal leiden tot mondiale spanningen over vaarroutes en bereikbaar geworden grondstoffen- en energievoorraden. Extreme brandstoffenprijzen zullen tot steeds meer sociale onrust leiden.We zien nu al toenemende spanningen om grondstoffen- en energievoorraden en om de transportroutes, lokaal, regionaal en mondiaal. Oplopende spanningen binnen en tussen tal van Afrikaanse landen waar grondstoffen gewonnen en getransporteerd worden; naast de reeds bestaande soms gespannen verhoudingen tussen leveranciers en afnemers (Midden-Oosten versus het Westen; Rusland versus Oost- en Midden-Europese landen) nieuwe spannende verhoudingen tussen reeds bestaande afnemers en nieuwe spelers op die markt, met name China dat voet aan de grond wil krijgen in Afrika en Centraal-Azië.

Al deze conflicten gaan inmiddels gepaard met militaire machtsvertoon in de meest strategische regio’s. De Indische Oceaan, als verbinding tussen het grondstoffenrijke Afrika, de Arabische wereld, India en China, zou wel eens het strijdtoneel van de 21ste eeuw kunnen worden. Nu al vormt de anti-piraterijvloot rond Somalië de één na belangrijkste NAVO-operatie (na Afghanistan) en behelst ze de grootste Nederlandse legerinzet op dit moment. De afgelopen vijf jaar is de term “energievoorzieningszekerheid” vanuit de louter economische beleidsnota’s terechtgekomen in nationale, Europese en NAVO-veiligheidsdoctrines en wordt openlijk gerept van militaire beveiliging van transportroutes over zee (zoals die rond Somalië) en over land (rond de lange continentale olie- en gaspijpleidingen).

Deze oplopende spanningen en de keuze voor een militaire aanpak leiden wereldwijd tot een intensivering van de miljardenverslindende wapenproductie en wapenhandel.

Armoede wordt steeds meer van de Westerse politieke agenda geschoven, terwijl dat toch dé plaats is waar de structurele oplossingen voor economische onrechtvaardigheid vorm zullen moeten krijgen. De Nederlandse regering krimpt het budget voor ontwikkelingssamenwerking met tenminste 12,5% in, maar geeft het thema “fragiele staten en veiligheid” er alvast structureel 9 miljoen bij: het symptoom (met militaire middelen) en niet de onderliggende oorzaak (met ontwikkelingseconomische middelen) wordt aangepakt.

De werkgroep Vredeseconomie en conflictpreventie van de Alliantie Fair & Green Deal beoogt met de workshop een bijdrage te leveren aan het wegnemen van conflictpotentieel met als einddoel:

van competitie naar coöperatie rond brand- en grondstoffen. De geschetste vredesbedreigende ontwikkelingen kunnen we een halt toeroepen als we een strategie ontwikkelen die niet zozeer gericht is op onderlinge concurrentie maar op het stimuleren van wederzijdse afhankelijkheid en samenwerking. Tijdens deze workshop zullen we deze aanpak nader toepassen op één type conflict, namelijk de olie- en gasconflicten tussen verschillende EU-lidstaten, Rusland en andere voormalige Sovjetrepublieken.

Veiligheid en energievoorziening in Europa

We leven nog steeds in een verdeeld Europa, en daarbij speelt de energiepolitiek een centrale rol. Al verschillende keren speelde Rusland de ‘energie-kaart’ uit om het beleid van buurlanden te beïnvloeden. Ruim 80% van het door de lidstaten van de EU geïmporteerde gas komt nu uit met name drie landen: Noorwegen, Algerije en Rusland. Daarvan neemt alleen Rusland thans meer dan 40% voor zijn rekening.

De lidstaten van de Europese Unie in hun honger naar energie proberen de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen door onder meer een gigantische pijpleiding te plannen die gas uit Turkmenistan via Turkije naar Europa kan laten stromen,de zogenoemde Nabucco pijplijn, parallel aan bestaande Russische leidingen, dus louter om de afhankelijkheid van Rusland te verminderen. Voorts zijn er zelfs plannen om een pijplijn dwars door de Sahara aan te leggen waardoor gas uit Nigeria naar Europa kan stromen! De aanleg en het beheer (beveiliging!) van die pijpleidingen vergt miljarden investeringen!

De vraag bij dit alles is natuurlijk: is dit werkelijk nodig? Kunnen we dat geld niet betere besteden, bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een ander energie- en veiligheidsbeleid?

De NAVO heeft een breed opgevat begrip ‘veiligheid’ steeds verder gemilitariseerd.

De Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en – in beginsel ook de Europese Unie – benaderden veiligheid vanuit een veel breder perspectief, zodat vredesopbouw, het respecteren en ontwikkelen van mensenrechten, het stimuleren van democratische processen en het rechtvaardig delen van natuurlijke hulpbronnen daarvan integraal deel uitmaakten. Een mogelijk alternatief voor deze ontwikkeling is daarom nog steeds het oorspronkelijke model van de VN, EU en de OVSE: samenwerking om gedeelde veiligheid, gedeelde verantwoordelijkheid en gedeelde hulpbronnen te ontwikkelen. De Europese Gemeenschap zou zichzelf opnieuw moeten uitvinden. We kunnen daarbij teruggrijpen op het oorspronkelijke concept van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal die destijds hielp om te voorkomen dat grondstoffen werden gemonopoliseerd en (opnieuw) ingezet als instrument bij een gewapend conflict.

Recent dringt Rusland aan op meer samenwerking bij het oppakken van de grote uitdagingen van deze tijd: energieschaarste, klimaatverandering, vrede en veiligheid. Rusland is daarbij wellicht ook bereid tot nieuwe vormen van samenwerking gebaseerd op de OVSE en het verdrag van Helsinki uit 1975. Het oude Europa wordt hierbij uitgedaagd minder aan de leiband van de Verenigde Staten te lopen.

In plaats van allerlei bilaterale samenwerkingsvormen op energiegebied zouden we gezamenlijk de EEG een nieuwe inhoud kunnen geven door – als Europese Unie- met het door Rusland en haar nabuurlanden geïnitieerde Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) en zelfs alle Centraal-Aziatische staten (Turkmenistan, Oezbekistan, Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan en Azerbeidzjan) een nieuw multilateraal samenwerkingsverband te beginnen: een Euraziatische Energie Gemeenschap (EEG!). Doel van deze pan-Europese energiegemeenschap zou tweeledig zijn. Enerzijds het delen en beheren van de schaarser wordende fossiele energiebronnen, anderzijds het gezamenlijk ontwikkelen van de voor een duurzame toekomst benodigde alternatieve energiedragers.

Als we in dat verband dan de geroemde ‘soft power’ van de EU inzetten om de vrijheid, democratische- en mensenrechten tot hoeksteen van het beleid in een steeds grote wordende politiek unie te maken, kan het proces dat zich in het Oude Europa voltrok zich op grotere schaal herhalen en de weg kunnen banen voor Rusland en sommige van haar bondgenoten om vervolgens lid te worden van een inmiddels gemoderniseerde EU. Dan kunnen we eindelijk ook de EU en de Raad van Europa integreren. Eindelijk het ‘Gemeenschappelijk Europees Huis’ zoals Gorbatsjov het eind jaren tachtig, begin negentiger noemde.

Wat de vredesbeweging te doen staat is om samen met de ontwikkelings- en milieubeweging:

  1. De dominante militaire aanpak van toenemende spanningen te bekritiseren;

  2. Met ontwikkelings- en duurzaamheidorganisaties te kijken naar de werkelijke oorzaken;

  3. Strategieën en modellen voor te stellen om deze werkelijke oorzaken gezamenlijk aan te pakken, rekening houdend met ieders deelbelangen. Vrede als de politiek van het samenwerken.

Stappen op weg naar dat einddoel

  • Een samenwerkingsovereenkomst rond beheer en ontwikkeling van fossiele en duurzame energie tussen de EU, Rusland en de voormalige Sovjet-republieken.

  • Het in leveringscontracten opnemen van de verplichting zich aan te sluiten bij de Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) en het in acht nemen van gedragscodes voor multinationals.

  • Het vervolgens integreren alle betrokken staten in de uiteindelijk gezamenlijk te vormen Euraziatische Energie Gemeenschap.

Tijdens de workshop zal een concept-routeplan voor dit onderwerp besproken en uitgewerkt worden, en gepoogd worden voor de uitwerking van dat plan medestanders te vinden.

Onderdeel van het routeplan is in ieder geval:

* in 2011 informatievergaring en –verspreiding, door het opstellen van drie papers en het bespreken daarvan op drie conferenties; het opzetten van een webbased campagne (hiervoor is reeds een projectvoorstel in ontwikkeling, als samenwerkingsverband van de organisatoren van de workshop).

(dezelfde tekst als pdf-file)

————–

Bijlages (klik op de titels):

concept roadmap voor workshop 6

Energie en Conflict in Europa

Putting the Bundeswehr Report in Context

Energie- en grondstoffenconflicten

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie.



Workshop 6 Meer lezen »

Pleidooi voor wereldwijd sociaal vangnet


Trouw


19 september 2011 maandag


Pleidooi voor wereldwijd sociaal vangnet

BYLINE: Han Koch

SECTION: Vandaag; Blz. 4

LENGTH: 435 woorden

– Advies komt op bordje G20 terecht – Plan hoeft landen niet veel te kosten

Om de armoede in de wereld beter te bestrijden en te zorgen dat crises geen vat krijgen op de allerarmsten moeten mondiaal sociale vangnetten worden opgebouwd. Maatregelen voor de zwakkeren hebben bewezen dat ze niet alleen beschermen, maar in crisistijd ook zorgen dat de vraag naar producten wordt gevoed en zo bijdragen aan verhoging van de productiviteit.

Dat pleidooi houdt een adviesgroep die is ingesteld door de ILO, de arbeidsorganisatie van de VN. De groep onder leiding van de voormalige Chileense presidente Michelle Bachelet vindt dat sociale vangnetten mondiaal geaccepteerd moeten worden. Een rapport over deze sociale beschermingswallen, in bezit van deze krant, zal aan de G20 (de groep van twintig voor de wereldeconomie belangrijkste landen) worden aangeboden. Mogelijk dat deze week de plannen van de groep-Bachelet ook ter sprake komen tijdens de jaarvergadering van de Wereldbank en het IMF.

De laatste instelling heeft voor de adviesgroep een aantal modellen doorgerekend. Daaruit blijkt dat ontwikkelingslanden als Benin, El Salvador, Mozambique en Vietnam omvangrijke sociale vangnetten kunnen opbouwen tegen relatief lage kosten. Het zou gaan om slechts 1 tot 2 procent van het bruto nationaal inkomen van die landen. De groep denkt zelfs dat de kosten voor een belangrijk deel gedekt kunnen worden door effectievere inning van belasting bij de rijken en door het bestrijden van inefficiëntie in bestaande programma’s. Wanneer er in een land onvoldoende financiering voor handen is zal ontwikkelingshulp moeten bijdragen. Maar uitgangspunt is dat het land zelf het vangnet betaalt.

De groep-Bachelet wil dat snel met een aantal landen wordt begonnen. Die landen worden niet aangewezen, maar kunnen zichzelf aanmelden. De sociale vangnetten moeten niet de al bestaande sociale verzkeringen vervangen.

Wellicht dat in veel rijke landen het bestaan van een sociaal vangnet vanzelfsprekend is, maar uit cijfers van de ILO blijkt dat 5,1 miljard mensen op de wereld (75 procent) het zonder sociale zekerheid moeten stellen. En ondanks alle inspanningen in het kader van de VN-Millenniumcampagne leeft nog altijd 1,4 miljard mensen van minder dan 1,25 dollar per dag.

Per land dient bekeken te worden hoe het sociale vangnet eruit moet zien. De groep toont zich vooral voorstander van uitkeringen die tevens een verplichting inhouden. Een voorbeeld is de Bolsa Familia in Brazilië. Via die regeling krijgen gezinnen een bijdrage, mits ze ervoor zorgen dat hun kinderen naar school gaan.

 

Trouw

19 september 2011 maandag

Elk land zijn eigen vangnet

BYLINE: Han Koch

SECTION: Economie; Blz. 10

LENGTH: 731 woorden

– VN-commissie: Arme lidstaten moeten in toekomst zelf sociale voorzieningen treffen

Pensioenen voor ouderen, uitkeringen voor mensen die niet kunnen werken en toeslagen om kinderen naar school te kunnen sturen. Maar ook toegang tot de gezondsheidszorg en de beschikbaarheid van drinkwater. Niemand op deze wereld zou zonder deze zekerheden moeten leven.

De werkelijkheid is anders, zo ziet een adviesgroep onder aanvoering van de voormalige Chileense presidente Michelle Bachelet. De groep roept de internationale gemeenschap op overal ter wereld, in elk land, een sociaal vangnet te installeren. Het is een pleidooi voor het maken van sociale afspraken die afglijden in diepe ellende moet voorkomen.

Op 20 februari 2011 riep VN-baas Ban Ki-moon op de Werelddag voor sociale rechtvaardigheid al: “Niemand zou moeten leven beneden een bepaald inkomensniveau en iedereen moet toegang hebben tot publieke diensten als riolering en drinkwater, gezondsheidszorg en onderwijs.”

De woorden van Ban Ki-moon lijken veel op de verklaringen begin deze eeuw bij het opstellen van de zogeheten Millenniumdoelen van de Verenigde Naties. Moet daaruit worden geconcludeerd dat alle energie die is gestoken in het halen van die doelen, zoals het halveren van de armoede in de wereld in 2015 en terugdringen van moedersterfte, voor niets is geweest?

Nee, zegt de commissie-Bachelet. Nee, zegt ook Eveline Herfkens. De voormalige minister voor ontwikkelingssamenwerking maakt deel uit van de commissie en schreef een rapport over de relatie tussen het bestaande Millenniumprogramma en het nieuwe idee voor sociale vangnetten.

Die sociale vangnetten moeten volgens Herfkens zowel een aanvulling als een correctie zijn op de Millenniumdoelen. Die doelen gaan uit van gemiddelden. Het gemiddelde inkomen kan in een land best gestegen zijn, maar dat zegt niets over de welvaartsverdeling in dat land. Wanneer je alleen kijkt naar gemiddelden tonen de Millenniumdoelen volgens Herfkens een geweldige progressie, ook al worden wellicht over vier jaar niet alle doelen gehaald.

De succesverhalen op basis van de gemiddelden kunnen echter maskeren dat grote groepen kwetsbare en niet makkelijk te bereiken mensen geen profijt hebben van de inspanningen. Het gebrek aan aandacht voor bijvoorbeeld de verdeling van welvaart tussen arme en rijk dat in de Millenniumdoelen niet wordt opgelost, kan volgens Herfkens door instelling van sociale vangnetten worden opgevangen.

Het idee veronderstelt dat economische groei meer armoede bestrijdt door een afname van de inkomensongelijkheid. Herfkens ziet in menig onderzoek van de Wereldbank bewijs voor die gedachte.

De voormalige rechterhand bij de Milllenniumcampagne van toenmalig VN-baas Kofi Annan ziet in de introductie van sociale vangnetten per land een goede methode om af te komen van het debat over de gemiddelden van de Millenniumdoelen. Het debat dient volgens haar te verschuiven naar de instelling van nationale sociale zekerheden, al was het maar om een antwoord te krijgen op de vraag wat die andere helft van de armen mag verwachten als in 2015 de Millenniumdoelen, inclusief die van halvering van de armoede, gehaald zijn.

Het pleidooi voor sociale vangnetten heeft de wind mee. De nieuwe generatie leiders van G20-landen als Brazilië, China, India, Indonesië, Mexico en Zuid-Afrika hebben volgens Herfkens vaak zelf al aan de wieg gestaan van initiatieven voor het optuigen van sociale zekerheden. Zij wijst er ook op dat al in 45 ontwikkelingslanden programma’s met sociale uitkeringen worden uitgevoerd.

De reikwijdte, zo’n 110 miljoen gezinnen, is nog gering. Maar mede dankzij nieuw elan bij de Afrikaanse Unie is op het terrein van de sociale zekerheid in Afrika bezuiden de Sahara al het een en ander veranderd. Zeker vijftien landen hebben in hun grondwet passages opgenomen over een sociale agenda.

Het pleidooi van de commissie-Bachelet om nationale sociale vangnetten in het leven te roepen, markeert een herijking van het denken over hulp. De Millenniumdoelen worden niet ter zijde geschoven, maar krijgen een nieuwe impuls.

De aandacht voor de Millenniumagenda had vooral als doel het rijke Westen bij de les te houden. Met het pleidooi voor sociale vangetten verschuift de aandacht van het Westen naar de regeringen in ontwikkelingslanden. Zij moeten nu hun burgers sociale voorzieningen gaan leveren.

Wat mogen armen verwachten na de Millenniumdoelen?

 

Pleidooi voor wereldwijd sociaal vangnet Meer lezen »

Herverdeling leidt niet tot minder groei, integendeel

Een knap staaltje inconsequent argumenteren dat Marc De Vos (Itinera) in ‘De Morgen’ van 13 april ten tonele brengt. Hij gaat in tegen de stelling van Richard Wilkinson (‘De Morgen’, 12 april) dat meer gelijkheid in een samenleving leidt tot het veel minder voorkomen van samenlevingskwalen als tienerzwangerschappen, geweld, zwaarlijvigheid, kindersterfte, verslaving, etc.

Economische groei: bijvoorbeeld in de strijd tegen klimaatverandering

Geconfronteerd met overweldigend bewijsmateriaal is de kritiek van De Vos gestoeld op het argument dat we correlaties niet mogen verwarren met causaliteit: we kunnen niet weten of het ongelijkheid is die tot al deze problemen leidt of, omgekeerd, deze kwalen ongelijkheid veroorzaken.

Volgens de strikte regels van de statistiek heeft De Vos gelijk, al is de kans veel kleiner dat al deze kwalen telkens de oorzaak van ongelijkheid zijn dan dat ongelijkheid de doorslaggevende determinant is, de onafhankelijke variabele, voor al deze problemen.

Maar oké, het is Marc De Vos zijn goed recht om door te bomen over het verschil tussen correlatie en causaliteit omdat dit in zijn ideologische kraam past.

Negatief verband tussen gelijkheid en economisch groei?

Het is dan vervolgens wel heel cynisch om te lezen hoe Marc De Vos in de rest van zijn stuk omspringt met wetenschappelijke standaarden. Zonder enig bewijs of model beweert hij dat er een negatief verband is tussen gelijkheid en economisch groei: een beetje meer van het ene impliceert een beetje minder van het andere en minder economische groei kunnen we ons helaas niet permitteren.

Maar is die relatie wel zo? A la guerre (des idées) comme à la guerre, dus even anekdotisch: presteren de egalitaire Scandinavische landen dan zo slecht? Het is trouwens opnieuw bijna grappig (moest het niet zo pijnlijk zijn) om te zien hoe Marc De Vos met het Scandinavische model omspringt.

Hun egalitaire samenlevingen zijn cultureel bepaald en vallen niet zomaar te transponeren naar andere landen, stelt hij. Elders zijn de auteur en zijn medestanders er wel altijd als de kippen bij om die aspecten van het Scandinavische model die hen bevallen, als flexicurity, aan te prijzen als voorbeelden die we niet snel genoeg kunnen kopiëren.

Maar terug naar de stelling dat meer gelijkheid tot minder economische groei zou leiden. Als De Vos het boek The Spirit Level van Richard Wilkinson en Kate Pickett echt gelezen heeft, dan weet hij dat de auteurs, in navolging van steeds meer economen, ook tonen dat ongelijkheid niet zozeer samengaat met meer groei, als wel met schulden en economische crises.

Schuldenlast en herverdeling

In tegenstelling tot hoe het meestal wordt voorgesteld, zijn het niet de herverdelende landen die zich onhoudbaar in de schulden steken. Integendeel, de meest ongelijke landen hebben ook de meeste private en publieke schulden.

Ongelijkheid was op die manier één van de belangrijkste oorzaken van de financieel-economische crisis. Burgers in de VS met een laag inkomen werden er gestimuleerd om schulden aan te gaan om de aankoop van een huis en consumptiegoederen te financieren en zo de economie kunstmatig draaiende te houden.

De superrijke Amerikanen belegden hun geld dan weer in financiële toxische producten die afgeleid waren van zulke leningen omdat ze hun geld toch niet opgeconsumeerd krijgen en investeren in productieve sectoren veel minder opbrengt. Dit leidde onvermijdelijk tot een zeepbel en nu zitten we allen op de blaren.

Volgens De Vos moeten we trouwens nog meer lijden: inleveren om te groeien en onze welvaartstaat betaalbaar te houden. Gelijkheid is niet gratis en leidt tot minder groei, is de stelling van De Vos.

Wel, ik daag De Vos uit te bewijzen dat dit en niet net het omgekeerde geldt: herverdeling is een stimuleringsmaatregel die niets kost.

Om een recent voorbeeld te geven. In welke mate zal de bonus van 800.000 euro die Dexia CEO Mariani onlangs kreeg toegekend bovenop zijn ‘gewoon’ loon van al meer dan één miljoen voor groei van de Belgische economie zorgen?

“Wel, ik daag De Vos uit te bewijzen dat dit en niet net het omgekeerde geldt: herverdeling is een stimuleringsmaatregel die niets kost”

Denkt u dat de bakker op de hoek van Mariani’s straat plots exponentieel zijn omzet zal zien stijgen? De kans is veel groter dat dit geld wordt belegd in wie weet welke aandelen, op die manier de volgende zeepbel voedend, dan dat het onze economie stimuleert.

Extra groei door herverdeling

Als daarentegen die 800.000 euro zouden worden verdeeld onder mensen die met een zeer laag inkomen moeten rondkomen, is de kans groot dat de plaatselijke particulieren daar wel mee van profiteren. En dat zij dat extra inkomen op hun beurt weer spenderen.

Op die manier zorgt herverdeling dus voor gratis extra economische groei. Het wordt hier ongenuanceerd voorgesteld, maar een karikatuur moet soms met een karikatuur worden beantwoord.

Het boek van Wilkinson en Pickett is echter niet karikaturaal, maar net heel genuanceerd en rigoureus onderzocht en geschreven. Het toont dat de idee van gelijkheid dat in deze tijden steeds als naïef wordt voorgesteld net wel de oplossing voor vele problemen en uitdagingen kan bieden, niet alleen voor ons welzijn (dat sommigen misschien een te ‘soft’ argument vinden), maar ook voor economische groei, en bijvoorbeeld nog de strijd tegen klimaatverandering.

Ferdi De Ville

Ferdi De Ville is verbonden aan het Steunpunt Buitenlands Beleid en de Universiteit Gent en actief binnen Poliargus.

 

Herverdeling leidt niet tot minder groei, integendeel Meer lezen »