Zoekresultaten voor: alliantie

verslag slotdebat

Het Slotdebat: Op weg!

met :

  • John Huige (Platform DSE)
  • Leida Rijnhout (directeur ANPED)
  • Hans Berkhuizen (directeur Milieudefensie)
  • Giuseppe van der Helm (Directeur VBDO, Voorzitter Eurosif)

John Huige vervangt peter Tom Jones die met griep in bed ligt.

De eerste vraag is of ze de inschatting van Platform DSE delen dat gebrek aan samenwerking het voornaamste struikelblok is om transitie te bereiken.

John Huige (JH): Gelijkwaardige maatschappelijke dialoog is belangrijk uitgangspunt om toe te werken naar een gedeeld toekomstbeeld. Maar dat laatste moet er dan ook zijn. Tegelijkertijd niet conflicten toedekken zoals vaak in het poldermodel gebeurt. Convergentie in visievorming. Maar veel organisaties durven daarbij te weinig, ontberen maatschappelijke moed om stapje verder te doen, omdat ze bang zijn om subsidie of leden te verliezen, of door belangen van bestuurders. Op dat gebied is leiderschap belangrijk. In Nederland is nauwelijks dialoog tussen ngo’s en overheden

Henk Berkhuizen (HB): De leden van milieudefensie vragen zelf om een ‘groter verhaal’, daarom ook aangesloten bij de alliantie Fair & Green Deal. Hij heeft eerst geprobeerd om de natuur-en-milieu-organisaties erachter te krijgen en heeft de Fair & Green Deal tekst naar een aantal van hen gestuurd. Daarop kreeg hij van een van hen een sms terug met het standpunt (van een van de directeuren) dat het om een “antikapitalistische verhaal voor het radicale deel van de milieubeweging” zou gaan waar ze “niets mee kunnen”. De directeur zou alleen wat hebben aan een “reëel enthousiasmerend verhaal gericht op overheden en bedrijfsleven”. Het leidt tot hilariteit in de zaal en forumleden die naar hun hoofd grijpen. Die samenwerking gaat dus nog niet zo soepel. Het eindplaatje schetsen lukt nog wel, maar de weg daar naartoe?

Giuseppe van der Helm (GvdH): Komt uit het bedrijfsleven, verbaasde zich aanvankelijk over gebrek aan samenwerking en de concurrentie in ngo-land. VBDO is multi-stakeholder, met leden uit allerlei sectoren, dus juist met als doel samenwerken, op deelterreinen gaat dat heel goed. De rol is vaak ook om in besloten kringen de vragen mee te nemen van groepen die niet uitgenodigd worden en waar VBDO wel binnenkomt. Ze volgen ook actief grote bedrijven.

HB: Milieuorganisaties zijn misschien wat afgedwaald van wat oorspronkelijk het doel was, en moeten dat nu weer terugvinden, eigenlijk is er hernieuwd contact met de achterban. Maatschappelijke organisaties hebben elkaar nu steeds harder nodig. Zorgvuldiger afstemmen en afspraken maken, ook als er media in beeld komen en men elkaar liever zou verdringen.

Leida Rijnhout (LR): Wordt gevraagd of het verdwijnen subsidies nieuwe kansen biedt. Leida vindt van niet, het is de plicht van regeringen om dergelijke organisaties te ondersteunen, daar betalen mensen belastingen voor. Je kunt elke crisis wel gebruiken om er wat uit te slepen. Betere taakverdeling is wel nodig. Maar samenwerking is niet altijd hetzelfde: krachten bundelen voor een gezamenlijk doel is een, dialoog is veel vrijblijvender, ieder houdt dan zijn eigen belangetje. Bij tegenmacht vormen heb je meer aan kwaliteit dan kwantiteit, want dat laatste voert tot verwateren en compromissen.

GvdH: Doen onderzoek en lobby maar ook wel degelijk tegenmacht, door duidelijke benchmarks te hebben. Je kunt activiteiten spreiden, zodat je en kunt samenwerken en waar nodig is ook kritiek kunt leveren. Eigen identiteit moet ook plek kunnen behouden; waar ga je voor en wat zijn je waarden. Dat moet je niet inleveren, dat vindt niemand leuk, ook de ’tegenstander’ heeft er namelijk niets aan, met als voorbeeld sterk verwaterde ‘eerlijke bankwijzer’.

JH: Twee wegen naar Rome zijn beide nodig: De stappen van de concrete praktijk, en het grotere verhaal. In workshop 9 (over groei/krimp) zaten 40 mensen die grotendeels aan de slag wilden, maar ook het grote verhaal deelden.

-Korte discussie over inactieve rol vakbeweging –

GvdH: Vakbonden zitten in een spagaat. Ze vertegenwoordigen ook de belangen van hun achterban, bijvoorbeeld de pensioenen van hun leden in pensioenfondsen, die twee petten kunnen verlammend werken.

JH: Misschien meer op lager lokaal niveau en met gewone leden gaan werken, niet meteen zo hoog mogelijk waar het moeilijk gaat. Ook dat is horizontaler insteken.

Vraag Evelijne: Er is een ‘aanzet tot een routeplan’ geschreven voor deze conferentie, met toekomstbeelden op verschillende niveaus en een algemene visie, een positief perspectief. de vraag is of dit werkt, samen met de Fair & Green deal.

LR: Zeker wel, maar dat toekomstbeeld moet nog verder vormgegeven worden. Wat nu is gebeurd is alvast een aantal belangrijke kaders beschrijven. Het moet ook niet dogmatisch worden. Iedereen moet er zijn ding mee doen. vervolgens moet je een stappenplan maken, backcasting. Zie het als een puzzel waar iedereen een deel in heeft, dat is essentieel anders dan hokjes. Nu is het verdeel-en-heers.

GvdH: Dit hier is een dappere poging om de gedetailleerde ideeën samen te brengen. Maar wat opvalt is: weinig aandacht voor de financiële kant van de zaak en de rol van het bedrijfsleven is drastisch ingeperkt. Maar zonder het bedrijfsleven zal het niet lukken, die hebben ook de middelen en er gebeurt veel. Ze moeten wel transparanter worden, de regels van het spel moeten misschien veranderen maar je moet ze wel laten blijven doen wat ze het best kunnen: innovatief zijn en ondernemen.

Vragen/opmerkingen in de zaal: Vakbeweging heeft problemen met krimp omdat dat banen kan kosten. Maar andere initiatieven doen ze wel actief mee: bankwijzer, tax justice, financial transaction tax.

Subsidies zijn niet duurzaam, je moet winst maken, zo werkt de wereld nu eenmaal. Fair niet vergeten: ondernemers willen wel groen maar meestal niet eerlijker verdelen. Aandacht voor opstand Egypte, Nederlandse zakelijke belangen gaan alweer voor. Praten alleen is niet genoeg, ook wat doen.

GvdH: Of bedrijven wel willen delen: Ze werken natuurlijk in een structuur en er is natuurlijk greenwashing, maar je ziet veel verschuiving en daadwerkelijke bezorgdheid, bijvoorbeeld over mensenrechten (DSM). Kijk naar de voorlopers. Ook binnen bedrijven wordt druk uitgeoefend. Duurzaam gaat over meer dan groen, ook over diversiteit, gender enzo.

JH: Bedrijven doen goede dingen maar blijven financiële organisaties die hun aandeelhouders moeten tevreden stellen dus op lange termijn niet duurzaam. Inkaderen in streng beleid, quotering enzo.

GvdH: Via aandeelhouders kun je ook duurzaamheid eisen.

LR: Heeft er moeite mee om bedrijven te zien als onderdeel van het maatschappelijk middenveld. Ze zijn er niet voor het algemeen belang maar voor hun eigen belang. Het zou niet meer dan hun plicht moeten zijn om fair en green te doen. Veel multinationals hebben eeuwen slechte rol gespeeld en zijn nu ineens ‘om’ omdat er geld te verdienen is. Het zijn maar instrumenten, geen doel op zich.

Interventie Christiaan van Platform DSE: Iets scherper inzetten: Duurzame producten op zich zegt niets, gaat ook om omvang productie. En er moet ook nagedacht worden over krimp, maar daar zullen bedrijven niets aan kunnen verdienen.

HB: Milieudefensie maakt onderscheid tussen korte en lange termijn. Op korte termijn is een aantal bedrijven soms medestander. Wat hun rol uiteindelijk kan zijn, is een ander verhaal. Bovendien bij politiek en consumenten is weinig te bereiken momenteel.

Vragen/opmerkingen publiek: Solidair moet men ook zijn met toekomstige generaties. Nu wordt niet gepraat over het ‘hoe’ alleen over het ‘wat’. Zonder pressie gebeurt er niets, al is je idee nog zo goed. Vraag: afromen aandeelhouders voor duurzaamheidsfonds. (voorstel moderator voor alle overgebleven ideeën om na afloop een uitruil bij het podium te organiseren). Maatschappelijke organisaties hebben ook vermogen (reserves) en beleggen dat ook slecht.

HB: Krimp is de lastige boodschap, moeten we ook durven te brengen, maar niet te kort door de bocht. Ook daar hoort een groter verhaal bij en zorgvuldig/slim communiceren. De reserves van Milieudefensie worden niet belegd, maar op een spaarrekening bij Triodos gezet

LR: Is actief in de degrowth beweging (‘krimp’). Die is nodig in het Noorden zodat het Zuiden kan groeien. krimp is geen doel op zich, het gaat om herverdeling. In Oost Europa kiezen ze voor andere omschrijving zoals Resource Kept economy, elders is de term Steady State Economy opgekomen. Je moet met je economie binnen onze ecologische en sociaal kapitaal houden.

GvdH: Dat klinkt al beter, krimp valt niet goed. ontkoppeling tussen krimp in fysieke en financiële zin is ook goed. Hier ook rol van overheid want bedrijfsleven moet naar rendement streven dus die zal daarin niet het voortouw nemen. De overheid moet dat doen. Maar die volgt de realiteit van de markt en de kiezer, en doet het dus ook niet. Bedrijven hebben veel nadelen maar ook een voordeel: ze kunnen als ze willen heel snel iets veranderen. Voorbeeld Philips en arbeidstijden in China. Maar alleen als burgers gemobiliseerd worden.

JH: De neoliberale hausse van de jaren ’80 is er niet door burgers gekomen, maar door politici en bedrijfsleven en we zijn nog steeds bezig dat weer terug te draaien. De rancune zegt dat links aan de macht was, maar dat is niet zo, dat zijn sprookjes.

Groei heeft een heel positief imago, en krimp niet. We moeten zoeken naar de positieve verhalen over krimp, die aangeven dat krimp ook een kans is. Als we dat serieus willen nemen moeten we wat doen aan inkomensgelijkheid, arbeidszekerheid , loonzekerheid, alleen dan kun je vakbeweging en mensen uit de sociale sector meekrijgen.

Laatste woord voor Christiaan over het routeplan. Pas afgelopen jaar zijn allerlei details als anders meten, FTT enzo omschreven en nu wordt geprobeerd stappen te definiëren en commitment van organisaties daarbij te krijgen. Maar nu is het toch weer teveel een inventarisatie van meningen geoworden. Zou goed zijn om terug te pakken het aanzet tot routeplan, nu te weinig in discussie gebracht. Wat kun jij in jouw positie bijdragen? Of aanvullen/aanscherpen? (Evelijne peilt zaal: niemand tegen, een paar ‘onthoudingen’). Struikelblok is dat de beschikbare middelen zeer beperkt zijn. Maar het routeplan is niet een ouderwets verticaal, het is niet één plaatje maar een discussie over toekomstmodellen. Dat proces moet ook lokaal van de grond komen.

verslag slotdebat Meer lezen »

Inleiding Christiaan

Tilburg, 3 februari 2011

Welkom namens Platform DSE en Alliantie Fair & Green Deal

Wel een hele mooie opkomst, zoals we die dit jaar ook ongeveer hadden verwacht en gehoopt. Een aantal waarmee heel goed gewerkt kan worden, zeker ook in de workshops. En dat is wat we vandaag willen. Een werkconferentie. Aan het werk dus. Geen tijd om afwachtend achterover te leunen en al of niet welwillend te luisteren.

Allereerst dank aan de UvT voor haar gastvrijheid. En aan OxfamNovib, Kerk & Wereld en Pequeno voor financiële bijdragen.

We waren al begonnen:

  • met een film over hoe burgers in actie komen als overheden het publieke belang niet goed genoeg behartigen
  • in zo’n situatie zitten we nu ook: het kabinet spreekt van een Green Deal en innovatie, maar kiest feitelijk vooral voor restauratie naar BaU, of zelfs een verscherping van een neoliberaal beleid dat de problemen juist veroorzaakte
  • hoog tijd dat we een andere koers uitzetten, daadwerkelijk inslaan en afdwingen
  • maatschappelijke organisaties zullen daarin – is onze inschatting; zie Aanzet tot een routeplan – het voortouw moeten nemen: natuur- en milieu-, ontwikkelings-, vredesorganisaties; ook vakbonden. Zoals vorige maand de cultuursector van zich deed spreken en deze maand de onderwijssector, zo zal ook de beweging voor een duurzame en rechtvaardige economie zich moeten manifesteren

We waren al begonnen inderdaad:

  • 2006: conferentie over eerlijk meten van de toenmalige Derde Kamer.
  • 2007: Platform DSE: eerste verkenning onder leiding van Bob Goudzwaard en Lou Keune
  • 2008: 1ste conferentie van Tilburg: Verklaring van Tilburg: daarin obsessie met economische groei onder kritiek gesteld; een probleemstellende fase
  • 2009: 2e conferentie, in Antwerpen, met VODO: Appèl van Antwerpen met een oproep aan de politiek het moment van de crisis goed te benutten en het antwoord te zoeken in een radicale verandering van de economie; positieve respons, maar helaas weinig zichtbare actie
  • 2010: 3e conferentie, weer in Tilburg: een operationaliseringsfase: uitwerking van de Verklaring van Tilburg in een groot aantal meer en minder concrete maatregelen die genomen zouden moeten worden; in de loop van 2009 door een brede groep betrokkenen en op basis van voorbereidende expert meetings neergelegd in de Fair & Green Deal
  • op basis daarvan begin met opbouw van de Alliantie Fair & Green Deal; een nog los verband van maatschappelijke organisaties en enkele bedrijven met een overlappende consensus over de transitie die nodig is en een tiental werkgroepen die zich op deelterreinen hebben georganiseerd: duurzame investering, FTT, voetafdruk en bevolkingsbeleid, regionale economie, het betrekken van burgers e.d.

Daarnaast:

  • Urgenda: werken aan vooral technische transitiepaden (Rotmans)
  • de Groene Zaak: een verband van op duurzame economie gerichte bedrijven
  • Economy Transformers: vergelijkbaar met ons, maar misschien meer een bezinningsprogramma gericht op de filosofisch-psychologische wortels van ons economisch systeem (Wijfels)
  • burgerinitiatief ‘Nederland krijgt nieuwe energie (Klaas van Egmond)
  • nieuw denken over OS waarin meer aandacht komt voor de fundamentele veranderingen die in onze eigen economie moet plaatsvinden om ruimte voor ontwikkeling in het Zuiden te maken (WRR, Grotenhuis) en waar het kabinet wat selectief mee omgaat
  • en natuurlijk het werk van mensen als Roefie Hueting, Bob Goudzwaard en Arnold Heertje
  • niet toevallig allemaal namen van mensen die vandaag aan het woord komen (al was Wijffels helaas verhinderd)

Hoog tijd nu om dat losse verband aaneen te smeden tot een stevige samenwerking

  • met een duidelijk, actief commitment van een groot aantal organisaties die ertoe doen
  • waarin iedereen zijn rol speelt op eigen terrein en deskundigheid
  • maar met een gedeelde ambitie waarop men zich naar buiten toe én naar de eigen achterban ook profileert
  • en op basis van een duidelijke, gedeelde strategie

Dat is het doel voor vandaag

  • de globale ambitie was er al met de Verklaring van Tilburg en de Fair & Green Deal; nu opnieuw geformuleerd in een visiedocument voor deze conferentie dat na de conferentie aangescherpt kan worden
  • voor de strategie hebben we een handvat voor discussie gegeven met het discussiedocument ‘Aanzet tot een routeplan’ waar het gaat om de overkoepelende strategie; in de workshops komt dat op deelterreinen aan de orde
  • taakverdeling en afspraken kunnen in de workshops en in de loop van de dag gemaakt worden
  • en hopelijk kunnen we aan het eind een duidelijk gevoel van commitment vaststellen en na de conferentie concretiseren

Die aanzet tot een strategie staat in het teken van twee motto’s

  • De tijd dringt, zei Carl Friedrich von Weizsäcker al in 1986. Daarom hebben we als einddoel een radicale transitie, die in 10 jaar tot een substantiële verkleining van de voetafdruk en de ongelijkheid moet leiden
  • Haast u langzaam, zei Erasmus in de 16eeeuw:
    • deel de transitie op in overzichtelijke stappen
    • plaats die in een slimme volgorde
    • doe niet alles tegelijk: kies je doelgroep, actoren en boodschappers bewust
    • houdt rekening met hun begrijpelijke aarzelingen en onzekerheden
    • maar zet ook waar nodig druk op de ketel met gericht activisme (waarvan bijv. Shelle de effectiviteit maar al te goed kent)

Hoog tijd, zoals gezegd: niet alleen vanwege de economische crisis, maar vooral vanwege de klimaatcrisis, peak oil, stijgende voedselprijzen, blijvende armoede, dalende biodiversiteit en alle conflicten en migratie die daarmee samenhangen

Van overheid en politiek moeten we het op dit moment even niet verwachten (in Nederland in ieder geval)

Het is aan ons, maatschappelijke organisaties en een voorhoede van bedrijven, om de transitie in gang te zetten. Aan het werk dus.

Dat doen we onder de dynamische leiding van Evelijne Bruning: voorheen hoofdredacteur van Vice Versa, nu directeur van The Hunger Project Nederland.

 

Inleiding Christiaan Meer lezen »

Verslag Workshop 5

Workshop 5

Powerpoint intro workshop

Powerpoint Wouter Langendoen/CU

Powerpoint Lou Keune/Platform DSE

—————-

Verslag Workshop 5:

Een Fair & Green Macro Economische Verkenning (MEV+)

Workshopleider: Jan Juffermans (Voor Mondiale Duurzaamheid), verslag: Henk van Gerven

Inleiding van Lou Keune  (Platform DSE) die in het kort het begrip Macro Economische Verkenning (MEV) toelicht en de bezwaren daarop zoals die nu door het Centraal Plan Bureau (CPB) wordt uitgewerkt.

De beperkingen en bezwaren van de huidige MEV zijn dat het voornamelijk kijkt naar het Bruto Binnenlands Product (BBP) en waarden die gegenereerd worden in de gemonetairiseerde sectoren van de economie. Essentiële onderdelen, zoals huishoudelijke arbeid en onbetaalde arbeid, vind je daarin niet terug, terwijl de omvang van de onbetaalde arbeid groter van omvang is dan in de betaalde sectoren.

Daarnaast worden (al opgetreden) vervuiling en ecologische schade aan het milieu, voor zover er geen geldtransacties aan verbonden zijn, niet verdisconteerd. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft b.v. al in 2000 geprobeerd daarvan een schatting te maken en dit geprobeerd in geld uit te drukken, en kwam toen op 4½ % van het BBP. Verliezen dus, die nu nog niet worden gewaardeerd. Dit geldt zowel lokaal als mondiaal.

Indicatoren spelen een rol op alle nivo’s: individueel, institutioneel, lokaal, landelijk en internationaal. De MEV van het CPB pretendeert de stand van de Nederlandse economie weer te geven. Het is daardoor erg bepalend voor het denken over economie en wordt, onder invloed van het neoliberale denken, vooral bepaald door het denken in termen van economische groei. Binnen dit groeidenken is er al optmisme bij een groeiverwachting van 1,25 tot 1,5 %. Coen Teulings, directeur van het CPB, is een neo-liberaal en zijn visie bepaalt in belangrijke mate de inhoud van de MEV, maar heeft nu blijkbaar ook behoefte aan een breder spectrum van indicatoren. Hij wil bijvoorbeeld in de MEV een hoofdstuk wijden aan geluk.

De economische crisis is al lang veel breder dan alleen financieel-economisch. De huidige opstand in de Arabische landen, zoals in Egypte, heeft bijvoorbeeld een directe relatie met de mondiaal dreigende voedselcrisis. Door te focussen op financieel-economische- of monetaire vraagstukken ontstaat een veel te beperkt zicht op de werkelijke problematiek.
Het denken in andere termen en het betrekken en benoemen van andere indicatoren, breder dan louter financieel-economische, lijkt steeds meer ingang te vinden. Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in het werk van de Amerikaanse econoom Joseph E. Stiglitz. En binnen de EU loopt een project met de naam ‘Beyond GDP’ voor het gebruik van nieuwe indicatoren.

Het Platform DSE en de Alliantie streven naar een Fair & Green Macro Economische Verkenning, ofwel een MEV+, met een uitbreiding van het aantal indicatoren, samengesteld als een dashboard dat een beter zicht geeft op wat er werkelijk gebeurt.

Lou onderscheidt een drietal groepen indicatoren: complementaire (welvaarts)indicatoren, correctieve indicatoren en transformatieve indicatoren. In de brochure ‘Meta Economische

Verkenningen+’ wordt een aantal aanbevelingen en voorstellen omschreven.

1.      Begin een beschrijving of analyse in mens- en natuurwaarden.

2.      Geef alternatieve indicatoren een centrale plek.

3.      Leg relaties met variabelen uit andere domeinen, b.v. de gezondheidszorg, het onderwijs, de leefsituatie index.

4.      Leg relaties met mondiale ontwikkelingen en beschrijf de effecten die ons economische handelen heeft op hun situatie,

5.      Vertaal dit in monetaire termen en zet dat naast het Bruto Binnenlands Product.

Wouter Langendoen (beleidsmedewerker 2e kamer voor de Christen Unie) verving Tweede Kamerlid mevr. Esmé Wiegman en reageert op de inleiding en geeft een toelichting op de politieke waarde van de MEV.

Hij onderschrijft de waarde die toegekend wordt aan de MEV voor het denken van politici over economie en economische ontwikkelingen. Het is de richtsnoer bij het opstellen van de Miljoenennota, naast b.v. de Zalmnorm (om het financieel beleid bij te sturen) die ook een belangrijke rol speelt.

Beperkte economische definities sturen de politieke keuzes op b.v. het terrein van het energiebeleid (“goedkope” energiebronnen), maar ook bij het korten op ontwikkelingssamenwerking en onderwijs. Economische belangen op korte termijn blijven de belangrijkste uitgangspunten en standpunten bepalen.

Er is grote behoefte aan een verduidelijking van het begrip duurzaamheid. Op dit moment kan het op te veel verschillende manieren door politieke partijen gebruikt worden.
Bij de keuzes voor b.v. kernreactors is er sprake van concurrerende waarden. Om tot een grotere eenduidigheid te komen moet er een omslag in het denken plaats vinden.
Er wordt ook teveel gelet op koopkrachtplaatjes.

Het emissiehandel-systeem (voor CO2)  lijkt steeds meer een aflaat te worden waarmee je milieuonvriendelijke gedrag kunt afkopen. Er zijn ook te veel emissierechten uitgegeven zodat rijke landen alles kunnen kopen en prijzen te laag zijn. Uitputting van hulpbronnen zou een belangrijke indicator moeten zijn.

Daarnaast zou er een andere benadering moeten komen voor het toezicht op markten, waarbij hij denkt aan een andere rol voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA). Haar rol zou minder gericht moeten zijn op het korte termijn-belang van consumenten alleen. Er zouden nieuwe marktmeesters moeten komen in dienst van markt én samenleving.

Vragen die hierbij rijzen zijn onder meer:
– hoe kunnen we internationaal van elkaar leren en hoe hou je de internationale dimensies van de problemen in de gaten, waarbij te denken valt aan het gedrag van de World Trade Organization?;
– kun je het begrip duurzaamheid zodanig objectiveren dat het een leidraad kan zijn voor b.v. inkopers ten aanzien van hun inkoopbeleid?

Bart de Boer (Duurzaam Nationaal Inkomen en Platform DSE) stelt dat voor een Fair & Green Macro Economische Verkenning een bredere acceptatie nodig is van alternatieve economische indicatoren in de MEV, die belangrijk zijn als aanvulling op Bruto Binnenlands Product en ook elkaar aanvullen. Daarbij wordt onder andere gedacht aan:

  • de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW);
  • de Ecologische Voetafdruk (EV);
  • en het Duurzaam Nationaal Inkomen (DNI).

Dat rijtje wordt aangevuld met twee andere  indicatoren uit het ‘Dashboard voor Duurzaamheid’ van De Kleine Aarde: de Living Planet Index en de Waterfootprint. De ideale samenstelling van het dashboard zal nog nader bekeken moeten worden.

We streven naar een routeplan waarin een planning wordt gemaakt voor het van de grond krijgen van gezamenlijk opgezette pilots. Daarnaast moet er nagedacht worden over de verbetering/uitbreiding van de set indicatoren en het op elkaar afstemmen ervan, onder andere in een binnenkort te houden expert meeting over indicatoren.

Discussie. Het uiteindelijk resultaat zal uit moeten monden in de acceptatie van het gebruik van de MEV+. Die kan dan wellicht ook gebruikt worden voor het doorlichten van de programma’s van politieke partijen.

Het streven is gericht op een transitie van een materie-verslindende economie naar een materie-arme economie. De vraag is: hoe meet je waarden van immateriële zaken als behoeftebevrediging en welzijn, en kan je daar ook indicatoren voor ontwikkelen? En ook: wat gaan we met zo’n verbrede visie doen en hoe krijg je die op de agenda van o.m. de politiek en het bedrijfsleven? Moet je met mensen uit kringen van het Centraal Plan Bureau en de landbouw in gesprek gaan en confronteren met onze benadering?

Is  er ook belangstelling bij universiteiten? Volgens Lou Keune is er wel degelijk belangstelling onder de studenten, maar er zijn geen docenten om ze te begeleiden. Er zou eerst een plan gemaakt moeten worden dat meer mensen aanspreekt. Het BBP op een heel andere manier bekijken kan veel publiciteit opleveren, maar voorkomen moet worden dat de alternatieve indicatoren teveel weerstand oproepen. Met name bij politiek en bedrijfsleven.

Hoe kunnen we krachten bundelen? Lou Keune doet een oproep om mensen te zoeken (en aan hem door te geven), die capaciteiten hebben en hen samen te brengen in een soort Denktank MEV+ (hij stuurt allen nog een e-mail daarover). Dat hoeven niet of alleen economen te zijn. Zijn gedachten gaan b.v. ook uit naar systeemdenkers, filosofen en milieu-deskundigen. Verder moet er aandacht zijn voor literatuurstudies en het volgen van de ontwikkelingen in het buitenland en noemt hierbij de Grünen in Duitsland. Misschien is het mogelijk met hen contacten uit te wisselen. Dit idee krijgt algemene instemming.

Een niet onbelangrijke vraag is nog: waar halen we het benodigde geld vandaan om de activiteiten voor een proef-MEV+ te bekostigen (ongeveer 500.000 euro)? Het Initiatief Duurzame Handel krijgt 100 miljoen van Ontwikkelingssamenwerking. Misschien ligt hier een mogelijkheid om geld los te krijgen (hoewel er forse kritiek is op dat initiatief)? Of aankloppen bij de St. Doen voor subsidie.

Tenslotte wordt er een voorstel gedaan om aan de plenaire bijeenkomst te vragen om actieve steun voor het initiatief om te komen tot een F & G Macro Economische Verkenning, een MEV+ dus, en het gezamenlijk aanvragen voor de middelen ervoor.




Verslag Workshop 5 Meer lezen »

Verslag workshop 11, een politiek maatschappelijke strategie voor de fair & green deal

Verslag workshop 11, een politiek maatschappelijke strategie voor de fair & green deal

Workshopleider: Christiaan Hogenhuis, Oikos

Verslag opgesteld door: Derk Hueting, Dhuet.

Deelnemers: zie onderaan.

Deze workshop is een voortzetting van het ochtendgedeelte. Christiaan maakt een bruggetje met de ochtendsessie: de transitie naar een duurzame samenleving is op gang, er gebeurt van alles, het gaat er nu om de transitie te versnellen en in de juiste richting de krijgen/te houden. Een van de basisvoorwaarden is het beantwoorden van de vraag die Klaas van Egmond in de ochtendsessie heeft neergelegd: waar willen we heen? Wat is het doel van deze samenleving? Als we dat niet weten (en daar lijkt het op, in ieder geval in de westerse samenleving) kunnen we ook geen route bepalen. Kernvraag in deze workshop is hoe tot een politiek maatschappelijke strategie te komen voor een fair en green deal. Een centraal punt daarin is de rol van ‘het middelveld’, of beter, de maatschappelijke organisaties zoals ze o.a. in de Alliantie Fair & Green Deal zijn vertegenwoordigd.

Beweging en uitvoeringsmacht; van vertikaal naar horizontaal

Staatssecretaris Atsma wil binnenkort met een agenda voor duurzaamheid komen van dit kabinet en zal het maatschappelijk veld om input vragen. Er is dus een mogelijkheid vanuit deze conferentie input te leveren voor deze agenda.

Aansluitend op de discussie in de ochtend: maak onderscheid in de kwaliteit (en doelen) van het maatschappelijk middenveld! Gooi ze niet op een hoop! Maak het niet te simplistisch, het middenveld is divers en complex. Verderop in de workshop wordt ook opgemerkt dat de ANWB de grootse vereniging van Nederland is, maar spreker heeft de indruk dat de leden niets te zeggen hebben.

Theoretisch/analytisch is het verhaal van de green & fair deal prima, het ontbreekt echter nog aan uitvoeringskracht. We pakken niet door op de uitvoering, en dit stuit voor een deel op een onwillig middelveld. Veel milieuorganisaties lopen aan de leiband van de subsidiegever en doen veel concessies aan hun missie. De maatschappelijke organisaties hebben ons in de steek gelaten. Wiens brood met eet, wiens woord met spreekt.

Het verhaal van Jan Rotmans over de shift die we maken van vertikaal naar horizontaal spreekt een van de deelnemers aan. Zijn beeld bij het concept routeplan dat voorligt is dat het vertikaal is opgezet. Ook de structuur van het platform is vertikaal: ‘een maal per jaar een conferentie en intussen kan ik niets’. Op de website van het platform gebeurt weinig, hij mist de horizontale kant in het verhaal. Het platform zou horizontaler moeten werken, binnen een half jaar een structuur optuigen die dat benadrukt. Christiaan Hogenhuis ligt kort toe dat het Platform in de tussentijd met geringe middelen wel degelijk het een en ander heeft gedaan (o.a. gecommuniceerd via de nieuwsbrief Groeistuip), maar dat dit primair op maatschappelijke organisaties was gericht (bijv. start met Alliantie Fair & Green Deal, een nog los verband van organisaties, enkele expert meetings, een brief aan de informateurs, twee verkiezingsdebatten, een cursus F&GD).

We hebben het steeds over het maatschappelijke middenveld en wie daar een rol spelen, maar vormen we niet samen een beweging die in flow moet komen? En moet de vraag niet zijn hoe je dat voor elkaar krijgt?

Later komt dit thema terug in de vorm van de opmerking dat we het steeds hebben over iets of iemand anders. Zou het niet beter zijn het over onszelf te hebben, over wat wij kunnen doen. Er ligt hier iets op tafel – een Fair & Green Deal, een aanzet tot een routeplan. Laten we nagaan wat wij daaraan zelf kunnen bijdragen. Iedereen heeft een verantwoordelijkheid. Als we energie in deze beweging brengen, gaat dat wat uitstralen naar de omgeving. Wat kun jij betekenen? Wat heb je nodig? Zo kom je verder! Gewoon beginnen! Dat is de essentie van Transition Towns!

Laten we een facebook platform starten, waarop mensen elkaar op dit thema kunnen vinden, vragen kunnen stellen, problemen voorleggen en antwoorden uitwisselen.

Wanneer iedere maatschappelijke organisatie 5 a 10% van zijn tijd/mensen vrij maakt om de komende tijd aan het verhaal te werken en onderlinge verbindingen en samenwerking te zoeken, gaat er iets gebeuren.

Toekomstbeelden?

De vraag wordt opgeworpen of het ontwikkelen van – meerdere – uitnodigende toekomstbeelden en de discussie daarover kan helpen om die beweging te krijgen. We moeten zoeken naar hoe je de mensen wel kunt bereiken, aanspreken

Waar willen we heen? Wat is het grotere plaatje dat we willen realiseren? Sommigen vinden dat niet nodig: dat is toch duidelijk, een duurzame en sociale wereld! Anderen stellen dan de vraag; maar hoe ziet dat er dan uit?

We vragen Klaas van Egmond hoe hij dit ziet. De kern is dat we niet (meer) weten wie we zijn en ook niet weten wat het doel is van deze samenleving. We definiëren wie we zijn in uiterlijkheden (wij zijn onze auto,ons ego, ons huis, onze rijkdom). Vervolgens is eenzijdigheid een groot probleem, we schieten telkens uit de bocht. De ene periode is het kerk die alles voor het zeggen heeft, dan de overheid, de banken of het bedrijfsleven. We maken er karikaturen van. We kunnen de balans niet houden, de dogmatiek drijft ons steeds naar de periferie. We gedogen van alles omdat we niet weten wat we willen. Waar is de bezielde samenhang (Habermas). Mogen wij het midden bewaken?

Daarom ook het pleidooi van Klaas van Egmond voor de bestuursmodel a la Zwitserland, waar alle partijen op basis van het verkiezingsresultaten in de regering zitten. Zo kom je af van het vechten en ga je toe naar samen problemen oplossen.

Evolutie of revolutie, macht, schaalniveaus en samenwerking

We hebben wel een visie maar weten niet hoe die uit te dragen, te realiseren. Gaan we via het revolutionaire of via het evolutionaire pad lopen? Moet je dat willen sturen? Of doe je het modern netwerkend?

Opmerking tussendoor: je kunt niet harder gaan dan het gaat, ofwel het gras gaat niet harder groeien door eraan te trekken!

Iemand merkt op een analyse van de macht te missen. Weliswaar staat in de discussienota een actorschema waarin de macht van de verschillende actoren schematisch is aangeduid. Maar wat nog mist is een analyse van de vraag waarop die macht gebaseerd is.

Wie is onze tegenstander? Wat hier in de zaal zit is geen afspiegeling van de maatschappij. De in onze ogen bad guys denken ook dat ze met hun benadering de wereld redden. En deze bad guys hebben veel macht. Een aantal mensen uit de zaal reageert met de stelling dat we weg moeten van het vijanddenken, dat is oud denken, we willen het samen doen.

De paradigmashift waar we nu in zitten is die van het denken in concurrentie naar het denken in samenwerking. Er zijn andere structuren nodig om dit te realiseren. Een van de manieren is over de gehele keten te kijken. Bijvoorbeeld de cacao industrie is dat nu aan het doen. Er wordt direct gewaarschuwd voor fakeduurzaamheid , kijk bv. naar de soja keten en de manier waarop IDH werkt. Leidt die niet tot een moderne manier van kolonialisme?

De komende dagen wordt de Bilderbergconferentie gehouden. Dit jaar staat de conferentie in het teken van duurzaamheid. Er liggen (grofweg) dezelfde stukken op tafel als bij deze conferentie, alleen het woord krimp ontbreekt.

VNO/NCW heeft bijvoorbeeld Vision 2050 gemaakt, maar dit leeft (nog?) niet echt in die kringen!

Tussendoor ook nog de discussie of het zinvol is alle initiatieven te binden en er een groot initiatief van te maken. Of moet ieder initiatief juist zelfstandig kunnen bloeien en ontstaan de dwarsverbanden door bij elkaar op bezoek te gaan/mee te kijken.

Milieufederatie Zuid Holland organiseert binnenkort conferentie met de CEO’s van grote bedrijven. Zo kan het ook! Zoek elkaar op !Toon interesse en waardering!

Vanmorgen werd de opmerking gemaakt dat we de politiek kunnen vergeten in ons streven naar een andere economie. We moeten wel onderscheid maken tussen democratie en de politieke invulling daarvan. Democratie is een hoog goed, je kunt wel vraagstekens zetten bij de huidige politieke invulling daarvan. We moet ons niet afkeren van het huidige politieke systeem, maar juist mee gaan doen. Wordt allemaal politiek actief! Richt samen een politieke partij op!

Er wordt een korte discussie gevoerd over de verschillende schaalniveaus die in de transitie een rol spelen. In het blad Milieu van de VVM is laatst een systeembeschrijving/model beschreven van de regionale duurzame structuur (door Frans van der Steen, Haags milieucentrum). De vraag is niet groot- of kleinschaligheid, maar juistschaligheid. We zien veel mogelijkheden op de lokale schaal over het hoofd.

We moeten een beroep doen op alle niveaus en mensen met invloed mobiliseren!

Urgentie

Het gevoel voor urgentie leek gedurende de discussie in de ochtend te verdwijnen. Er zal meer aandacht moeten komen voor een economie die niet meer groeit. Ook in de landelijke politiek wordt dat inzicht gemist. Diederik Samsom bijvoorbeeld zei laatst nog in een interview dat het zonder groei niet gaat lukken.

Het beeld van de Titanic spreekt aan. We zitten op de Titanic en moeten een nieuwe kapitein kiezen. En dan een die ervoor kiest het schip van koers te doen veranderen om te voorkomen dat we op de ijsberg lopen. En niet iemand die alleen bezig is het orkest harder of zachter te laten spelen of nog een rondje kaviaar langs te laten gaan.

Conclusies Christiaan Hogenhuis:

  • Verbinding zoeken is een breed gedeelde wens
  • Stap op elkaar af vanuit interesse en waardering
  • Bied een (virtueel) platform voor de beweging, waarop debat en uitwisseling kan worden gefaciliteerd
  • Breid de machtsanalyse uit met vooral een analyse van de basis van de macht van verschillende actoren
  • Ga in op de uitnodiging van Atsma

Christiaan Hogenhuis zegt toe binnen het Platform DSE en de Alliantie aan de orde te stellen of we iets als een internetplatform kunnen opzetten. Verder worden de aanwezigen aangeschreven met de vraag commentaar op de ‘Aanzet tot een routeplan’ te geven en daarbij aan te geven welke bijdrage zij zelf daaraan kunnen doen.

Naar de plenaire bijeenkomst wordt als centrale opmerking teruggerapporteerd: Bied als basis voor een beweging een internetplatform voor debat en uitwisseling van kennis en ervaring.

————

Deel 2: Poging tot analyse, ontdekken van de kern (van uw verslaggever, op eigen initiatief, misschien voegt het iets toe!)

Voor mij zit de kern van het verhaal in de opmerking die werd gemaakt dat ‘we’ (alle initiatieven die streven naar een duurzame samenleving) een beweging zijn die ‘in flow’ moet komen en dat we in een proces zitten om dat voor elkaar te krijgen. Het gaat er daarbij niet alleen om organisaties te verbinden, maar (en misschien wel vooral) om individuen een platform te bieden om hun gedachten en ideeën te kunnen delen, ontwikkelen en verbinden. Om van daaruit de collectieve acties te laten voortkomen die nodig zijn om de beweging ‘actief en zichtbaar’ te maken.

Wat mij in de workshop opviel was dat er vooral werd ‘gebracht’ (de eieren van de pinguïns) en we niet erg in dialoog kwamen. Ik heb heel wat verschillende invalshoeken (dilemma’s en paradoxen) voorbij horen komen: moeten we nu wel/niet een toekomstvisie maken, ons wel/niet politiek in de politieke arena begeven, wel/niet bundelen (van alle initiatieven, zelfs een nieuwe politiek partij werd geopperd), wel/niet een analyse van de macht maken, wel/niet in tegenstellingen denken en wel/niet de ander wantrouwen (ik moet dan direct aan de zenmeester denken die tegen twee ruziënde monniken zegt dat ze allebei gelijk hebben). Als je dit nu combineert met de oproep om het niet steeds over de ander te hebben, maar naar onszelf te kijken, en de visie van Klaas van Egmond om naar de bezielde samenhang in het midden te streven, waar komen we dan uit? Misschien bij het volgende: een platform waarop continu mensen met elkaar van gedachten wisselen over verschillende vraagstukken (horizontaal). Waar ook een groep actief is die over de discussies en gesprekken heenkijkt en zoekt naar de verbindingen/rode draad, en daaruit verschillende acties initieert, die wellicht voor een deel al in de routekaart staan (vertikaal).

———–

 

Verslag workshop 11, een politiek maatschappelijke strategie voor de fair & green deal Meer lezen »

Verslag workshop 10

Verslag workshop 10,

Burgers betrekken bij een F&GD.

Regionale voedselvoorziening: van globaal naar lokaal

1. Introductie en achtergrond

De workshop wordt voorgezeten door Hans Berkhuizen (Milieudefensie, Alliantie F&GD) en ingeleid door Sjef Staps (Louis Bolk Instituut, Alliantie en Platform DSE)

De workshop is voorbereid vanuit de werkgroep globaal – lokaal die onder de alliantie valt.

De inzet van deze werkgroep is om in het kader van het betrekken van burgers bij de omslag naar een groene en eerlijke economie, te werken aan het opzetten van regionale economieën met een focus op voedselvoorziening en daaraan gekoppelde energievoorziening (bijvoorbeeld biomassa-afvalstromen, zon en wind op boerenbedrijf e.d.).

Het voorlopig geformuleerd doel is:

  • in 2020 loopt

  • in 20 regio’s in Nederland

  • 20% van de voedsel- en energievoorziening via lokale kanalen

    • in de vorm van coöperaties waarin burgers als financier (al of niet risicodragend) meedoen

    • zonder tussenkomst van multinationale banken of dito detailhandel

    • tegen een faire prijs.

2. Korte impressies van reeds lopende initiatieven

Voor deze workshop heeft een voorbespreking plaatsgevonden met de volgende partijen:

  • Stichting Oikos

  • Vereniging Milieudefensie

  • Louis Bolk Instituut

  • Transition Towns, ‘Goei ete’ (Tilburg)

  • Platform Aarde, Boer, Consument (ABC)

  • Willem & Drees

  • De Nieuwe Ronde, Wageningen (Community Supported Agriculture / Pergola)

  • ZLTO

Tijdens de workshop worden korte presentaties gegeven over reeds lopende regionale initiatieven.

Willem & Drees (verhinderd, kort samengevat door Sjef Staps)

Opgericht door twee ex-Unilever-medewerkers. Gericht op korte en transparante ketens van producent naar consument. Maximale afstand ca. 40 km; ‘fietsafstand’. Gestart in regio Amersfoort, nu ook actief in onder meer regio Utrecht en Arnhem-Nijmegen. Grotendeels biologisch, niet helemaal.

Klaas Nijhof, De Nieuwe Ronde, Wageningen

CSA: Community Supported Agriculture (ook wel Pergola genoemd).

Kleinschalige bio-landbouw

  • CSA-aspect: alle abonnees hebben een vinger in de pap. Betrokkenheid is geformaliseerd. Lief zijn voor elkaar.

  • Zelfoogst-abonnementen.

Door zelfoogst komen de deelnemers op het bedrijf en zien hoe het gaat. Ook wat er niet goed gaat. De consument heeft een direct belang bij het welzijn van de boer.

De consument is meer deelnemer dan abonnementhouder. Prijzen worden in gezamenlijkheid vastgesteld. Maximaal 150 huishoudens. Sociaal is het zo ook prima. Klaas vindt dat het bij opschaling teveel een supermarktsfeer wordt.

Stabiel qua opbrengsten.

Irma Lamers, Transition Town Tilburg en initiatief ’Goei Eete’

Goei Eete’: opgeschaald van 80 naar 120 deelnemers. Niet per se biologisch. Afhaalpunten. Verschillende activiteiten om de betrokkenheid van consumenten te vergroten, zoals fietstocht, appels uitdelen, maandelijkse vegetarische maaltijd. Ook deelgenomen aan de week van de biodiversiteit. Er is een jaar voor geworven.

Producenten en producten zijn geselecteerd. Er is aangehaakt bij reeds lopende initiatieven.

Belangrijk: vraag van consument duidelijk krijgen. Is in Nederland nieuw concept.

Greet Goverde, Platform Aarde Boer Consument (ABC) en boerencoöperatie Nijmegen

1. Platform ABC streeft naar een andere landbouw en naar een beter EU-landbouwbeleid. Ook concrete speerpunten. Regionalisering, gezonde bodem, marktregulering. Andere waardes voorop stellen.

Ook praktisch: Rubriek ‘koop van buurman boer’.

Producten worden aangeboden door onder meer Willem & Drees, ook door voedselcoöperaties. Bio of gangbaar, grote diversiteit. Grote uitdaging.

2. Nijmegen, Oregional, boerencoöperatie. Groep van 20 boeren, willen gezamenlijk landbouw in stand houden in de omgeving Nijmegen. Veel boeren zitten op het minimum inkomen door kleine marges van de supermarkten. De supermarkten stunten met landbouwartikelen; daarvoor komen de klanten vaak naar de winkel. De coöperatie wil druk zetten op intensivering en grootschaligheid. Streven naar korte ketens.

Greet is aandeelhouder binnen een boerencoöperatie. Er is gekozen voor rechtstreekse levering aan instellingen, zoals de St Maartenskliniek. Daardoor is men verzekerd van zekere afzet.

Gemeld wordt een bijeenkomst van het platform ABC op 18 februari a.s. Zie www.aardeboerconsument.nl.

Maarten Leseman, ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie)

Maarten Leseman is van de afdeling Public Affairs bij ZLTO. De organisatie heeft 18.000 leden.

De houding van ZLTO was vroeger: ‘wij kunnen het hier wel regelen’. Vroeger werd de boer geknecht, later werd dat beter. De laatste 40 jaar is het fout gegaan (onder meer intensieve veehouderij en meer). ZLTO realiseert zich dat er een eind komt aan het alsmaar uitputten van de aarde e.d.

De laatste 40 jaar is doorgebracht in contactloosheid met de burger, met de buurman, etc. Schuren werden groter en gingen dicht. Er kwam schaamgroen. Alsmaar vergroting, verzwaring van machines, etc. ZLTO zoekt nu het debat over ‘contact hebben met afnemers’. Over hoe de buurman en de consument over de boeren denkt. De verwachte transitie van verduurzaming kost naar verwachting tien jaar of meer. ‘Verduurzamen’ is een werkwoord, er moet wat gebeuren. Ook marktconcepten, antibioticagebruik etc. horen daarbij.

Het is soms heel lastig om integraal te denken. ZLTO wil contact maken en nieuwe verbindingen leggen. De eerder in de workshop genoemde initiatieven zijn goede voorbeelden voor ZLTO.

Wellicht gaat een samenwerking met Milieudefensie eerder met energie dan met voedsel?

Uit de ZLTO-kring komen de ‘Gijs’-producten. Niet duurzaam, maar wel met een verhaal van de boer. Streekeigen. ZLTO noemt dit eerlijke producten, niet biologisch.

Bij regionalisering kan aan verschillende schaalgroottes worden gedacht: mondiaal – regionaal – lokaal. Voor ZLTO is de markt de driehoek Parijs-Berlijn-Londen, vooral Duitsland. Men verwacht dat de rol op de wereldmarkt eindig zal worden, uitgezonderd sommige specialismen zoals uitgangsmateriaal (pootgoed etc.) en bloembollen.

Dannie Brus, Nivon

Het Nivon omvat 60 afdelingen en is eigenaar van kampeerterreinen en vakantiehuizen. Het manifest F&GD is nogal een wetenschappelijk verhaal. Het Nivon heeft een eigen versie opgesteld, als volksuitgave. Deze uitgave is op de workshop verspreid. Nivon wil streven naar verbinding met eerdergenoemde initiatieven.

Er zijn nog veel meer initiatieven, waaronder: Marqt (regiomarkt), Gemeente Almere, Unilever, Eneco, Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling (initiatief van Urgenda), voorbeelden van alternatieve geldsystemen, de (RABO) streekrekening, lokale groepen van Milieudefensie, lokale afdelingen van NIVON en lokale kerken.

Vanuit de zaal wordt gevraagd wat ZLTO hier doet. Hun activiteiten passen niet bij een F&GD. Hans Berkhuizen geeft aan dat het gaat om het leggen van nieuwe verbindingen, weg van de structuren van nu en van het verleden.

ZLTO geeft zelf ook aan deze nieuwe verbindingen te zoeken.

3. Actorenanalyse

Milieudefensie heeft een actorenanalyse opgesteld (zie figuur). Hierin is in beeld gebracht welke partijen een rol kunnen spelen bij het routeplan naar een meer regionale economie en in welke mate zij mee- of tegen zullen werken. Het betreft een eerste ruwe verkenning.

Figuur: Actoren-analyse regionale voedselvoorziening



In de discussie die ontstaat vormt een belangrijke component de rol van de burger en de verbindingen met de regionale en lokale politiek. Ziet de politiek de burger ook buiten de verkiezingstijd staan?

Er zijn zowel positieve als negatieve ervaringen.

Transition Towns Haarlem: gemeenten willen graag met burgers in contact komen. Echter, interessanter is wat burgers met elkáár kunnen. Zie bijvoorbeeld Greenwheels. Alles wat gemeenschappelijk kan, ook zo doen en buiten de gemeente om. Grijp kansen om aandeelhouder te zijn en startende initiatieven te steunen. Samen aan de slag. Samen tot stand brengen.

Dannie Brus: het bewerken van de politiek blijft nodig. Maar dan ook samen weer wat nieuws gaan doen. Er is gedacht aan een onderling ziekenfonds. Het moet wel van ‘ons’ blijven.

Er is een sociaal makelaar in de workshop aanwezig. Deze werkt al aan verbindingen met twee werkgroepen, voedsel en solidaire economie. Er worden complementaire projecten ontwikkeld. Want er wordt nog zoveel op eilandjes gewerkt.

Willem Hoogendijk meldt de ervaringen van een buurtstreekwinkel, met moestuinen en een deel vanuit de stad/regio. Arbeidsplaatsen creëren en de burger erbij betrekken. Maar wel vanuit een andere weg: eerst kijken wat er al is en dan daarbij aansluiten, ook met de gemeente.

Lekker Utregs is vanuit Stichting Aarde opgericht. Het is een supermarkt met lokaal voedsel. Een diner met notabelen is georganiseerd voor committment: manifest laten ondertekenen. Hiervoor is ook financiering van Brussel ontvangen (Leader).

Nieuw project is ‘Eetbaar Utrecht’, in de stad zelf, door de mensen zelf. Productieve activiteiten. Meer zeggenschap voor buurten.

Pequeno is geïnteresseerd in nieuwe financieringsvormen. In de oude vorm was de route eerst een plan maken, dan financieren. Een nieuwe vorm zou kunnen zijn om al vanaf het begin te financieren. Geld in het plan opnemen. Lokaal verbinden vanaf het begin af aan. Eigen regionale fondsvorming.

Transition Town Diemen meldt goede samenwerking met de gemeente: buurtmoestuin-initiatieven. Er is veel ondersteuning met burgerparticipatie. Buurtgevoel versterken. Het IVN heeft het initiatief opgepakt en ondersteunt het als rechtspersoon. Zie www.buurtmoestuin.nl.

Als belemmeringen naar regionalisering worden genoemd aanbestedingsregelingen en bestaande machten.

Ministerie van Landbouw heeft een map uitgegeven: ‘Smakelijk duurzaam’. Hierin staan vele initiatieven rond voedsel, duurzaamheid en regionalisering. Zie ook www.smakelijkduurzaam.nl voor de pdf-versie.

Verder nog: landelijke genoegdag, 20 maart in Tilburg.

4. Routeplan

De voorzet voor het routeplan beschrijft de diverse stappen vanaf nu naar 2020. Bij voorkeur werkt een groep van organisaties daarin samen om de benoemde doelstelling te bereiken.

Deze voorzet is als volgt.

Routeplan, 1e halfjaar:

  1. Bijeenbrengen partijen, evt. ook consumentenorganisaties

  2. Opstellen ruw projectplan

  3. In kaart brengen aanknopingspunten en benodigde ondersteuning

  4. Uitwerken projectplan

  5. Benaderen potentiële financiers

  6. Contact houden om EU Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) te beïnvloeden

Routeplan, 2e halfjaar:

  1. Projectplan geaccepteerd en financiering rond

  2. Aantal lokale voedselprojecten starten

  3. Werving van lokale VMD-groepen, NIVON-huizen, lokale kerkelijke groepen, TT-groepen die zich met deze projecten willen verbinden

  4. Werven ambassadeurs

  5. Opzetten mediacampagne ter ondersteuning? I.s.m. grote bedrijven, koepels als ZLTO, platforms als Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling, banken, restaurants?

Routeplan, jaar 2-5:

  1. Uitbreiden aantal lokale/regionale voedselprojecten in het plan

  2. Opzetten van een feed-back-systeem vanuit de consumenten
    (tips en klachten)

  3. Mediacampagne loopt

  4. Opzetten monitoring van effecten
    (bijhouden omzetcijfers e.d.; enquetes)

  5. Uitbreiden naar energieproductie

Routeplan, jaar 3-5:

  1. Evt. uitbreiden naar andere sectoren

  2. Op basis van voorlopige resultaten lobby naar overheid op bijvoorbeeld transport-/ mobiliteitsprijzen en heffingen op ‘externe kosten’

(pas op: weerstand van transportsector, ANWB, consumentenorganisaties)

Routeplan, jaar 5-10:

  1. Verdere uitbreiding en versterking van de lokale projecten

  2. Resultaten gebruiken in lobby naar landelijke politiek en overheid
    (doel: regionalisering voor zover mogelijk; landelijke overheid zet dit ook in EU en WTO op de agenda)

  3. Doelstellingen gehaald

Opmerking tijdens de workshop: misschien is het routeplan te technocratisch? Genoemd wordt het initiatief in Winterswijk waarin de mogelijkheid wordt geboden om mee te werken en te ervaren hoe voedsel groeit. Met als mooiste moment: de wortel die uit de grond komt, schoonvegen, ruiken en opeten.

Ook het Franciscaans Milieuproject in Stoutenburg biedt dergelijke ervaringsweken aan.

5. Vervolgafspraken

Het is de bedoeling van de workshop om te eindigen met een vervolgafspraak.

We hebben de crises onder ogen gezien. We hebben een doelstelling geformuleerd voor 2020 en een ruw plan met stappen vanaf nu naar 2020.

Tijdens de workshop ontstaat er al veel bereidheid voor samenwerking en verbinding met de werkgroep globaal – lokaal van F&GD met Nivon, Transition Towns en IVN.

De ruwe opzet van het routeplan wordt onderschreven. Onduidelijk is nog wat verbinding in de toekomst precies gaan inhouden. Dat zal een zoektocht zijn die gaandeweg duidelijker wordt.

Het workshopverslag komt op de website te staan. Vanuit de werkgroep globaal – lokaal zal er naar belangstellenden een uitnodiging verstuurd worden voor het vervolg van het routeplan.


Verslag workshop 10 Meer lezen »

Verslag Workshop 6 Vredeseconomie en conflictpreventie op de politieke agenda

Verslag Workshop 6 Vredeseconomie en conflictpreventie op de politieke agenda

Voorzitter: Wendela de Vries (Campagne tegen de Wapenhandel)

Inleider: Kees Nieuwerth (Quaker)

Notulist: Greetje Witte-Rang (Platform DSE / Kerk en Vrede)

15 deelnemers …

Verslag Workshop 6 Vredeseconomie en conflictpreventie op de politieke agenda Meer lezen »

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie.

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie.

1. Een veranderend veiligheidsbeleid.

De politieke en veiligheidssituatie in de wereld is in de vorige eeuw ingrijpend veranderd.
De vroegere Sovjet Unie hield op te bestaan, het IJzeren Gordijn verdween, optimisme vergezelde ons binnentreden in een nieuwe periode van hernieuwde hoop op vrede en stabiliteit.
Dit optimisme is sedertdien verdampt. Vele nieuwe soorten politieke, religieuze en etnische gewapende conflicten zijn losgebarsten en aan de grenzen van de Europese regio (bijvoorbeeld Bosnië, Kosovo, Tsjetsjenië, Georgië), op andere continenten (bijvoorbeeld Rwanda, Congo, Darfur)  of (en wel?) vanuit onverholen Westerse belangen (bijvoorbeeld Irak en Afghanistan).
Tegelijkertijd zouden hernieuwde spanningen tussen Rusland en ‘westerse’ geallieerden zelfs een nieuwe wapenwedloop en een nieuw soort Koude Oorlog kunnen oproepen…
Hoe ter wereld zijn we hier beland?

Toen het ijzeren gordijn in 1989 werd opgerold, werd de NAVO beroofd van zijn vijanden. Vroegere Oost- en Centraal-Europese staten werden zelfs lid van de NAVO en zodoende werd het steeds onduidelijker waar dat ‘voorwaartse’ gelokaliseerd moest worden en waar de vijand eigenlijk was… De NAVO kreeg een soort identiteitscrisis. Dit resulteerde in een nieuwe veiligheidsstrategie, die tegen 1991 ontwikkeld werd.
Verrassend genoeg hief de NAVO zichzelf niet op, alhoewel dat een logische respons op het einde van de Warschau Verbondsorganisatie zou zijn geweest.
Toen  de zogeheten ‘koude oorlog’ eindigde werd de ontwikkeling van samenwerking tussen voormalige tegenstanders, tussen Oost- en West-Europese staten gestimuleerd. Intussen echter bood de NAVO Centraal- en Oost-Europese volkeren snel een lidmaat- of partnerschap aan, waardoor haar invloedssfeer tot ver in Eurazië werd uitgebreid.
Gedurende dezelfde periode bouwde ook de Europese Unie haar instrumenten uit om gezamenlijk buitenlands beleid te voeren. Ook dit ging recent vergezeld van een militaire component, die van de lidstaten vergde hun militaire capaciteiten te versterken. Tegelijkertijd liet de EU  toe, dat de vroegere Oost- en Centraal-Europese staten sneller in de militaire alliantie werden geïntegreerd dan in de politieke unie. Op deze wijze werd echter de samenwerking tussen Oost en West in belangrijke mate gemilitariseerd.
Meer recent zien we dat zowel de EU als de NAVO openlijk verklaren, dat zij bereid  zijn de Europese behoeften in termen van hulpbronnen, energie en grondstoffen – met inbegrip van de aanvoerroutes – te verdedigen, zonodig met militaire middelen. Hier raken we dus aan het eigenlijke onderwerp van vandaag. Een nieuw begrip deed zijn intrede: ‘energieveiligheid’.

Inmiddels mag de tweedeling van de Koude Oorlog  –grotendeels- verdwenen zijn,s, maar we leven nog steeds in een verdeeld Europa…
Ver van het ‘Gemeenschappelijk Europees Huis’ zoals Michail Gorbatsjov het eind jaren tachtig, begin negentiger noemde….
Over welk Europa hebben we het namelijk? Hoort Rusland daar ook bij?
Hebben we het over het Europa van de Europese Unie, het Europa van de West Europese Unie, het Europa van de NAVO, het Europa van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, het Europa van de Raad van Europa – om maar een paar Europese gestalten te noemen?

2. Veiligheid of vrede: markteconomie of duurzame ontwikkeling.

Het huidige dominante economische model is noch rechtvaardig, noch duurzaam. Het betrekt onze landen in een wereldwijd technologische gestuurd systeem waarin macht verschoven is naar onpersoonlijke wereldmarkten, internationale financiële instituties en transnationale corporaties. Het vergroot de al bestaande ongelijkheid tussen en binnen volkeren en zelfs continenten. Het zou kunnen worden beschouwd als een nieuwe vorm van dominantie die – in zekere zin – 500 jaar van kolonialisme voortzet.
Als Europese burgers gebruiken wij meer dan twee keer de natuurlijke hulpbronnen waarin onze eigen regio kan voorzien! Bij een gelijkwaardig gebruik van natuurlijke hulpbronnen wereldwijd zou elke inwoner van deze aarde over ongeveer 2 hectaren land kunnen beschikken. Dit is de basale ‘ecologische voetafdruk’ beschikbaar voor iedereen.  Maar, momenteel verbruikt de Verenigde Staten 10 hectaren per persoon, Zweden 7, Frankrijk 6, Nederland en Duitsland 5 en Polen 4. Terwijl de bevolking van de Europese Unie maar 7% van de wereldbevolking uitmaakt gebruiken we meer dan 17% van de wereldwijd beschikbare natuurlijke hulpbronnen!
Daar dit systeem door onszelf ontwikkeld is kan het niet alleen, maar moet het ook door onszelf hervormd worden! Grote spelers in die globale markt vallen nu buiten de controle van individuele overheden. Transnationale maatschappijen zouden moeten worden gecontroleerd door mondiale instituties om de negatieve aspecten in termen van minimum lonen, sociale en milieukosten tegen te kunnen gaan. De hervorming van de Verenigde Naties zou mede op dat doel gericht moeten zijn. Instituties zoals de Wereld Handels Organisatie (WTO), de Internationale Arbeids Organisatie (ILO), het Verenigde Naties Programma voor Ontwikkeling (UNDP), de Wereldbank (WB) en het Verenigde Naties Programma voor Milieu (UNEP) zouden hierbij een nadrukkelijke rol moeten spelen in de naaste toekomst.
De internationale economische architectuur is dringend aan hervorming toe! Meer toezicht door internationale instituties waardoor de sociale- en milieudimensie volledig geïntegreerd worden in economisch beleid is nodig op nationaal, internationaal en globaal niveau. Hiertoe dienen –onder meer- nieuwe belastinginstrumenten ontwikkeld te worden, bijvoorbeeld op geldoverdrachten (ook wel genoemd de ‘Tobin Tax’) en op goed uitgevoerde kooldioxide (CO-2) belasting in internationaal verband. Dit zou ertoe bij kunnen dragen de sociaal-economische en milieu onevenwichtigheden op mondiaal niveau te bestrijden.

Realiseren we ons voldoende dat de prijs van ruwe grondstoffen voor de industrie, zoals fossiele brandstoffen, metaalhoudende mineralen en dergelijke, in de afgelopen jaren tot historische hoogte zijn gestegen?
We praten hier over nikkel, koper, chroom, vanadium, titanium, magnesium, platina enzovoorts….Deze worden overal in mijnen intensief ‘geoogst’….en ze zijn alle ‘niet vervangbaar’ (non renewables)! De prijs van koper was al tot recordhoogte gestegen in 2008, maar in de afgelopen twee jaar verdubbelde de prijs zich nog eens!
In 2010 werden vijf keer zoveel mijn- en grondstoffenbedrijven beursgenoteerde bedrijven als het jaar daarvoor. Bovendien kwam de prijs van veel metalen op een recordhoogte.  De London Metal Exchange, een samengestelde index waarin de prijs van onder meer koper en nikkel is verwerkt, steeg in twee jaar tijd met meer dan 200 procent.

Tegelijkertijd is de wrange realiteit dat sommige landen en particuliere bedrijven wel varen bij al de gewapende conflictsituaties wereldwijd. Niet alleen geven we op mondiaal niveau grote bedragen uit aan militaire inspanningen, waar sommige gespecialiseerde bedrijven een enorme omzet mee maken, maar er gaat ook veel geld om inde wapenhandel.
In 2009 werd naar schatting ruim 1500 miljard dollar “geïnvesteerd”in militaire uitgaven. Er zijn geen cijfers beschikbaar wat dit betekent voor het beslag dat dit alles legt op schaarser wordende grond- en brandstoffen. De internationale wapenhandel zet bij elkaar tussen de 40 en 60 miljard dollar per jaar om. In dit cijfer zijn alleen de zogeheten “legale” wapenverkopen tussen landen onderling verwerkt, dus nog niet de illegale handel en de verkopen in eigen land,. Als verkopen in eigen land worden meegerekend komt het totaal aan
wapenverkopen wereldwijd op meer dan 300 miljard dollar per jaar!
Ook particuliere, commerciële bedrijven profiteren van gewapende conflicten.
Zoals bedrijven die militaire voertuigen bouwen die  ‘bermbomresistent’ zijn, de vraag hiernaar steeg in één jaar tijd met maar liefst meer dan 900%.
De honderd grootste defensieconcerns zagen hun gezamenlijke omzet in 2009 met meer dan 10% stijgen tot meer dan 350 miljard dollar. Dat is meer dan in hetzelfde jaar wereldwijd aan ontwikkelingssamenwerking werd uitgegeven!
Een Brits bedrijf (BAE) stootte in 2008 het Amerikaanse Boeing van de troon als de grootste in de defensie-industrie. Het Amerikaanse Lockheed Martin staat vervolgens op de derde plaats.
Nederland telt tenminste 250 bedrijven die op de ‘defensie- en veiligheidsmarkt’ actief zijn, met een gezamenlijke omzet van ca. 3 miljard.
Nederland stond negende, maar staat inmiddels op de zesde plaats op de wereldranglijst als wapenexporteur. In 2009 werden door Nederland vergunningen afgegeven voor wapenexporten ter waarde van meer dan 1 miljard Euro. Deels zijn dat gespecialiseerde onderdelen voor elders geproduceerde wapens, deels ook de verkoop van afgeschreven militair materieel door het Ministerie van Defensie. Zo wordt in verscheidene landen gevlogen met oude Nederlandse F-16 vliegtuigen, onder meer in Chili en bestaat de Chileense marinevloot voor een groot deel uit oude Nederlandse schepen. Daar er spanningen zijn tussen Chili en andere Zuid-Amerikaanse landen zien de buurlanden Peru en Ecuador dat
als een bedreiging en resulteert dit dus weer in een regionale wapen wedloop.
Stel je eens voor dat deze immense bedragen in rechtvaardige en duurzame ontwikkeling op deze aardbol zouden worden gestoken?

Zijn we ons bewust dat- verborgen op de achtergrond- in de meeste gebieden getroffen door oorlog en gewapende conflicten vandaag de dag die intensieve competitie rond grondstoffen en energie een belangrijke en conflictbevorderende rol speelt?
Rusland is nu de grootste producent van nikkel, dat een onontbeerlijk bestanddeel is van roestvrij staal. Rusland produceert ook de halve behoefte aan titanium van Boeing voor het bouwen van vliegtuigen. Het is nu ook nog de grootste producent van aluminium geworden. En dan heb ik het nog niet over de olie- en gasreserves gehad. Een machtige positie die afhankelijkheden schept…..
Een ander voorbeeld. Onlangs gaf China aan de export van zeldzame aardmetalen (bijvoorbeeld cerium, dysprosium, erbium, lanthanium, neodymium, terbium, yttrium, zirconium) met tenminste 35% te willen beperken in het kader van een scherper milieubeleid in eigen land. Sinds die aankondiging is de prijs van sommige van deze metalen verzevenvoudigd.
China is echter wereldwijd goed voor ruim 90% van de winning van deze metalen!
En daarvan is juist moderne technologie in computers, telefoons, maar ook van windmolens en de batterijen van hybride auto’s afhankelijk! De katalysator in vele auto’s gebruikt cerium, zirconium of lanthanium. Sensoren hebben yttrium nodig. Neodymium wordt gebruikt voor magneten in bijvoorbeeld koptelefoons en kruisraketten. Lange afstand glasvezel transport kabels worden ontwikkeld met behulp van erbium.
Tot dusverre – mede dankzij lage lonen- wist China de oprijzen van dergelijke aardmetalen laag te houden. Hierdoor was het winnen van deze grondstoffen in andere landen waar ze voorkomen (Canada, de VS, Rusland, Zuid Afrika) niet echt lucratief. De schaarste en hogere prijzen zullen ertoe leiden dat deze grondstoffen in andere landen wel gewonnen zullen worden en vervolgens daar weer resulteren in milieuproblemen..
Anderzijds zou deze ontwikkeling het hergebruik van deze grondstoffen kunnen stimuleren.

Er is ook een sluimerend conflict tussen China en Japan over gasvelden op de maritieme grens tussen beide landen. Beide landen maken aanspraken op een gasveld dat door de Chinezen het Xihu en door de Japanners het Okinawa veld wordt genoemd. Het gaat om een groot gasveld, waar bovendien ook olie te vinden is: het zou even groot zijn als één vijfde van alle olie- en gasvoorraden tot dusverre in China gevonden. Gesprekken om het samen te ontginnen zijn vastgelopen. Beide landen denken het internationaal recht aan hun zijde te hebben.

China heeft in eigen beheer uiterst moderne straaljagers ontwikkeld – de J en de Hawk.
Deze worden al geëxporteerd naar bijvoorbeeld Zimbabwe, Venezuela, Pakistan . Gabon en Egypte hebben ook belangstelling. China heeft ook  raketten ontwikkeld –de Dongfeng- die een bereik hebben tot diep in Azië. Veel van die raketten staan op Taiwan gericht. Taiwan vroeg daarop de VS om meer straaljagers en onderzeeboten te leveren. De Chinese marine is inmiddels de grootste in de regio, met meer dan 60 onderzeeboten en ruim 80 snelle en wendbare patrouilleschepen, binnenkort wordt het eerste vliegdekschip operationeel.
China wil daarmee de Chinese olievoorziening via de Indische oceaan veiligstellen: China importeert bijvoorbeeld de helft van zijn oliebehoefte uit Saoedi-Arabië. In reactie hierop versterkt de VS de twee vlootbases in Japan op nog geen 500  kilometer van de Chinese kust. Een motivatie dit te doen is ook voor de VS dat dit bijdraagt tot het veiligstellen van de aanvoerroutes van energie.

Op mondiaal niveau resulteert deze ontwikkeling in het versterken van de zeestrijdkrachten door onder meer de VS, het Verenigd Koninkrijk, India, China en Australië. Ook hierbij is de motivatie de beveiliging van de scheepstransportroutes voor energie en grondstoffen, bijvoorbeeld vanuit Azië en het Midden-Oosten over de Stille- en de Indische Oceaan, vooral rondom Afrika. Recent hebben de activiteiten van Somalische piraten een nog nooit vertoonde alliantie van marineschepen veroorzaakt om de veilige doortocht voor bijvoorbeeld olietankers te bewerkstelligen: er zijn Amerikaanse, Russische, Britse, Nederlandse, Franse, Indiase, Japanse en zelfs Chinese schepen bij betrokken!
Een andere indicator voor deze ontwikkeling is het feit dat terwijl de VS nu 11 vliegdekschepen heeft, er twee nieuwe besteld zijn, het Verenigd Koninkrijk heeft er 3 en bestelde er twee meer, India heeft er 1 en heeft er twee besteld, Frankrijk heeft er 1 en heeft er nog één besteld, Spanje heeft er 1 en bestelde er één meer en zelfs Brazilië heeft er 1.

In centraal Afrika zijn meer dan zeven regeringen betrokken geraakt bij de gewapende strijd in Kongo en Zaïre in een gebied dat rijk is aan verschillende ertshoudende mineralen en ook goud en diamanten.
In het geval van het Midden Oosten speelt overduidelijk de aanwezigheid van olie een belangrijke rol. Bij de Koreaanse oorlog waren weinig mensen er zich van bewust dat het schiereiland  waar deze landen liggen nog de grootste reserves aan tin herbergt. En…weet je waarom de Israëlische staat  wanhopig vasthoudt aan de Golan Hoogte? Omdat onder dat plateau de grootste drinkwaterreserves in die regio liggen!
Voorspeld wordt dat miljoenen mensen deze eeuw met grote moeite drinkwater voor zichzelf zullen kunnen bemachtigen! Dit wordt alleen maar verergerd door de klimaatsverandering.
Nu al is in grote delen van Afrika geen voedselproductie meer mogelijk door erosie, droogte en verwoestijning.

Deze ontwikkelingen zouden onze aandacht moeten richten op de ernstige behoefte aan veiligheid voor allen, in plaats van onszelf, of met andere woorden op de behoefte aan werkelijke duurzame ontwikkeling voor allen en alles ( de schepping)!
En dus, omdat deze wereldwijde strijd om grondstoffen veelal de oorzaak is van gewapende conflicten en oorlogen, dienen we nog actiever deel te nemen aan de strijd voor rechtvaardige verdeling van kooldioxide-uitstootrechten, een gelijkwaardige toegang tot natuurlijke hulpbronnen en het inzetten van duurzame vormen van energie!
Dit zijn de uitdagingen voor de ontwikkelings-, de milieu- en de vredesbeweging in de 21-ste eeuw! Het ondersteunen van de totstandkoming van duurzame ontwikkeling, het ontwikkelen van effectieve instrumenten voor een rechtvaardig delen van hulpbronnen en het doen ontstaan van een wereldwijd bestuursstelsel als middel om gewapende conflicten en oorlogen te voorkomen. Dit zou onze preventieve oorlog moeten zijn: tegen nood, ongelijkheid en armoede!

Onderontwikkeling is namelijk een serieus veiligheidsrisico geworden. Dit heeft geleidelijk geleid tot het erkennen van de nauwe relatie tussen ontwikkeling en veiligheid. Dit kan echter ook in het nadeel van de volkeren in de zogeheten derde wereld uitpakken. Als prioriteiten worden gebaseerd op ‘noordelijke’ percepties van veiligheid kunnen zowel de plaats als de focus van ontwikkelingssamenwerking gaan verschuiven van de allerarmsten naar diegenen die we beschouwen als ‘vrienden’ en ons een ‘cirkel van veiligheid’ kunnen bieden voor EU en de VS of zelfs naar diegenen die een bedreiging van de veiligheid in Europa ongedaan kunnen maken, hetgeen zelfs een directe prikkel tot gewelddadig handelen met zich mee kan brengen. Geen van beide is goed.
Indien zorgvuldig toegepast is de convergentie van de benaderingen van ontwikkeling en veiligheid echter een goede zaak. Uiteindelijk is het bereiken van het ene noodzakelijk voor het bereiken van het andere.

Gelet op bovenstaande is de manier om gewapende conflicten en oorlog te voorkomen uiteindelijk het werken aan duurzame ontwikkeling voor allen,. het ontwikkelen van effectieve instrumenten om de natuurlijke hulpbronnen van deze wereld rechtvaardig te delen en het ontwikkelen van een doelmatig systeem van mondiaal bestuur.

3. De Europese Gemeenschap moet zichzelf opnieuw uitvinden: naar een  nieuwe EEG.

Rusland en zijn bondgenoten zien met lede ogen aan dat de Verenigde Staten via de NAVO en –in mindere mate-  de EU hun grondgebied omsingelen, het als het ware in de tang nemen. De reactie is dat Rusland met een aantal buurlanden een soort alternatief, een spiegelbeeld van de EU aan het ontwikkelen is: het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). Dit werd opgetuigd met een Economisch Hof, een verdrag en een commissie voor de Mensenrechten e.d. – heel herkenbaar nietwaar?
Net als bij de EU gaat dit echter niet zonder interne spanningen en belangentegenstellingen. Zo is er door de Russische nabuurlanden Oekraïne, Georgië, Moldavië en Azerbeidzjan een eigen samenwerkingverband opgericht dat meer openstaat voor aansluiting bij het “oude Europa”, terwijl tegelijkertijd Rusland en Wit Rusland nauwe samenwerking aangingen met Kazakstan….
Bij dit alles speelt de energiepolitiek een centrale rol. We hebben al verschillende keren gezien dat Rusland de “energie-kaart’ uitspeelt als het beleid van buurlanden niet bevalt. En recent werd die energiekaart zelfs ingezet door Oekraïne goedkope gasleveranties te garanderen in ruil voor het gebruik van de havens aan de Zwarte Zee voor het stationeren van de Russische vloot. Verschillende keren werd, vooral gedurende de winterperiode, de kwetsbaarheid van  Europese staten door de afhankelijkheid van aardgas uit Rusland gedemonstreerd. De gespannen verhouding tussen Litouwen en Rusland leidde er bijvoorbeeld in 2010 toe dat de gasprijs door de Russen werd verhoogd tot één vijfde meer dan de gemiddelde prijs die in Europa wordt betaald…
Om aan deze “energetische wurggreep” te ontsnappen hebben een aantal Europese landen dan ook plannen om (meer) nieuwe kerncentrales te bouwen: Finland, Estland, Letland, Litouwen, Wit-Rusland en Polen bijvoorbeeld. Overigens worden  deze plannen ook ingegeven doordat in het kader van het klimaatbeleid de Europese stroomsector mogelijk vanaf 2013 zal moeten betalen voor de uitstoot van broeikasgassen, waardoor elektriciteit opgewekt met gas of andere fossiele brandstoffen duurder zal worden. Estland, letland en Litouwen plannen een gezamenlijke kerncentrale in het Litouwse Visaginas. Ze hoopten dat Polen daarin ook zou deelnemen, maar de Russen bouwen een kerncentrale in de tussen Polen en de Baltische staten ingeklemde Russische enclave Kaliningrad  en bieden Polen aan hierin te participeren…

In 2007 verbruikte de EU bijna 500 miljard kubieke meter gas. Hiervan is ongeveer 40% afkomstig van eigen Europese voorraden die snel op beginnen te raken. De voorspelling is dat tegen 2020 er ruim 30% minder eigen gasproductie zal zijn dan in 2007. Tegelijkertijd wordt verwacht dat de vraag naar aardgas in diezelfde periode met ongeveer 20% zal toenemen. Dat betekent dat we op zoek moeten naar leveranciers buiten de EU. En dat terwijl we nu al ruim 60% van de behoefte aan gas importeren!
Ruim 80% van het geïmporteerde gas komt nu uit met name drie landen: Noorwegen, Algerije en Rusland. Daarvan neemt alleen Rusland thans meer dan 40% voor zijn rekening.
Zelfs het Europese duurzaamheidbeleid draagt –wonderlijk genoeg- bij tot het toenemende belang van aardgas als energiedrager. De EU streeft ernaar om 20% minder CO-2 uit te stoten in 2020. Dit om twee redenen. Ten eerste omdat gasgestookte elektriciteitscentrales verhoudingsgewijs minder CO-2 uitstoten dan kolen- of oliegestookte. En ten tweede omdat ze flexibeler zijn uit te schakelen en in te schakelen, zodat duurzame vormen van energie (zon, water, wind, aardwarmte) opgewekte elektriciteit makkelijker in het net te voeren is..  

De lidstaten van de Europese Unie in hun honger naar energie proberen dus de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen door onder meer een gigantische pijpleiding te plannen die gas uit Turkmenistan via Turkije naar Europa kan laten stromen,de zogenoemde Nabucco pijplijn…En verder zelfs plannen om een pijplijn dwars door de Sahara, de Trans Sahara pijplijn, aan te leggen waardoor gas uit Nigeria naar Europa kan stromen!
Naar de plannen deze pijplijnen aan te leggen werd door de Quaker Council for European Affairs onderzoek verricht.
De  Nabucco pijplijn zou  3300  kilometer lang worden, beginnend in Turkmenistan, doorkruist Turkije, Bulgarije, Roemenië en Hongarije en sluit aan op het Europese net in Oostenrijk. Zij zou goed zijn voor zo’n 50 miljard kubieke meter gas per jaar, hetgeen neerkomt op ongeveer 5% van de huidige consumptie. Aanlegkosten alleen al worden geschat op bijna 8 miljard Euro. Voorstudies werden in een eerder stadium al gefinancierd door de EU. En dan hebben we het nog niet over de kosten van onderhoud en beveiliging: het gaat hier toch over ‘energie veiligheid’, nietwaar?
De Trans Sahara pijplijn zou zelfs 4300  kilometer lang worden, beginnend in Zuid-Nigeria, doorkruist Noord-Nigeria, Niger en Algerije en sluit aan op het Europese in Frankrijk net via een pijplijn door de Middellandse Zee. Deze pijplijn zou goed zijn voor zo’n 30 miljard kubieke meter gas per jaar. Aanlegkosten worden geschat op een slordige 12 miljard Euro.
Het is een plan ontwikkeld door de Afrikaanse Unie. De pijplijn zou niet alleen gas leveren aan Europa, maar ook aan Noord Nigeria en Niger, zelf arm aan energiedragers.
Naast de EU heeft ook het Russische Gazprom interesse voor deelname getoond.
De EU heeft Nigeria al een fors bedrag geleend onder meer ter financiering van de plankosten. Het Franse Total heeft ook interesse en financiële steun toegezegd.
En in dit geval geldt nog sterken: hoe zit het met de beveiliging? Er is al jarenlang een verzetsbeweging in de olie- eng asrijke delta van Zuid Nigeria waartegen militair opgetreden wordt. Niger kampt al jaren met een verzetsbeweging onder het woestijnvolk van de Toeareg.
In Algerije in een Al Quaida-achtige terreurbeweging actief. Permanente beveiliging van de pijplijn lijkt dus noodzakelijk!
De vraag bij dit alles is natuurlijk: is dit werkelijk nodig?
We kunnen het geld dat geïnvesteerd moet worden maar één keer uitgeven… Kunnen we dat niet betere besteden, bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een ander energie- en veiligheidsbeleid?

Eerder hebben we aangegeven dat het concept veiligheid – met name door de NAVO- gaandeweg werd gemilitariseerd.
De Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en – in beginsel  ook de Europese Unie – benaderden veiligheid echter van oudsher vanuit een veel breder perspectief, zodat vredesopbouw, het respecteren en ontwikkelen van mensenrechten, het stimuleren van democratische processen en het rechtvaardig delen van natuurlijke hulpbronnen daarvan integraal deel uitmaakten.
Een mogelijk alternatief voor deze ontwikkeling is daarom nog steeds het oorspronkelijke model van de VN, EU en de OVSE: samenwerking om gedeelde veiligheid, gedeelde verantwoordelijkheid en gedeelde hulpbronnen te ontwikkelen. Een alternatief dat niet alleen vrede op aarde, maar ook vrede met de aarde wil ontwikkelen, zoals de Wereldraad van Kerken het noemt in een onlangs gepubliceerde verklaring over rechtvaardige vrede.

Daartoe is het noodzakelijk de oude stereotypen geassocieerd met de verouderde militaire en politieke blokken te overstijgen. De Europese Gemeenschap zou zichzelf opnieuw moeten uitvinden.

Recent dringt Rusland er op aan dat er meer samenwerking gezocht zou moeten worden bij het oppakken van de grote uitdagingen van deze tijd: energieschaarste, klimaatverandering, vrede en veiligheid.
Rusland is daarbij wellicht ook bereid tot nieuwe vormen van samenwerking gebaseerd op de OVSE en het verdrag van Helsinki uit 1975. Het oude Europa wordt hierbij uitgedaagd minder aan de leiband van de Verenigde Staten te lopen….
In een interview met een Duitse krant stelde Poetin onlangs zelfs voor om een ‘harmonieuze economische gemeenschap die zich uitstrekt van Lissabon tot Vladivostok’ te ontwikkelen.
Hij sprak in dit verband van een ‘vrijhandelszone of zelfs verdergaande economische integratie’. Deze recente visie in overduidelijk ingegeven door de recente wereldwijde economische crisis, waardoor men ook in Rusland begint te beseffen dat het met een autarkisch nationalisme het niet redt. Poetin zie daarover dat de mondiale crisis heeft aangetoond dat zwoel Rusland als de EU economisch kwetsbaar zijn. Verdere vervlechting van de EU met de buren is noodzakelijk voor de toekomst, vooral met de naaste buren,  Turkije en Rusland.

Als de Europese Gemeenschap zich werkelijk weer opnieuw zou willen uitvinden, kunnen we teruggrijpen op het oorspronkelijke concept van de Europese Kolen en Staal Gemeenschap uit de ’50-er jaren, die destijds hielp om te voorkomen die grondstoffen werden gemonopoliseerd en (opnieuw) ingezet als instrument bij een gewapend conflict.
In plaats van allerlei bilaterale samenwerkingsvormen op energiegebied zouden we gezamenlijk de EEG een nieuwe inhoud kunnen geven door met het GOS en haar nabuurlanden en zelfs alle ‘stans’ (Turkmenistan, Uzbekistan, Kazakstan-, Kyrgystan-, Tajikstan en Azerbeidzjan) een nieuw multilateraal samenwerkingsverband te beginnen: een Euraziatische Energie Gemeenschap  (EEG!). Dit kan voor de EU én Rusland en hun bondgenoten een eigentijdse  Gas en Olie Gemeenschap vormen, lessen trekkend uit herhaalde conflicten over aardgas in de afgelopen jaren.

Als we in dat verband dan de geroemde ‘soft power’ van de EU inzetten om de vrijheid, democratische-  en mensenrechten tot hoeksteen van het beleid in een steeds grote wordende politiek unie te maken, kan het proces dat zich in het Oude Europa voltrok zich op grotere schaal herhalen.

In mijn toekomstbeeld kan deze ontwikkeling zelfs de weg banen voor Rusland en sommige van haar bondgenoten om vervolgens lid te worden van een inmiddels gemoderniseerde EU! Dan kunnen we eindelijk ook de twee Europese parlementen die zij aan zij opereren (dat van de EU en de Raad van Europa) integreren.
Nauwere samenwerking met de nog bestaande Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa kan het opheffen van de NAVO inluiden. In die nieuwe situatie is er geen plek meer voor de NAVO, net zo min als voor de Warschau Verdragsorganisatie, aangezien de meeste Oost- en Centraal-Europese landen, met inbegrip van Rusland, nu deel uitmaken van de vernieuwde politieke Unie.
Eindelijk het Gemeenschappelijk Europese Huis!

Het hierboven geschetste perspectief zal de internationale verhoudingen  transformeren en een totaal andere veiligheidsarchitectuur voor de (breed gedefinieerde) Europese regio opleveren.
Eén die meer uitgaat van verzoening tussen Oost- en West-Europa, onderlinge democratische controle door lidstaten, het volgen van elkaars status in termen van mensenrechten, het ontwikkelen van effectieve verificatie instrumenten hiertoe en het elkaar ondersteunen met wederzijdse economische steun. Zodoende de vrede bouwend in een steeds groter wordende ‘Eur-Aziatische ruimte’, een proces dat al in werking werd gezet door bijvoorbeeld de EU, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in de tweede helft van de twintigste eeuw en de eerste decade van de eenentwintigste eeuw.
Een nieuwe internationale veiligheidsarchitectuur voor Europa moet worden ontwikkeld door de bestaande veiligheids arrangementen en instituties te transformeren. In dit verband moet de samenwerking tussen verschillende relevante actoren worden versterkt en herzien. In onze visie kan de – in vergelijking tot de NAVO – jonge en veelbelovende Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa – die haar 34-ste verjaardag viert in 2009 en een veel bredere benadering kent van veiligheid. Een benadering die de mensenrechten dimensie, economische samenwerking, milieu, cultuur en democratie mede insluit. Deze OVSE zou heel goed de kern kunnen zijn voor  een alternatief instrument om een nieuw tijdperk in de Europese stabiliteit en veiligheid in te luiden.

Door intensievere samenwerking kunnen we de schaarser wordende fossiele energiebronnen efficiënter en spaarzamer benutten en tegelijkertijd gezamenlijk zoeken naar alternatieven, samen de dreigende klimaatverandering tegengaan en werken aan duurzaamheid.

Tegelijkertijd zal dit ons in staat stellen om tot een drastische verlaging van de vroegere defensiebudgetten over te gaan, hetgeen fondsen vrijmaakt om de eerder genoemde ‘oorlog tegen armoede’ aan te gaan en de Millennium doelen van de VN  te halen om zodoende effectief  gewapende conflicten zowel aan de grenzen van Europa als in de zuidelijke wereldhelft te Voorkomen. Dat zou pas echt dapper zijn!
Een andere dan die van ‘brave new world’!

4. Een mondiaal perspectief voor een duurzame en rechtvaardige vrede.

Historisch onderzoek heeft aangetoond dat –afwisselend- China en India wel negentien eeuwen lang de grootste economie van de wereld vormden. Deze economieën waren toen
beide qua Bruto Binnenlands Product zeker drie keer zo groot als Europa en de Verenigde Staten samen. Pas vanaf begin twintigste eeuw namen de VS en Europa hun plek op de ranglijst over. China en India zijn nu hard op weg hun oorspronkelijke plaats op die lijst te heroveren.
Aan de andere kant van het Euraziatische continent zijn China en India dus groeiende afnemers van fossiele brandstoffen uit Rusland en Centraal Aziatische landen.
Er is dus niet alleen sprake van (mogelijke) conflicten tussen Rusland, het GOS als leveranciers en doorvoerlanden, maar in toenemende mate ook tussen de EU en Aziatische landen  als afnemers van schaarser wordende energievoorraden en grondstoffen.
Dus op langere termijn zou er niet alleen meer samengewerkt moeten worden tussen Europa, Rusland en Centraal Azië, maar ook met China, Japan, de landen op het Indische subcontinent en in Zuidoost Azië. Een bouwblok voor een dergelijk samenwerkingsorgaan zou de Shanghai Cooperation Organization kunnen zijn, waarin China en Rusland al samenwerken met vier van de vijf Centraal-Aziatische republieken (Turkmenistan is slechts waarnemer)  op het vlak van energievoorziening en veiligheidsbeleid.

Echter, een soortgelijke ontwikkeling in de richting van meer samenwerking als hierboven geschetst is zelfs in mondiaal verband noodzakelijk.
Daartoe schetsen we onderstaand scenario, waarbij in de toekomst de verhoudingen totaal zijn getransformeerd.
Gedwongen door de wereldwijde crisis is er hard gewerkt om de internationale verhoudingen te veranderen. De VN heeft eindelijk een forse reorganisatie doorgevoerd.
De Veiligheidsraad werd vergroot en de mandaten versterkt. De vroegere permanente leden van de VR werden vervangen door afgevaardigden van de verschillende regionale Unies die naar het voorbeeld van de EU zijn ontstaan: de EU, de Afrikaanse Unie, de Noord-Amerikaanse Unie, de Zuid-Amerikaanse Unie, de Midden-Oosten Unie, de Aziatische Unie en de Pacific Unie, terwijl de praktijk van het benoemen van enkele roterende leden voortgezet is. Alhoewel de Unies nog steeds vetorecht houden voorziet het feit dat zij een groter aantal landen en volkeren vertegenwoordigen in meer democratische betrokkenheid.
Een heldere set voorwaarden is ontwikkeld om de VR te helpen besluiten of internationale humanitaire interventie in bepaalde gevallen nodige en legitiem is, voortbouwend op de eerder resolutie inzake de verantwoordelijkheid te beschermen (R2P). De Commissie Vredesopbouw (Peacebuilding Commission) heeft een belangrijke rol hierin om de VR actief te adviseren in deze aangelegenheden.
De ILO, WTO, UNDP, UNEP en UNICEF werden samengesmolten tot een veel sneller en op de taken toegesneden instrument, dat de naam Internationale Duurzame Ontwikkelings-organisatie (ISDO) kreeg. Het IMF en de Wereldbank werden samengevoegd tot een Internationaal Solidariteits- en Steunfonds (ISSF) dat de ISDO ondersteunt bij het stimuleren van een meer gelijkwaardige en rechtvaardige wereldwijde economische orde. De zogenaamde  “hedge”-fondsen, “daredevil” kapitalisten en speculatieve handelaars die op de internationale markt actief waren zijn op een doeltreffende wijze gereguleerd. Een internationaal aanvaard systeem van ecobelasting en een valutawissel-belasting, de zogenaamde “Tobin tax”, hebben een grote bijdrage geleverd tot het hervormen van het economische stelsel in een meer duurzame richting.  Deze maatregelen resulteerden in effectieve overdrachten van de voorheen geprivilegieerde noordelijke wereldhelft naar de zuidelijke delen van onze ene wereld.
Onder druk van de volkeren in de wereld hebben de ‘oude’ nucleaire machten eindelijk toegegeven dat het geloofwaardiger is zelf het goede voorbeeld te geven als geëist wordt van de ‘nieuwe’ om hun kernwapens op te geven. Maar dit heeft zeker 50 jaar gekost, onze planeet aan groot gevaar blootstellend!
Beter laat dan nooit! In het zicht van deze ontwikkelingen lijkt het erop dat we deze keer de tweede golf van Millenniumdoelen gesteld door de hervormde VN wél gaan halen.
Tenslotte, maar niet in het minst: de mensenrechten van alle volkeren worden gerespecteerd wanneer de Mensenrechtenverklaring haar negentigste (2039!) verjaardag viert!
Eindelijk kunnen we echt gaan werken aan een rechtvaardiger, vredige en duurzame wereld.

Kees Nieuwerth,
paper voor de derde Fair and Green Deal Conferentie in Tilburg,  3 Februari 2011

Aanbevolen literatuur:
Michael Klare ‘Resource wars’
Quaker Council for European Affairs ‘The Nabucco Pipeline’
Kees Nieuwerth ’60 jaar NAVO: tijd om het veiligheidsbeleid te veranderen’
(Kerk en Vrede brochure nr. 14)

Over de auteur:

Kees Nieuwerth is een Quaker, lid van Kerk en Vrede – de Nederlandse afdeling van IFOR, vertegenwoordiger van de Quakers  in Europa en het Midden-Oosten in Church and Peace, vertegenwoordiger van de Nederlandse Quakers in de Raad van Kerken in Nederland
en heeft in het kader van de ontwikkelingssamenwerking gewerkt in Kenia,  Nigeria en Mali.

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie. Meer lezen »

Energie en conflict in Europa

Energie en conflict in Europa

1. Een bloemlezing hoe energievoorzieningszekerheid zich de afgelopen jaren ontwikkelde tot hoofddoelstelling van het buitenlands en veiligheidsbeleid

Notitie “Energievoorzieningszekerheid als nieuwe hoofddoelstelling”, gezamenlijk advies van Algemene Energieraad en Adviesraad Internationale Vraagstukken, december 2005

De adviesraden zijn van mening dat energievoorzieningszekerheid een nieuwe, zelfstandige hoofddoelstelling van buitenlands beleid moet worden, naast de al bestaande hoofddoelstellingen. (…) Bij strijdige belangen moeten er duidelijke keuzes gemaakt worden. Men kan hier denken aan het inzetten van (nu eenmaal beperkte) militaire middelen voor transportbeveiliging of voor vredesoperaties.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Buitenlands Beleid”, ministerie van Buitenlandse Zaken, 19 mei 2006

De EU moet zich in het externe beleid (inclusief het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid) onder meer richten op stabiliteitsbevordering in de relaties met toeleveranciers (huidige en potentiële) en anderszins voorwaarden creëren voor stabiele en zekere aanvoer. (…) Gezien de rol van de NAVO als brede veiligheidsorganisatie en als één van de fora voor politieke consultaties over strategische vraagstukken is voor energievoorzieningszekerheid een aantal invalshoeken relevant, waaronder het kunnen leveren van een bijdrage aan stabiliteit en veiligheid buiten het verdragsgebied, bijvoorbeeld via operaties en door middel van de talrijke partnerschappen, en de eventuele inzet van middelen ten behoeve van de beveiliging van aanvoerroutes en infrastructuur. (…) Op termijn zou Nederland kunnen voorstellen om in het kader van het NAVO- en EU Force Planningsproces één of meerdere energievoorzieningszekerheidplanningsscenario’s te ontwikkelen.

Artikel “Energieveiligheid als militaire taak van Oost en West”, van lt-kol. Marcel de Haas, in Atlantisch Perspectief 2007 nr.5

Veelal wordt aangenomen dat de NAVO traditioneel geen rol speelt op het gebied van energieveiligheid, afgezien van een vermelding in het Strategisch Concept van 1999 over het zekerstellen van energievoorraden. Hoewel dit formeel juist is, heeft het bondgenootschap zich in de praktijk al decennialang met energieveiligheid bezig gehouden, waarmee de aandacht voor dit thema rond de Top in Riga van november 2006 als een logische voortzetting beschouwd kan worden. In de jaren tachtig – tijdens de oorlog tussen Irak en Iran – maar ook tijdens de Golfoorlog van 1991 tegen Irak hebben de Europese NAVO-lidstaten en de Verenigde Staten (maritieme) operaties uitgevoerd om de transportroutes voor energie rond de Perzische Golf te beveiligen. Meer recentelijk heeft NAVO’s voormalige strategische commandant, generaal James Jones (SACEUR), zich herhaaldelijk uitgelaten over het belang van energiezekerheid. Maar ook parlementariërs van de lidstaten, verenigd in de Parlementaire Assemblee van de NAVO, hebben zich niet onbetuigd gelaten door een rapport over deze materie te publiceren, terwijl het bondgenootschap zelf een werkgroep over energiezekerheid heeft gevormd. Het rapport van de Parlementaire Assemblee stelt dat aan energieveiligheid ook militaire aspecten kleven, en dat de NAVO niet solitair moet optreden maar in dialoog en samenwerking met de EU, ook al gaat het EU-beleidsdocument terzake, het zogenaamde Green Paper, vooralsnog niet in op de militaire dimensie.

Pijpleidingbeveiliging in de Zuid-Kaukasus
Binnen de NAVO zijn de VS al langer voorstander van een proactieve koers van de alliantie met betrekking tot energiezekerheid, niet alleen door de lidstaten maar ook door energieproducerende partnerlanden (in het Partnerschap voor de Vrede), te weten Azerbeidzjan, Kazachstan en Turkmenistan. Naast formele verklaringen over energiezekerheid door de NAVO en de VS zijn er aanwijzingen dat deze twee actoren een actief beleid voeren op dit terrein in de Zuid-Kaukasus. Volgens een niet regeringsgebonden Russische krant zouden de alliantie en de VS in deze regio operaties uitvoeren ter beveiliging van de energie-infrastructuur. Naar verluid zouden zij in 2005 zijn overeengekomen om olie- en gaspijpleidingen van Azerbeidzjan naar Europa te beveiligen. Naast eigen betrokkenheid bij pijpleidingbeveiliging zouden militaire eenheden van de NAVO en de VS ondersteuning en/of training leveren aan Azerbeidzjaanse en Georgische troepen belast met deze taak. De beweringen van deze Russische bron komen overeen met uitlatingen in westerse bronnen, die bevestigen dat de VS een troepenmacht aan het opbouwen zijn ter bescherming van oliepijpleidingen in de Zuid-Kaukasus. Echter zowel Georgische, Amerikaanse als NAVO-functionarissen ontkennen dat het bondgenootschap en/of de VS betrokken zou zijn bij pijpleidingsbeveiliging in Azerbeidzjan en Georgië. Het Georgische Ministerie van Defensie erkende wel dat NAVO-lid Turkije assistentie had verleend bij het opleiden van Georgische troepen voor de beveiliging van de energie-infrastructuur.

Energiezekerheid en de NAVO-top in Riga
Van Geuns en Homan beschrijven hoe Jamie Shea, directeur van NATO Secretary General’s Policy Planning Unit, en de Amerikaanse senator Dick Lugar respectievelijk voorafgaand en in de zijlijn van de Top op 28 en 29 november 2006 in Riga uitvoerig aandacht hebben geschonken aan het thema ‘energiezekerheid’. Op de NAVO-top zelf kwam dit thema slechts summier aan de orde. In zijn toespraak over de internationale druk op de alliantie om te komen tot een mondiale taakstelling, noemde secretaris-generaal De Hoop Scheffer energiezekerheid als één van de opkomende uitdagingen waarmee de NAVO rekening moest houden. De formele verklaring van de Top meldde dat onderbreking van de energietoevoer de veiligheidsbelangen van het bondgenootschap kan aantasten. De verklaring riep daarom op tot een gecoördineerde internationale aanpak om de bedreigingen van energie-infrastructuren in kaart te brengen en de beveiliging ervan te bevorderen. De Noord-Atlantische Raad – NAVO’s hoogste politieke orgaan – werd opgedragen om de meest directe bedreigingen van energiezekerheid op een rij te zetten en vervolgens te bepalen in welke mate de NAVO zou kunnen bijdragen aan de veiligheid van de bondgenoten op dit terrein. Desgevraagd zou zij bijstand kunnen verlenen, ook in internationaal verband.
Een aantal van de hier genoemde beleidsopties werd al direct na de Riga-top in praktijk gebracht. In de daaropvolgende week, tijdens de ontvangst van president Nazarbajev van Kazachstan op het NAVO-hoofdkwartier, maakte De Hoop Scheffer het voornemen bekend om met Kazachstan en naburige landen een mogelijke rol van de alliantie te bespreken bij de beveiliging van energiestromen. De NAVO heeft sinds ‘Riga’ al verdere stappen gezet tot een actief energieveiligheidsbeleid. Volgens The Times heeft het bondgenootschap inmiddels aansluiting gezocht bij multinationals in de oliewinnng. Zo zou volgens deze krant de NAVO aan Shell en BP snel inzetbare maritieme strijdkrachten hebben aangeboden ter beveiliging van olieplatforms en -installaties tegen kapers. Jamie Shea heeft verklaard dat het bondgenootschap noodbijstand aanbiedt aan oliemaatschappijen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten, hetgeen gezien de regelmatige aanslagen op oliepijpleidingen in Nigeria geen overbodige luxe lijkt te zijn.

Energieveiligheid als taak voor de Nederlandse krijgsmacht
De Defensienota van 2000 formuleert de hoofdtaken van de krijgsmacht als volgt:
1.    Bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2.    Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3.    Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Hoewel energiezekerheid toen nog niet hoog op de Haagse agenda stond, is er geen fantasie voor nodig om vast te stellen dat dit thema zeker gekoppeld kan worden aan de eerste en derde hoofdtaak van de krijgsmacht, en dat de tweede in afgeleide vorm daar ook mee te maken heeft. De Nederlandse Defensie Doctrine noemt als één van de hoofddoelstellingen van het Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid dat “onze open economie (…) gebaat [is] bij het onbelemmerde vervoer van goederen en de vrije toegang tot handelsgebieden en grondstoffen.”. De in juni 2006 verschenen Kamerbrief met betrekking tot de actualisering van de Prinsjesdagbrief, het meest recente beleidsstuk van Defensie, vermeldt in dit verband dat de energievoorzieningszekerheid, naast rampenbestrijding en ontwikkelingsvraagstukken, een steeds belangrijker veiligheidsdimensie heeft. Op grond van de strategie van BZK en de beleidsstukken van Defensie valt een verband af te leiden tussen energieveiligheid en de inzet van de krijgsmacht, als één van de instrumenten van het Nederlandse veiligheidsbeleid. (…) In ieder geval lijkt het aannemelijk dat in de nabije toekomst energieveiligheid ook voor de Nederlandse krijgsmacht een niet meer weg te denken taakstelling zal zijn.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Nationale Veiligheid”, Denktank Nationale Veiligheid van The Hague Center for Strategic Studies (HCSS), juli 2008

De denktank constateerde dat in het nationale en internationale discours energie vooral als handelspolitiek en milieuvraagstuk wordt beschouwd en minder als veiligheidspolitieke kwestie.
In het Energierapport 2008 van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) wordt de relatie tussen energie en veiligheid wel aangestipt maar naar de geostrategische implicaties van schaarste voor de veiligheid wordt slechts impliciet verwezen. Voorzieningszekerheid (het op lange termijn beschikbaar zijn van energiebronnen) en de leveringszekerheid (de mate waarin afnemers onder voorzienbare omstandigheden feitelijk kunnen rekenen op de levering van energie) zijn in de nota belangrijke aandachtspunten, maar worden vooral impliciet aan geopolitieke ontwikkeling getoetst. (…)
[Olie]
China investeert op grote schaal in energieproducerende landen waardoor nieuwe politieke afhankelijkheden ontstaan. Er is sprake van een langzame verschuiving van een markt waarin oliemaatschappijen met een winstoogmerk met elkaar concurreren, naar een markt waarin oliemaatschappijen gesteund door overheden die het veilig stellen van energievoorzieningszekerheid beogen, concurreren met oliemaatschappijen van het oude model. Dit zorgt voor een ander level playing field en kan op termijn consequenties hebben voor de energievoorziening van het Westen en Nederland in het bijzonder. Deze afhankelijkheden kunnen gevolgen hebben voor de toegang van Europese landen tot energievoorraden. (… )
Oliebelangen kunnen aanleiding geven tot interventies. Algemeen wordt aangenomen dat oliebelangen een belangrijke rol speelden bij de invasie van Irak in 2003.De afgelopen jaren hebben experts gewezen op het ‘nachtmerriescenario’ voor Saoedi-Arabië. Als antiwesterse ‘hardliners’ aan de macht komen, zou olie als wapen kunnen worden gebruikt en Westerse landen kunnen besluiten tot interventie om hun belangen veilig te stellen. Gezien het feit dat in zo’n scenario gaat om het economische overleven van het westen en het feit dat resource wars in de toekomst steeds waarschijnlijker worden is dit een denkbaar scenario. Om die reden moderniseert China haar vloot. Minister Verhagen sprak hierover zijn zorg over uit in een recente brief aan de Kamer. Slechts enkele Europese landen beschikken over de expeditionaire militaire capaciteit om met de Verenigde Staten (VS) een dergelijke interventie uit te voeren. Nederland met zijn getransformeerde krijgsmacht, hoort bij deze groep. Afgezien van de onmiddellijke crisissituatie die door een dergelijk conflict zou ontstaan, is het onvoorspelbaar of de Europese Unie een dergelijke crisis overleeft. Het is denkbaar dat de solidariteit verdampt en dat de veiliggestelde olie eerst naar die landen gaat, die aan de interventie hebben deelgenomen. Voorts is onduidelijk welke rol de NAVO zou kunnen spelen. In december 2006 pleitte de Amerikaanse senator Lugar voor het van toepassing verklaren van Artikel 5 van het NAVO-verdrag indien energie als wapen tegen een lidstaat wordt gebruikt. Zijn initiatief was ingegeven door vrees dat resource wars een reëel risico worden. (…)
[Gas]
De situatie met betrekking tot de gasvoorziening verschilt aanzienlijk van de olievoorziening. In tegenstelling tot olie is er geen vrije gasmarkt en de lidstaten van de Europese Unie zijn afhankelijk van een zeer beperkt aantal aanbieders, namelijk Noorwegen, Rusland en in minder mate Nederland en Algerije. De afhankelijkheid kan deels worden verminderd door Liquid Natural Gas (LNG) uit Nigeria te importeren, maar het komende decennium zal LNG nog een relatief kleine rol spelen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de invloed van Gazprom op Algerije en Nigeria toeneemt. (…)
In een situatie van aanhoudende spanningen kunnen mispercepties ontstaan die tot confrontaties kunnen leiden. Sinds het begin van de jaren negentig heeft Rusland de gaskraan meerdere malen dichtgedraaid. Het bekendste voorbeeld is het gasconflict met Oekraïne. In februari 2008 dreigde de Russische Chef van de Generale Staf, generaal Yuri Baluyevsky tegenmaatregelen naar aanleiding van de mogelijke plaatsing van onderdelen van een raketschild in Tsjechië. Daarmee dreigde hij impliciet met het dichtdraaien van de gaskraan, omdat dit een van de weinige opties is die Rusland heeft. (…)
[Aanbevelingen]
De bescherming van energiebelangen dient nadrukkelijker onderdeel te zijn van het buitenlands en defensiebeleid. Het is noodzakelijk duidelijk te krijgen welke rol de NAVO hierbij kan spelen.

AIV-advies “Het nieuwe strategisch concept van de NAVO”, Adviesraad Internationale Vraagstukken, januari 2010

De vraag naar fossiele brandstoffen neemt toe, onder meer door de snel groeiende economieën in Azië. De vraag naar energie zal tot 2035 waarschijnlijk met meer dan 50% groeien; meer dan 80% van deze toename zal voor rekening komen van fossiele brandstoffen. Hierdoor ontstaan rivaliserende aanspraken op energievoorraden. Ook verstoringen in de aanvoer kunnen een bedreiging vormen.
De zekerheid van energievoorziening kan ook onder druk komen als landen zoals Rusland hun controle over energiebronnen en aanvoerlijnen als politiek dwangmiddel gebruiken. In fragiele staten zoals Nigeria kunnen etnisch en politiek geweld alsmede criminaliteit de olieproductie ernstig bedreigen. Ook terrorisme en piraterij kunnen de energieproductie of -aanvoer over land of zee ernstig belemmeren. China en India breiden hun marines sterk uit. Dit kan weer leiden tot toenemende spanning en rivaliteit, maar biedt ook mogelijkheden voor meer multinationale samenwerking bij de bescherming van belangrijke vaarroutes en choke points.
Er is niet één bepalende factor voor de invloed van energieschaarste op de internationale veiligheid en stabiliteit. De strategische omgeving, bilaterale betrekkingen, werking van de markt, de verschillende actoren (de producenten, de consumenten en de verantwoordelijken voor het transport) en hun percepties hebben elk invloed op de veiligheidssituatie. Niet eerder geëxploreerde energiebronnen kunnen leiden tot een wedloop (Spratly eilanden en de Noordpool). Vanwege de strategische ligging van deze gebieden en mogelijke territoriale aanspraken, kunnen ze gevolgen hebben voor de regionale stabiliteit. Opslag van olie en gas en differentiatie van aanvoerlijnen zal de gevoeligheid voor plotseling optredende verstoringen en politieke chantage verminderen.

Eindrapport “Verkenningen – Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst”, maart 2010

9.4 Natuurlijke hulpbronnen: bronnen van conflict?
Het vraagstuk van de beschikbaarheid en de mondiale verdeling van energie, grondstoffen, voedsel en water – kortweg: natuurlijke hulpbronnen – is een zeer belangrijke factor in de internationale verhoudingen. Natuurlijke hulpbronnen staan immers aan de basis van vrijwel alle menselijke activiteiten en van de energievoorziening en daarmee van welvaart en welzijn. Hun beschikbaarheid en verdeling heeft daardoor grote invloed op de ordening van economische en geopolitieke macht. Ook voor Nederland en Europa zijn met dit vraagstuk grote belangen gemoeid. (…) Het schaarstevraagstuk doet zich het meest indringend voor bij fossiele brandstoffen, in het bijzonder aardolie en aardgas, wegens hun nog altijd overheersende belang voor de energieopwekking. (…)De kwetsbaarheid van transportroutes en pijpleidingen, die beide vaak door instabiele regio’s gaan, heeft aanleiding gegeven tot groeiende zorg. Tegen deze achtergrond is de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor energieveiligheid en voor grondstoffenstrategieën en -allianties. Wedijver om de toegang tot en de controle over grondstoffen, energie, voedsel en water heeft in sommige regio’s – in het bijzonder in het Midden-Oosten, Afrika en Azië – ook aanleiding gegeven tot (potentiële) conflictsituaties. (…) Onze energieveiligheid kan de komende twee decennia door tal van factoren negatief worden beïnvloed. Behalve structurele, politieke en economische factoren, is daarbij de groeiende onevenwichtigheid in de verdeling van olie- en gasreserves van belang. Deze is vooral het gevolg de geleidelijke uitputting van voorraden in Europa en de concentratie van betrekkelijk goedkope olie en gasreserves in Rusland, de Kaspische Zee-regio en de Golfregio. Rond 2025 ligt 75 procent van de olie- en gasreserves in een handvol landen in instabiele regio’s. Alternatieve olie- en gasbronnen bevinden zich in de diepe offshore – zoals voor de kust van West-Afrika en Brazilië of in Arctische gebieden – en kunnen uitsluitend tegen veel hogere kosten worden gewonnen. (…)
Implicaties voor onze veiligheid en voor de krijgsmacht
•    Meer conflictstof. Naarmate vooral energiebronnen schaarser worden, wordt de toegang tot deze bronnen en de energietoevoer in toenemende mate gepolitiseerd. Daardoor stijgt de kans op grondstoffenconflicten, vooral in het Midden-Oosten, Afrika, de Kaspische Zeeregio en de Kaukasus, de Zuid-Chinese Zee en langs de belangrijkste aanvoerroutes en pijpleidingen. Het is denkbaar dat Europa en Nederland bij – de oplossing van – dergelijke conflicten betrokken raakt. (…)
•    Groeiende aandacht voor militaire bijdragen aan energieveiligheid en grondstoffenstrategieën. Daarbij kan het gaan om het brengen van stabiliteit in regio’s die van belang zijn voor onze grondstoffenvoorziening of het beschermen van aanvoerroutes, pijpleidingen en vitale infrastructuur. (…)

“Vrijheid en verantwoordelijkheid” – regeerakkoord VVD-CDA, september 2011

Het externe beleid, waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken als coördinerend bewindspersoon eerstverantwoordelijk is, zal zich daarom in het bijzonder richten op bevordering van internationale stabiliteit en veiligheid, energie- en grondstoffenzekerheid, bevordering van de internationale rechtsorde, alsmede bevordering van handels- en economische belangen van Nederland en Nederlandse bedrijven.

“Strategic Concept – For the Defence and Security of The Members of the North Atlantic Treaty Organisation” (vastgesteld tijdens de NAVO top in Lissabon, november 2010)

All countries are increasingly reliant on the vital communication, transport and transit routes on which international trade, energy security and properst depend. They require greater international efforts to ensure their reilende against attack or disruption. Some NATO countries will become more dependent on foreign energy suppliers and in some cases, on foreign energy supply and distribution networks for their energy needs. As a larger share of world consumption is transported across the globe, energy supplies are increasingly exposed to disruption.
(…)
Key environmental and resource constraints, including health risks, climate change, water scarcity and increasing energy needs will further shape the future security environment in areas of concern to NATO and have the potential to significantly affect NATO planning and operations.
(…)
We will ensure that NATO has the full range of capabilities necessary to deter and defend against any threat to the safety and security of our populations. Therefore, we will:
(…)
develop the capacity to contribute to energy security, including protection of critical energy infrastructure and transit areas and lines, cooperation with partners, and consultations among Allies on the basis of strategic assessments and contingency planning;

2. De ontwikkeling van gaspijpleidingen vanuit Rusland en Centraal Azië naar West-Europa en hoe daarin politieke ontwikkelingen weerspiegeld worden.

Uit onderstaand overzicht moge duidelijk worden hoe met name de afgelopen jaren diverse pijpleidingen tussen gaswingebieden in West-Siberië en de Centraal-Aziatische republieken op initiatief van Rusland, Oekraïne/Georgië en Westerse landen worden aangelegd cq gepland om niet langer van doorvoer over elkaars grondgebied afhankelijk te zijn.

Noorderlicht pijpleiding
Belangrijkste Russische pijpleiding om het noordwesten van de Russische Federatie, Wit-Rusland en ook West-Europa van gas te voorzien.
Aangelegd in de jaren ’60 tot ’80 van de vorige eeuw.

Urengoy-Pomary-Uzhgorod pijpleiding
Russisch-Oekraïnse pijpleiding vanuit West-Siberië naar Oekraïne en vandaar richting West-Europa (Frankrijk).
De pijpleiding is begin jaren ’80 aangelegd met steun van West-Europese bedrijven en financiers. De aanleg van de pijpleiding stond onder heftige kritiek van de toenmalige Amerikaanse regering (onder Ronald Reagan) en Amerikaanse bedrijven mochten geen onderdelen voor de bouw leveren. De Europese bedrijven die wel meededen werden enige tijd door de VS geboycot.

Pijpleiding Yamal-Europa
Russische pijpleiding van West-Siberië via Wit-Rusland en Polen naar Duitsland.
Aangelegd tussen 1992 en 1997. Sindsdien een paar keer uitgebreid. Er zat een tweede parallel pijpleiding in de planning, maar dit idee is in 2007 ingeruild voor Nord Stream die Rusland met Duitsland verbindt buiten Polen om.

Gryazovets-Vyborg pijpleiding
Russische uitbreiding van de Noorderlicht pijpleiding om Finland en de regio rond St. Petersburg te bevoorraden. Een derde aftakking zal Nord Stream van gas voorzien.
De bouw is begonnen in 2005 en zal in 2010 worden afgerond.

Nord Stream
Een Russisch-Duits project om Russisch gas naar West-Europa te transporteren zonder transport door Polen, Oekraïne en de Baltische staten.
De aanleg is in 2010 begonnen. De pijpleiding zal klaar zijn in 2011 of 2012.

Blue Stream
Gaspijpleiding via de Zwarte Zee van Rusland naar Turkije buiten derde landen (Oekraïne of de Kaukasus) om.
De pijpleiding is in 2001-2002 aangelegd en is vanaf 2003 in bedrijf hoewel de volledige capaciteit pas in 2010 bereikt zal worden. Inmiddels zijn er plannen voor een tweede parallelle Blue Stream leiding om met name gaslevering aan de landen in het Midden-Oosten op te kunnen voeren.

South Stream
Door Rusland voorgestelde gaspijpleiding om analoog aan Blue Stream via de Zwarte Zee (en dus buiten Oekraïne om) gas te transporteren naar Bulgarije en vervolgens over de Balkan naar Zuid-Europa.
Idee is gelanceerd in 2007 en in 2015 zou de pijpleiding gereed kunnen zijn. De pijpleiding vormt een directe rivaal voor de Nabucco-pijpleiding.

Zuid-Kaukasische pijpleiding
Gaspijpleiding door Azerbedzjan en Georgië naar Turkije om vandaar eventueel (buiten Rusland om) verder naar Europa getransporteerd te worden.
In 2006 in werking getreden. In 2008 is de gasdoorvoer tijdelijk stopgezet vanwege het gewapend conflict in Zuid-Ossetië.

White Stream
Een voorgestelde gaspijpleiding om in het verlengde van de Zuid-Kaukasische pijpleiding via Georgië en Oekraïne (en dus buiten Rusland om) gas vanuit het Kaspisch bekken naar de Europese Unie te transporteren.
Oekraïns initiatief uit 2005. Opgepakt tijdens de Energy Security Conference in Vilnius in 2007 en in 2008 als prioriteit aangemerkt door de Europese Commissie. In 2009 is overeenstemming met Georgië bereikt. In 2009 werd het belang van deze pijpleiding nog eens onderstreept om ook onafhankelijk te zijn van Turkse doorvoer.

Nabucco pijpleiding
Door de EU, de VS en Turkije geïnitieerde pijpleiding om gas vanuit het Kaspisch bekken buiten Rusland om via de Zuidelijke Kaukasus, Turkije en de Balkan naar Europa te transporteren.
Mochten de financiële middelen tijdig beschikbaar zijn, dan zal de bouw van deze pijpleiding in 2010 beginnen en zou de pijpleiding in 2015 operationeel kunnen zijn.

Trans-Kaspische Pijpleiding
Voorgestelde pijpleiding over de bodem van de Kaspische Zee om gas uit Centraal Azië naar Azerbedzjan te transporteren en daar verder te vervoeren via de Zuid-Kaukasische pijpleiding en de Nabucco-pijpleiding.
Het al langer bestaande idee won door het Russisch-Oekraïnse gasconflict van 2006 aan belang. Iran, dat door deze gaspijpleiding ook omzeild wordt, heeft echter heftig tegen de aanleg geprotesteerd.

Willen al deze voorgestelde pijpleidingen rendabel zijn of worden, dan zal de gastoevoer uit West-Siberië / Centraal-Azië naar de Europese Unie de komende tijd flink moeten toenemen. Kostbare energie-investeren worden derhalve in een vergrote gascapaciteit gepleegd en niet in niet-fossiele energievoorziening.

Energie en conflict in Europa Meer lezen »

Fair & Green Deal: geen groei maar bloei

Fair & Green Deal: geen groei maar bloei

Concept Basisdocument voor de vierde Conferentie van Tilburg
3 februari 2010, Alliantie Fair & Green Deal

“Like all revolutionary new ideas, the subject has had to pass through three stages, which may be summed up by these reactions:
(1) ‘It’s crazy – don’t waste my time.’
(2) ‘It’s possible, but it’s not worth doing.’
(3) ‘I always said it was a good idea.'”

Arthur C. Clarke
sciencefictionschrijver (1917 – 2008)

Een economie die harmonie voorop stelt in plaats van groei. Die álle mensen op de wereld in hun behoeften voorziet; die teruggeeft wat zij neemt en volledig op duurzame energiebronnen draait. Een economie die problemen niet afwentelt op volgende generaties of mensen in arme landen maar leidt tot een rechtvaardiger wereld, met respect voor alles wat leeft…

Dat klinkt als een utopie, mijlen ver verwijderd van de dagelijkse praktijk. Toch is het mogelijk, juist nu. Want ons huidige economische systeem, dat marktwerking en winstmaximalisatie tot dogma heeft verheven, stevent regelrecht af op een wereldwijde energie-, voedsel-, en milieucrisis. Met nog scherpere tegenstellingen tussen arm en rijk. Met toenemende maatschappelijke spanningen. En met een dramatisch verlies aan ecosystemen.

De tijd is er rijp voor. Sinds de financiële crisis zien steeds meer mensen in dat we met onze ‘groeiverslaving’ op een doodlopend spoor zitten. Ook de zichtbare gevolgen van een veranderend klimaat en de olieramp in de Golf hebben daartoe bijgedragen. Alleen is de vraag: ‘hoe moet het dan wel?’

De Alliantie Fair & Green Deal neemt bij het beantwoorden van deze vraag het voortouw. Voor de Vierde Conferentie van Tilburg ontwikkelen we een visie en programma’s, op basis waarvan we binnen korte tijd (maximaal vijf jaar) een economische omwenteling in gang zouden kunnen zetten. Tot voorbeeld strekken ons de New Deal waarmee Roosevelt de VS er in de jaren dertig weer bovenop hielp, de oorlogseconomie van Churchill en de wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog.

De weg ernaartoe zal niet gemakkelijk zijn, maar wel buitengewoon uitdagend. Want van veel zaken ligt nog open hoe ze aangepakt moeten worden. Het vraagt om bezinning op tal van bestaande denkbeelden; om vernuft en doorzettingsvermogen; om bevlogen leidinggevers, die buiten gebaande kaders durven denken. En het vraagt om burgers die open staan voor vernieuwing en af en toe bereid zijn een stapje terug te doen.

We geloven in de kans van slagen. Want het aantal individuen, bedrijven en organisaties dat werkt aan duurzame en solidaire oplossingen groeit wereldwijd tegen de klippen op. De verandering is dus al gaande maar moet veel beter gefaciliteerd worden en niet langer tegengewerkt. Dat vraagt om krachtig overheidsbeleid, duidelijke nationale en internationale wetgeving en een boost in duurzame investeringen.

We staan in die opvatting niet alleen. Steeds meer economen en politici pleiten voor andere maatstaven van welvaartsgroei, en komen met intelligente analyses en oplossingen. Vrijwel allemaal komen zij erop uit dat we toe moeten naar een economie die wel bloeit maar niet groeit. Er zijn hier meerdere ‘modellen’ voor– met telkens andere accenten – zoals de Steady State Economy, solidaire economie, ecologische economie, zorgeconomie, participatieve economie, post growth economy en postkapitalistische economie. In het document ‘Werken aan een eerlijke economie’ lees je daar meer over (zie www.PlatformDSE.org).

Helaas hebben de Nederlandse regering en een belangrijk deel van het Nederlandse bedrijfsleven geen oog voor de nieuwe ontwikkelingen. Integendeel, groei en ongereguleerde marktwerking is meer dan ooit het devies. De leidende politieke partijen bagatelliseren de grote mondiale sociale en ecologische problemen en zaaien zelfs twijfel over de omvang, aard en urgentie. Nu gebeurt dat weliswaar in meer landen, maar de enorme stap terug die Nederland daarbij heeft gedaan – van gidsland tot struisvogelland – is ongekend.

We hebben de indruk dat dit mede komt door een aantal misverstanden over de positie van Nederland in de wereld. “We moeten als klein land niet altijd voor de troepen uit willen lopen”, is het vaak gehoorde devies. Daarnaast wordt hier, sterker dan in veel andere landen, een duurzame en sociale samenleving vereenzelvigd met een links, ‘socialistisch’ gedachtegoed – waardoor veel mensen ter rechterzijde, of uit het politieke midden zich er van afkeren.

Om te beginnen is Nederland niet zo klein als we vaak denken. In de woorden van premier Rutte: “Nederland heeft alles in huis om toonaangevend te zijn in Europa en de wereld. Nederland is de zestiende economie ter wereld, de vijfde investeerder, de tweede landbouwexporteur en de zevende handelsnatie.” Daar kunnen we nog aan toevoegen dat Nederland volgens het IMF het op zeven na rijkste land ter wereld is, en na Luxemburg het rijkste land van Europa (toegegeven, gemeten naar BBP, dat weliswaar in alle standaard economische analyses centraal staat, maar eigenlijk geen goed beel). Onze ecologische voetafdruk is bijna drieëneenhalf maal te hoog en drukt zwaar op de Zuidelijke landen. Zouden we deze voetstap als maatstaf nemen, dan heeft Nederland dus geen 16 miljoen maar circa 56 miljoen inwoners.

Toch gedraagt Nederland zich als Calimero zodra het gaat om zaken als het milieu, het klimaat of steun aan minderbedeelde landen. In de jaren negentig liepen we nog voorop met ons groene beleid, inmiddels komen we in de wereldwijde Environmental Performance Index niet verder dan de 47ste plaats. Met het aandeel duurzame energie in de energiemix behoort ons land tot de hekkensluiters van Europa. En ook de dagen dat Nederland maatgevend was op het gebied van ontwikkelingshulp zijn voorbij.

Op deze manier laden we de verdenking op ons wel de lusten maar niet de lasten te willen dragen. Dat is slecht voor ons imago en het zal niet lang duren voordat andere landen ons hierom links laten liggen. De afstraffing zou ook nog uit andere hoek kunnen komen: onze laaggelegen delta krijgt als een van de eerste problemen wanneer niet snel wereldwijd werk wordt gemaakt van klimaatmaatregelen. Dat het (kennis)rijke Nederland daarin het voortouw neemt, is niet alleen wenselijk maar ligt zelfs volstrekt voor de hand.

Het is een misverstand dat een economie die niet groeit, zou stagneren. Het tegendeel is waar: juist een economie die alsmaar hoge groeicijfers nastreeft, loopt tegen zijn grenzen aan. De bankencrisis is wat dat aangaat een niet mis te verstane waarschuwing. Deze heeft geleid tot daling van nationale inkomens, stijging van overheidstekorten, faillissementen van gevestigde financiële instellingen, overheidsingrijpen om banken te redden, stijgende werkloosheid en het dreigende bankroet van hele landen.

Ook in ons land leven mensen daardoor in onzekerheid over hun baan, is er zware druk om lonen te verlagen, arbeidstijden te verlengen, pensioenleeftijden te verhogen, lasten te verzwaren en slechtere werkomstandigheden te accepteren. Dit wordt gepresenteerd als noodzakelijk kwaad om de hoog opgelopen staatsschulden terug te brengen. Maar zonder de intentie om herhaling van een crisis te voorkomen en zonder een plan voor een duurzame, non-speculatieve economie, werken deze maatregelen het graaisysteem dat voor alle ellende heeft gezorgd slechts verder in de hand.

En het kan zoveel beter! We hoeven maar over de grens te kijken naar Duitsland. Daar begon men ruim tien jaar geleden met een wettelijk geregeld feed-in systeem dat een grote stijging van decentrale opwekking van duurzame energie tot gevolg had. Het aandeel duurzame energie ligt er inmiddels boven de 10 procent en er zijn driehonderdduizend mensen werkzaam in deze industrietak (in Nederland ongeveer vijfduizend).

In Nederland is men huiverig voor een dergelijke overheidsbemoeienis met de markt. Maar als dit voorbeeld iets duidelijk maakt, is het wel dat een krachtige regelgeving de vrijheid van het ondernemerschap helemaal niet in de weg hoeft te staan. Ondernemers hebben er met het oog op hun langetermijninvesteringen juist belang bij. Niet voor niets hebben in Groot-Brittannië ook the Conservatives onder Cameron enthousiast ingestemd met een Klimaatwet waarin relatief stevige klimaatdoelen voor langere termijn zijn vastgelegd. Het belasten van energieverbruik in plaats van arbeid is een andere ingreep die niet op gespannen voet staat met ‘liberale’ verworvenheden. En zo zijn er tal van maatregelen denkbaar die de noemer ‘links’ of ‘rechts’ ontstijgen en het algemeen belang van de gehele mensheid dienen.

Toch zien veel mensen hierbij een sombere Orwelliaanse wereld voor zich, waarin de welvaart tot een dieptepunt is gedaald, goederen op de bon moeten en veel mensen werkloos zijn. Dat beeld is volkomen onterecht. Waarom zouden we dat laten gebeuren? Zo kunnen banen en basisinkomen door de gemeenschap worden gegarandeerd, net zoals dat nu het geval is met onderwijs en verpleging. De werkloosheid kunnen we terugdringen door gemiddeld minder te gaan werken. Dat geeft meer tijd voor ontspanning, sociale contacten, scholing, enzovoort.

Wel neemt in een dergelijke samenleving de algehele consumptie en behoefte aan luxe af. Elk jaar op vliegvakantie hoort dus niet in het plaatje thuis. Zo kunnen we onze ecologische voetafdruk sterk verminderen. Dat geeft mensen die het nu heel slecht hebben de kans om eindelijk ook mee te doen; om niet hun land te hoeven ontvluchten in de hoop op een beter bestaan. Ook geeft het de aarde de kans zich te herstellen van onze ingrepen op milieu en klimaat. En tot slot: door ons nu te bezinnen op ons economische systeem, bewaren we een mooie, gezonde wereld voor onze kinderen en kleinkinderen.

Een eerlijke groene deal toch?

Fair & Green Deal: geen groei maar bloei Meer lezen »

Workshop 10

Workshop 10: Burgers betrekken in een F&GD; voedselvoorziening van globaal naar lokaal

Leiding: Hans Berkhuizen (Milieudefensie). Met Sjef Staps (Louis Bolk Instituut), Dannie Brus (NIVON) e.a.

Het realiseren van een alternatieve, eerlijke en groene economie is een verandering die zich onder meer op macroschaal afspeelt. Die verandering kan echter niet zonder steun van onderaf. Dat kan verder gaan dan alleen simpele steunverklaringen of alternatieve individuele consumptiekeuzen. Burgers en lokale organisaties en bedrijven kunnen ook regionaal alternatieve economieën opbouwen.

Er zijn verschillende initiatieven waarin burgers en lokale ondernemers nieuwe verbindingen aangaan binnen alternatieve, lokale of regionale economische structuren. Voorbeelden van deze lokalisering of regionalisering zijn: Community Supported Agriculture, Transition Towns, alternatieve, lokale geldsystemen en regionale energie-opwekking. Dergelijke initiatieven onttrekken zich tot op zekere hoogte aan de druk van geglobaliseerde economische structuren. Daardoor kan een duidelijker keuze worden gemaakt voor kwaliteit, duurzaamheid en rechtvaardigheid. En misschien nog wel belangrijker:  er ontstaat zo weer een directere verbinding tussen land, producent en consument (of “aarde, boer en consument”). Dat kan de betrokkenheid en het gevoel van zinvolle autonomie, controle over het bestaan, zekerheid en identiteit (waarschijnlijk) ten goede komen. Het draagt eraan bij dat de economie weer dienstbaar wordt aan mensen (en hun zorg voor elkaar en de natuur) in plaats van dat mens en natuur dienstbaar zijn aan de economie.

De werkgroep Globaal-lokaal van de Alliantie Fair & Green Deal wil daarom in het kader van het betrekken van burgers bij de omslag naar een groene en eerlijke economie werken aan de mogelijkheid van het opzetten van dergelijke regionale economieën, met een focus op voedselvoorziening en daaraan gekoppelde energievoorziening (bijvoorbeeld biomassa-afvalstromen, zon en wind op het boerenbedrijf e.d.).

Het doel is voorlopig geformuleerd als: in 2020 loopt in 20 regio’s in Nederland 20% van de voedsel- en energievoorziening via lokale kanalen, in de vorm van coöperaties waarin burgers als financier (al of niet risicodragend) meedoen, zonder tussenkomst van multinationale banken of dito detailhandel en tegen een faire prijs.

Partijen die daarbij betrokken kunnen worden zijn bijvoorbeeld:
•    voorbeelden van CSA
•    Transition Towns
•    ZLTO
•    Agro&Co Brabant
•    Taskforce Multifunctionele Landbouw
•    restaurants als KAS (Amsterdam) en Sober (Amersfoort)
•    een regiomarkt als Marqt
•    Eneco
•    Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling (initiatief van Urgenda)
•    voorbeelden van alternatieve geldsystemen
•    de (RABO) streekrekening
•    lokale groepen van Milieudefensie
•    lokale afdelingen van NIVON
•    lokale kerken

Het doel van de workshop tijdens de conferentie is het vaststellen van een routeplan (in aanzet) voor de realisatie van het genoemde doel. Daarvoor worden vertegenwoordigers van de genoemde partijen uitgenodigd deel te nemen aan de workshop. Uiteraard zijn andere geïnteresseerden welkom.

In de voorbereiding worden de keuzen, die kunnen worden gemaakt met een aantal potentieel betrokken  partijen voorbereid, zodat een concreet routeplan kan worden opgeleverd dat na de conferentie in uitvoering kan worden genomen.

(dezelfde tekst als pdf-file)

Workshop 10 Meer lezen »