Verslag werkgroep groeiverslaving (9)

Verslag werkgroep groeiverslaving (9) congres FGD 2011.

Impressies en werkwijze:

De werkgroep werd goed bezocht. Zo’n 40 mensen deden mee. De betrokkenheid bij het onderwerp was groot. Het informatieniveau van de deelnemers was hoog. Interessant op te merken was ook dat het begrip krimp bij niemand kramp opriep. Dennis fungeerde als gesprekleider en John gaf een korte inleiding bij het onderwerp. Daarnaast hadden we een factsheet gemaakt en verspreid. Slides van de inleiding en de factsheet staan op de site www.platformdse.org . Na de inleiding werd de groep een zestal stellingen voorgelegd met de vraag deze in kleine groepjes te bespreken. In de groepjes werd met veel energie gewerkt. (powerpoint)

  1. Groene groei bestaat niet.

Toelichting: Elke vorm van groei leidt tot gebruik van grondstoffen en energie. Groene groei geeft een legitimatie aan voortgezette onduurzaamheid. We moeten juist ontgroeien. We gebruiken al anderhalve aardbol. Om stabiliteit te bereiken is een achteruitgang met een factor 4 nodig.

  1. Groene groei is noodzakelijk om te komen tot een verantwoorde en duurzame milieugebruiksruimte.

Toelichting: Landen in ontwikkeling en de ontwikkeling en verspreiding van duurzame technologieën maken het noodzakelijk dat er nog selectief verder kan worden gegroeid. Een ‘reboundeffect’ moet vermeden worden via een rigoureus groen belastingsysteem. Compensatieruimte voor 3-de wereldlanden bevordert snelle bevolkingsstabiliteit.

  1. Het bereiken van een duurzame economie lukt alleen met autoritaire maatregelen.

Toelichting: zonder een zeer stringent prijs- en distributiesysteem zullen consumenten altijd onduurzaam gedrag blijven vertonen. Ondernemers zullen verder gaan met hun vaak aan ecocide grenzende vernieuwingsdrang. Alleen met planmatige verdeling van de schaarse voorraden is een duurzame economie bereikbaar.

  1. Marktwerking via prijsprikkels en belastingmaatregelen is uiteindelijk de beste manier om tot een duurzame economie te komen.

Toelichting: Nu al is zichtbaar dat de markt veel sneller gaat dan de overheid als het gaat om verduurzaming. Door hieraan de juiste regie van de overheid toe te voegen via subsidies, duurzaam inkopen, innovatiebeleid, belasting op grondstoffen en belastingvoordelen voor groene producten wordt een enorme creatieve kracht ontsloten.

  1. NGO’s moeten zich als maatschappelijke kracht aaneensluiten om met hun leden en organisatiekracht een grote groene beweging te vormen.

Toelichting: Natuurorganisaties, kerken & humanisten, vredesbeweging, 3-de wereldbeweging, vakbeweging, milieorganisaties en alles en iedereen die duurzaamheid belangrijk vindt kunnen alleen in een gezamenlijke strategie overheden en bedrijven dwingen tot de noodzakelijke duurzaamheidstransitie. De urgentie is te groot om kleine verschillen nu te laten prevaleren.

  1. NGO’s in Nederland zijn juist door hun diversiteit in doelstelling, ledenbinding en lobbycontacten een belangrijke partner in de verschillende transitietrajecten.

Toelichting: NGO’s moeten hun verscheidenheid inzetten om in alle mogelijke maatschappelijke gebieden duurzaamheid te bevorderen. Vele NGO’s zijn sterker dan een grote massaorganisatie. Zoiets werkt alleen bij een relatief korte mobilisatieperiode zoals bij de grote antikernwapen demonstraties.

Bij deze stellingen werd de volgende vraag gesteld: Formuleer een ‘pitch’ om een ‘first follower’ te overtuigen (Waar / bij wie ligt het voor de hand om deze visie aan te kaarten; wie is de meest kansrijke actor?).

Rapportage groepen en vervolg:

Ad 1 Groene groei bestaat niet: In theorie is absolute ontkoppeling mogelijk. Rebound is daarbij een belangrijke valkuil. Om die absolute ontkoppeling te realiseren is het noodzakelijk om de verslaving en de daaronder liggende angstgedreven (verlies zekerheden) motieven van zeer reële alternatieven te voorzien. Sociale cohesie is daarbij een voorwaarde, evenals een goed ‘verhaal’ (storytelling). Een aanpak via betrokkenheid in de buurt zoals bij Transition Towns kan een goede invalshoek vormen.

Ad 2 Groene groei is noodzakelijk om te komen tot een verantwoorde en duurzame milieugebruiksruimte: Groei – en met name immateriële groei – is ook ontplooiing. Groei geeft ook maatschappelijke dynamiek. Om op juiste wijze over groei te kunnen spreken is een ander BBP – een andere manier om toegevoegde waarde te duiden – een absolute voorwaarde. Groei moet ook bezien worden in een continentale (Noord-Zuid) verdeling waarin voor delen ook (materiële) groei mogelijk is.

Ad 3 Het bereiken van een duurzame economie lukt alleen met autoritaire maatregelen: Het beste is een verandering die bottom up plaatsvindt. De echte verandering vindt plaats als ook de morele autoriteit verandert. Groei moet ontmaskerd worden als geluksbrenger. Alle democratisch gekozen lichamen (het primaat van de politiek blijft geldig!) moeten fungeren als democratische verleiders. Het actuele vertrouwen hierin is overigens niet groot.

Ad 4 Marktwerking via prijsprikkels en belastingmaatregelen is uiteindelijk de beste manier om tot een duurzame economie te komen: De overheid dient kaders te stellen voor de markt. Prijsprikkels blijken daarbij niet te werken. Quotering is echter een goed en aanvaard middel (denk aan melk- en visquota en aan emissierechten). Zoiets moet uiteindelijk voor Nederland, EU en mondiaal vastgesteld worden. Grote vraag is kunnen we een creatief systeem bedenken om niet op de overheid (en St Juttemus) te hoeven wachten.

Ad 5 en 6 (5) NGO’s moeten zich als maatschappelijke kracht aaneensluiten om met hun leden en organisatiekracht een grote groene beweging te vormen. (6) NGO’s in Nederland zijn juist door hun diversiteit in doelstelling, ledenbinding en lobbycontacten een belangrijke partner in de verschillende transitietrajecten: Vraag is aaneensluiten of een federatief verband met een eigen identiteit? NGO’s kunnen belangrijke partners in duurzaamheid zijn. Storytelling als verbeelding van een duurzame levensstijl met zo concreet mogelijke voorbeelden voor een periode over 5 – 10 jaar is belangrijk.

Niet ingegaan is op de vraag naar 1-st follower / meest kansrijke actor.

Zo’n 22 mensen reageerden positief op de vraag of ze met het onderwerp van de werkgroep verder zouden willen gaan. Moeten dan inzoomen op de kern van de thematiek in de zin van een routeplan en bijbehorende strategie. Eerste opgave is hiervoor een agenda te maken en na te gaan hoe eerste stappen gezet kunnen worden.

Dennis Mike van den Berg

John Huige



Verslag werkgroep groeiverslaving (9) Meer lezen »

Verslag workshop 10

Verslag workshop 10,

Burgers betrekken bij een F&GD.

Regionale voedselvoorziening: van globaal naar lokaal

1. Introductie en achtergrond

De workshop wordt voorgezeten door Hans Berkhuizen (Milieudefensie, Alliantie F&GD) en ingeleid door Sjef Staps (Louis Bolk Instituut, Alliantie en Platform DSE)

De workshop is voorbereid vanuit de werkgroep globaal – lokaal die onder de alliantie valt.

De inzet van deze werkgroep is om in het kader van het betrekken van burgers bij de omslag naar een groene en eerlijke economie, te werken aan het opzetten van regionale economieën met een focus op voedselvoorziening en daaraan gekoppelde energievoorziening (bijvoorbeeld biomassa-afvalstromen, zon en wind op boerenbedrijf e.d.).

Het voorlopig geformuleerd doel is:

  • in 2020 loopt

  • in 20 regio’s in Nederland

  • 20% van de voedsel- en energievoorziening via lokale kanalen

    • in de vorm van coöperaties waarin burgers als financier (al of niet risicodragend) meedoen

    • zonder tussenkomst van multinationale banken of dito detailhandel

    • tegen een faire prijs.

2. Korte impressies van reeds lopende initiatieven

Voor deze workshop heeft een voorbespreking plaatsgevonden met de volgende partijen:

  • Stichting Oikos

  • Vereniging Milieudefensie

  • Louis Bolk Instituut

  • Transition Towns, ‘Goei ete’ (Tilburg)

  • Platform Aarde, Boer, Consument (ABC)

  • Willem & Drees

  • De Nieuwe Ronde, Wageningen (Community Supported Agriculture / Pergola)

  • ZLTO

Tijdens de workshop worden korte presentaties gegeven over reeds lopende regionale initiatieven.

Willem & Drees (verhinderd, kort samengevat door Sjef Staps)

Opgericht door twee ex-Unilever-medewerkers. Gericht op korte en transparante ketens van producent naar consument. Maximale afstand ca. 40 km; ‘fietsafstand’. Gestart in regio Amersfoort, nu ook actief in onder meer regio Utrecht en Arnhem-Nijmegen. Grotendeels biologisch, niet helemaal.

Klaas Nijhof, De Nieuwe Ronde, Wageningen

CSA: Community Supported Agriculture (ook wel Pergola genoemd).

Kleinschalige bio-landbouw

  • CSA-aspect: alle abonnees hebben een vinger in de pap. Betrokkenheid is geformaliseerd. Lief zijn voor elkaar.

  • Zelfoogst-abonnementen.

Door zelfoogst komen de deelnemers op het bedrijf en zien hoe het gaat. Ook wat er niet goed gaat. De consument heeft een direct belang bij het welzijn van de boer.

De consument is meer deelnemer dan abonnementhouder. Prijzen worden in gezamenlijkheid vastgesteld. Maximaal 150 huishoudens. Sociaal is het zo ook prima. Klaas vindt dat het bij opschaling teveel een supermarktsfeer wordt.

Stabiel qua opbrengsten.

Irma Lamers, Transition Town Tilburg en initiatief ’Goei Eete’

Goei Eete’: opgeschaald van 80 naar 120 deelnemers. Niet per se biologisch. Afhaalpunten. Verschillende activiteiten om de betrokkenheid van consumenten te vergroten, zoals fietstocht, appels uitdelen, maandelijkse vegetarische maaltijd. Ook deelgenomen aan de week van de biodiversiteit. Er is een jaar voor geworven.

Producenten en producten zijn geselecteerd. Er is aangehaakt bij reeds lopende initiatieven.

Belangrijk: vraag van consument duidelijk krijgen. Is in Nederland nieuw concept.

Greet Goverde, Platform Aarde Boer Consument (ABC) en boerencoöperatie Nijmegen

1. Platform ABC streeft naar een andere landbouw en naar een beter EU-landbouwbeleid. Ook concrete speerpunten. Regionalisering, gezonde bodem, marktregulering. Andere waardes voorop stellen.

Ook praktisch: Rubriek ‘koop van buurman boer’.

Producten worden aangeboden door onder meer Willem & Drees, ook door voedselcoöperaties. Bio of gangbaar, grote diversiteit. Grote uitdaging.

2. Nijmegen, Oregional, boerencoöperatie. Groep van 20 boeren, willen gezamenlijk landbouw in stand houden in de omgeving Nijmegen. Veel boeren zitten op het minimum inkomen door kleine marges van de supermarkten. De supermarkten stunten met landbouwartikelen; daarvoor komen de klanten vaak naar de winkel. De coöperatie wil druk zetten op intensivering en grootschaligheid. Streven naar korte ketens.

Greet is aandeelhouder binnen een boerencoöperatie. Er is gekozen voor rechtstreekse levering aan instellingen, zoals de St Maartenskliniek. Daardoor is men verzekerd van zekere afzet.

Gemeld wordt een bijeenkomst van het platform ABC op 18 februari a.s. Zie www.aardeboerconsument.nl.

Maarten Leseman, ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie)

Maarten Leseman is van de afdeling Public Affairs bij ZLTO. De organisatie heeft 18.000 leden.

De houding van ZLTO was vroeger: ‘wij kunnen het hier wel regelen’. Vroeger werd de boer geknecht, later werd dat beter. De laatste 40 jaar is het fout gegaan (onder meer intensieve veehouderij en meer). ZLTO realiseert zich dat er een eind komt aan het alsmaar uitputten van de aarde e.d.

De laatste 40 jaar is doorgebracht in contactloosheid met de burger, met de buurman, etc. Schuren werden groter en gingen dicht. Er kwam schaamgroen. Alsmaar vergroting, verzwaring van machines, etc. ZLTO zoekt nu het debat over ‘contact hebben met afnemers’. Over hoe de buurman en de consument over de boeren denkt. De verwachte transitie van verduurzaming kost naar verwachting tien jaar of meer. ‘Verduurzamen’ is een werkwoord, er moet wat gebeuren. Ook marktconcepten, antibioticagebruik etc. horen daarbij.

Het is soms heel lastig om integraal te denken. ZLTO wil contact maken en nieuwe verbindingen leggen. De eerder in de workshop genoemde initiatieven zijn goede voorbeelden voor ZLTO.

Wellicht gaat een samenwerking met Milieudefensie eerder met energie dan met voedsel?

Uit de ZLTO-kring komen de ‘Gijs’-producten. Niet duurzaam, maar wel met een verhaal van de boer. Streekeigen. ZLTO noemt dit eerlijke producten, niet biologisch.

Bij regionalisering kan aan verschillende schaalgroottes worden gedacht: mondiaal – regionaal – lokaal. Voor ZLTO is de markt de driehoek Parijs-Berlijn-Londen, vooral Duitsland. Men verwacht dat de rol op de wereldmarkt eindig zal worden, uitgezonderd sommige specialismen zoals uitgangsmateriaal (pootgoed etc.) en bloembollen.

Dannie Brus, Nivon

Het Nivon omvat 60 afdelingen en is eigenaar van kampeerterreinen en vakantiehuizen. Het manifest F&GD is nogal een wetenschappelijk verhaal. Het Nivon heeft een eigen versie opgesteld, als volksuitgave. Deze uitgave is op de workshop verspreid. Nivon wil streven naar verbinding met eerdergenoemde initiatieven.

Er zijn nog veel meer initiatieven, waaronder: Marqt (regiomarkt), Gemeente Almere, Unilever, Eneco, Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling (initiatief van Urgenda), voorbeelden van alternatieve geldsystemen, de (RABO) streekrekening, lokale groepen van Milieudefensie, lokale afdelingen van NIVON en lokale kerken.

Vanuit de zaal wordt gevraagd wat ZLTO hier doet. Hun activiteiten passen niet bij een F&GD. Hans Berkhuizen geeft aan dat het gaat om het leggen van nieuwe verbindingen, weg van de structuren van nu en van het verleden.

ZLTO geeft zelf ook aan deze nieuwe verbindingen te zoeken.

3. Actorenanalyse

Milieudefensie heeft een actorenanalyse opgesteld (zie figuur). Hierin is in beeld gebracht welke partijen een rol kunnen spelen bij het routeplan naar een meer regionale economie en in welke mate zij mee- of tegen zullen werken. Het betreft een eerste ruwe verkenning.

Figuur: Actoren-analyse regionale voedselvoorziening



In de discussie die ontstaat vormt een belangrijke component de rol van de burger en de verbindingen met de regionale en lokale politiek. Ziet de politiek de burger ook buiten de verkiezingstijd staan?

Er zijn zowel positieve als negatieve ervaringen.

Transition Towns Haarlem: gemeenten willen graag met burgers in contact komen. Echter, interessanter is wat burgers met elkáár kunnen. Zie bijvoorbeeld Greenwheels. Alles wat gemeenschappelijk kan, ook zo doen en buiten de gemeente om. Grijp kansen om aandeelhouder te zijn en startende initiatieven te steunen. Samen aan de slag. Samen tot stand brengen.

Dannie Brus: het bewerken van de politiek blijft nodig. Maar dan ook samen weer wat nieuws gaan doen. Er is gedacht aan een onderling ziekenfonds. Het moet wel van ‘ons’ blijven.

Er is een sociaal makelaar in de workshop aanwezig. Deze werkt al aan verbindingen met twee werkgroepen, voedsel en solidaire economie. Er worden complementaire projecten ontwikkeld. Want er wordt nog zoveel op eilandjes gewerkt.

Willem Hoogendijk meldt de ervaringen van een buurtstreekwinkel, met moestuinen en een deel vanuit de stad/regio. Arbeidsplaatsen creëren en de burger erbij betrekken. Maar wel vanuit een andere weg: eerst kijken wat er al is en dan daarbij aansluiten, ook met de gemeente.

Lekker Utregs is vanuit Stichting Aarde opgericht. Het is een supermarkt met lokaal voedsel. Een diner met notabelen is georganiseerd voor committment: manifest laten ondertekenen. Hiervoor is ook financiering van Brussel ontvangen (Leader).

Nieuw project is ‘Eetbaar Utrecht’, in de stad zelf, door de mensen zelf. Productieve activiteiten. Meer zeggenschap voor buurten.

Pequeno is geïnteresseerd in nieuwe financieringsvormen. In de oude vorm was de route eerst een plan maken, dan financieren. Een nieuwe vorm zou kunnen zijn om al vanaf het begin te financieren. Geld in het plan opnemen. Lokaal verbinden vanaf het begin af aan. Eigen regionale fondsvorming.

Transition Town Diemen meldt goede samenwerking met de gemeente: buurtmoestuin-initiatieven. Er is veel ondersteuning met burgerparticipatie. Buurtgevoel versterken. Het IVN heeft het initiatief opgepakt en ondersteunt het als rechtspersoon. Zie www.buurtmoestuin.nl.

Als belemmeringen naar regionalisering worden genoemd aanbestedingsregelingen en bestaande machten.

Ministerie van Landbouw heeft een map uitgegeven: ‘Smakelijk duurzaam’. Hierin staan vele initiatieven rond voedsel, duurzaamheid en regionalisering. Zie ook www.smakelijkduurzaam.nl voor de pdf-versie.

Verder nog: landelijke genoegdag, 20 maart in Tilburg.

4. Routeplan

De voorzet voor het routeplan beschrijft de diverse stappen vanaf nu naar 2020. Bij voorkeur werkt een groep van organisaties daarin samen om de benoemde doelstelling te bereiken.

Deze voorzet is als volgt.

Routeplan, 1e halfjaar:

  1. Bijeenbrengen partijen, evt. ook consumentenorganisaties

  2. Opstellen ruw projectplan

  3. In kaart brengen aanknopingspunten en benodigde ondersteuning

  4. Uitwerken projectplan

  5. Benaderen potentiële financiers

  6. Contact houden om EU Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) te beïnvloeden

Routeplan, 2e halfjaar:

  1. Projectplan geaccepteerd en financiering rond

  2. Aantal lokale voedselprojecten starten

  3. Werving van lokale VMD-groepen, NIVON-huizen, lokale kerkelijke groepen, TT-groepen die zich met deze projecten willen verbinden

  4. Werven ambassadeurs

  5. Opzetten mediacampagne ter ondersteuning? I.s.m. grote bedrijven, koepels als ZLTO, platforms als Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling, banken, restaurants?

Routeplan, jaar 2-5:

  1. Uitbreiden aantal lokale/regionale voedselprojecten in het plan

  2. Opzetten van een feed-back-systeem vanuit de consumenten
    (tips en klachten)

  3. Mediacampagne loopt

  4. Opzetten monitoring van effecten
    (bijhouden omzetcijfers e.d.; enquetes)

  5. Uitbreiden naar energieproductie

Routeplan, jaar 3-5:

  1. Evt. uitbreiden naar andere sectoren

  2. Op basis van voorlopige resultaten lobby naar overheid op bijvoorbeeld transport-/ mobiliteitsprijzen en heffingen op ‘externe kosten’

(pas op: weerstand van transportsector, ANWB, consumentenorganisaties)

Routeplan, jaar 5-10:

  1. Verdere uitbreiding en versterking van de lokale projecten

  2. Resultaten gebruiken in lobby naar landelijke politiek en overheid
    (doel: regionalisering voor zover mogelijk; landelijke overheid zet dit ook in EU en WTO op de agenda)

  3. Doelstellingen gehaald

Opmerking tijdens de workshop: misschien is het routeplan te technocratisch? Genoemd wordt het initiatief in Winterswijk waarin de mogelijkheid wordt geboden om mee te werken en te ervaren hoe voedsel groeit. Met als mooiste moment: de wortel die uit de grond komt, schoonvegen, ruiken en opeten.

Ook het Franciscaans Milieuproject in Stoutenburg biedt dergelijke ervaringsweken aan.

5. Vervolgafspraken

Het is de bedoeling van de workshop om te eindigen met een vervolgafspraak.

We hebben de crises onder ogen gezien. We hebben een doelstelling geformuleerd voor 2020 en een ruw plan met stappen vanaf nu naar 2020.

Tijdens de workshop ontstaat er al veel bereidheid voor samenwerking en verbinding met de werkgroep globaal – lokaal van F&GD met Nivon, Transition Towns en IVN.

De ruwe opzet van het routeplan wordt onderschreven. Onduidelijk is nog wat verbinding in de toekomst precies gaan inhouden. Dat zal een zoektocht zijn die gaandeweg duidelijker wordt.

Het workshopverslag komt op de website te staan. Vanuit de werkgroep globaal – lokaal zal er naar belangstellenden een uitnodiging verstuurd worden voor het vervolg van het routeplan.


Verslag workshop 10 Meer lezen »

Verslag Workshop 6 Vredeseconomie en conflictpreventie op de politieke agenda

Verslag Workshop 6 Vredeseconomie en conflictpreventie op de politieke agenda

Voorzitter: Wendela de Vries (Campagne tegen de Wapenhandel)

Inleider: Kees Nieuwerth (Quaker)

Notulist: Greetje Witte-Rang (Platform DSE / Kerk en Vrede)

15 deelnemers …

Verslag Workshop 6 Vredeseconomie en conflictpreventie op de politieke agenda Meer lezen »

factsheet wg9

Factsheet workshop 9.

Categorieën


  1. Groei is exponentieel

  2. Groeidynamiek

  3. Groeicijfers afgelopen periode

  4. Cijfers demografie

  5. Inkomens / welvaartsverdeling

  6. Klimaat

  7. Grondstoffen & energie

  8. Footprint

  9. Biodiversiteit

Ad 1 Groei is exponentieel

Een vuistregel is: 70 gedeeld door de groeivoet leidt tot een verdubbeling van het BBP.

Dus groeivoet 2 % leidt na 35 jaar tot een verdubbeling van het BBP. Groeivoet van 5 % leidt tot verdubbeling BBP in 14 jaar.


Ad 2 Groeidynamiek


Ad 5 Klimaat

  • Stijging gemiddelde temperatuur met 2º leidt tot catastrofes.

Ad 6 Grondstoffen en energie:

  • Peak oil b(tussen 2010 en 2020), oliealternatieven (gas, steenkool, teerzanden etc.)

  • Kernenergie

  • Energiealternatieven (water, wind, zon)


  • Fosfaat

  • Aardmetalen (voor accu’s, GSM’s etc), strategische metalen (koper, zink etc)

  • Zoet water

Ad 7 Footprint, biocapaciteit en de vermindering (rechter plaatje) van de diversiteit, bron WWF living planet





factsheet wg9 Meer lezen »

Energie- en grondstoffenconflicten

Energie- en grondstoffenconflicten

bij de behandeling van de begroting 2011 van het ministerie van Buitenlandse Zaken
door de Tweede Kamer op 14 en 15 december 2010
-een persoonlijke impressie van het debat door  Jan Schaake, Kerk en Vrede-

Hoewel de begrotingsbehandeling vooral leek te gaan over het Midden-Oosten en een PVV-pleidooi om een oorlog tegen Iran te beginnen, werd er ook nog wel – en ook tamelijk kwalitatief – over een aantal serieuzere zaken gesproken, waaronder energiezekerheid, maar ook de mogelijke conflicten rond water en rond zeldzame metalen. De verschillende partijen (links èn rechts) hadden hun eigen benadering en achtergrond waarbij soms de geo- en machtspolitieke dimensie centraal stond, een andere keer internationale bemiddeling, de (destabiliserende) rol van het bedrijfsleven of de mensenrechtensituatie in de landen waar we voor onze energie en metalen afhankelijk van zijn. Het is in ieder geval het eerste politieke debat waarin ik de term “grondstoffenzekerheidsbeleid” ben tegen gekomen.

Hieronder een nog wat ruwe, tamelijk onbewerkte weergave van het debat met soms erg lange citaten. Daaronder een paar “conclusies”.

Timmermans (PvdA) vraagt aandacht voor het “Ruggie Framework: de beste manier tot nu toe bedacht om ervoor te zorgen dat we weten waar grondstoffen uit de grond worden gehaald, op welke manier dat gebeurt (…) Ik wil het kabinet oproepen om op korte termijn handen en voeten te geven aan het Ruggie Framework, zodat we ook rechtstatelijkheid introduceren in de manier waarop onze en andere bedrijven in de wereld opereren.”

El Fassed (GroenLinks) vraagt Nicolaï (VVD): “Hoe ziet de heer Nicolaï den de mensenrechten in landen waarvan zij afhankelijk zijn voor olie of waarnaar wij onze producten exporteren? Schuift hij die aan de kant vanwege ons nationale belang of gaat het hand in hand?” (Antwoord Nicolaï: ze gaan hand in hand, maar soms is het een en soms het andere net even iets belangrijker.)

Nicolaï: “Het nationaal belang dicteerde reeds in de tijd van de Griekse stadstaten dat handelsmissies werden uitgezonden en de toegang tot grondstoffen veilig werd gesteld. In de afgelopen jaren is de aandacht gelukkig steeds meer uitgegaan naar energiezekerheid, zowel nationaal als Europees. Er is echter nog onvoldoende aandacht, althans prioriteit, voor grondstoffen. In het bijzonder voor zeldzame aardmetalen. Juist deze grondstoffen zijn onmisbaar voor de ontwikkeling van onze duurzame innovatieve industrie. Er zijn onvoldoende garanties dat er voldoende kan blijven worden geïmporteerd. (…) Meer dan 90% van deze zeldzame aardmetalen wordt gewonnen in China, dat er kortgeleden in het conflict met Japan niet voor terugschrok om dit als drukmiddel in te zetten.”

Ormel (CDA): “Internationaal energiebeleid heeft met duurzaamheidaspecten te maken, maar ook met internationale stabiliteit; denk bijvoorbeeld aan de zuidelijke Kaukasus. Internationaal milieubeleid heeft grote gevolgen voor klimaatverandereing, die ook weer geopolitieke conflicten tot gevolg kan hebben. (…) Het CDA vraagt aandacht voor de problematiek van zeldzame metalen. (…) [Deze] worden vaak gewonnen in instabiele gebieden, onder mensonwaardige omstandigheden. Deze winning kan zorgen voor politieke instabiliteit en aantasting van unieke natuurgebieden, denk bijvoorbeeld aan Oost-Congo, dat een oorlogsgebied is, een conflictgebied, waar volop illegale winning van zeldzame metalen plaatsvindt. Hoe moeten wij dit bestempelen? Is dat geen plundering, bijvoorbeeld? Ook met de eenmaal gewonnen zeldzame metalen wordt slordig omgegaan. Hergebruik en recycling zijn onvoldoende ontwikkeld. China heeft zelfs aangekondigd om de export van zeldzame metalen in te dammen. Gewapende grondstofconflicten zijn dus niet uit te sluiten. (…) Ligt [de coördinatie] bij de VN, bij de EU of bij de OPEC? (…) Is de minister bereid om Nederland als trekker aan te bieden voor een coördinerende rol om bijvoorbeeld een passend juridisch internationaalrechtelijk kader voor de handel in zeldzame metalen op te zetten.” Daarop volgt een discussie met Thieme (PvdD) over fosfaten.

El Fassed vraagt Ormel vervolgens “Bent u dan ook bereid om eens te bekijken wat de mogelijkheden zijn voor bijvoorbeeld een importverbod voor grondstoffen als de winning gepaard zou gaan met enorme mensenrechtenschendingen en milieuschade?” waarop Ormel antwoordt: “Een importverbod van wat? Die zeldzame metalen zijn vaak essentiëel voor onderdelen van gebruiksartikelen, die in de Nederlandse samenleving niet meer weg te denken zijn. Ik noem mobiele telefoons. Als wij daar verboden voor gaan afspreken met elkaar, maken wij het onszelf bijzonder lastig. Ik geloof meer in het transparant maken van handelsstromen en het goed bekijken wat aan de bron gebeurt dan in allerlei internationale verboden.” Waarop Timmermans weer wijst op de voorstellen van Ruggie: “Zo weet de Nederlandse consument als hij naar de winkel gaat, waar een product vandaan komt, of het met kinderarbeid is gemaakt, of er oorlogen nodig waren om aan de grondstoffen te komen et cetera.”

El Fassad (na een heel relaas over de toenemende macht en invloed van China): “De Chinese energiebehoefte groeit enorm. Kan China worden geholpen om het fossiele energietijdperk over te slaan? Voor China is het zaak dat technologie beschikbaar komt en betaalbaar is en dat er voldoende rendement is. Laat in de etalage van de bv Nederland nou net allerlei producten en technologieën op het gebied van duurzame energie staan te pronken! Gaat de minister dit faciliteren? Nog een realiteit: over 20 jaar is de EU voor 70% afhankelijk van energie uit landen waar grove mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Hoe kan Nederland volgens de minister koploper worden in duurzame technologie als zijn buitenlands beleid ons afhankelijk maakt van oliereserves van schurkenstaten? In energielanden zoals Algerije, Kazachstan en Saudi-Arabië liggen radicalisme, terrorisme, corruptie en conflicten op de loer of zijn zij allang onderdeel van de maatschappij. Het is gevaarlijk maar ook onverstandig om zo afhankelijk te zijn van deze landen. Wat gaat de minister daaraan doen? In het regeerakkoord staat dat energie en grondstoffenzekerheid een van de prioriteiten van deze minister is. Als realist kan deze minister binnen het kabinet toch niet anders zijn dan de grootste pleitbezorger van een eigen Europese duurzame eindeloze energievoorziening? Investeren in duurzame energie en technologie is investeren in onze eigen etalage. Daarop krijg ik graag een reactie.”
Die krijgt hij in de schriftelijke beantwoording van de regering:
De Chinese activiteiten in Afrika worden primair ingegeven door wederzijds belang. Het Chinese beleid ten aanzien van Afrika richt zich op drie aspecten: afzetmarkt, grondstoffen en energie. Het Chinese non-interventiebeleid, onder andere als het om mensenrechten gaat, kan op sympathie rekenen onder sommige Afrikaanse leiders, waardoor China ook in toenemende mate op Afrikaanse steun kan rekenen in VN-kader. Op het terrein van vredesoperaties en versterking van de Afrikaanse crisisbeheersingscapaciteit wordt China steeds actiever, ook met eigen bijdragen. China erkent hiermee dat veiligheid belangrijk is voor stabiliteit en ontwikkeling.
De Chinese hulp en investeringen dragen bij aan de ontwikkeling van Afrikaanse landen, vooral met investeringen in infrastructuur en landbouwontwikkeling. Maar er zijn ook knelpunten. Chinese leningen kunnen, samen met reeds lopende leningen, leiden tot een te hoge schuldenlast voor Afrikaanse landen. China verbindt aan deze leningen geen andere politieke voorwaarden dan het volgen van een één-China beleid. Ondanks dat de Chinese investeringen in Afrika sterk groeien, maken deze investeringen slechts 5% van de totale Chinese FDI uit en maakt de handel met Afrika slechts 4% van de totale Chinese handel met het buitenland uit. China is niet meer weg te denken uit Afrika en het is van belang dat op een constructieve manier met China wordt samengewerkt. China lijkt hiervoor ook steeds meer open te staan.
en:
Nederland streeft naar 14% hernieuwbare energie in 2020 conform het EU-doel inzake hernieuwbare energie. Het kabinet zet in op het vergroten van de energie-efficiëntie met de green deal. China wordt in toenemende mate de dominante speler op de energiemarkt, zowel voor wat betreft de vraag naar energie (olie, gas, kolen) als de ontwikkeling van technologie voor hernieuwbare technologie. China is derhalve een grote afzetmarkt voor nieuwe (duurzame, energie efficiënte) technologieën en is het zelf katalysator/ontwikkelaar/producent van duurzame technologieën. De noodzaak voor een energietransitie in China is evident. China voert grote energietechnologieprogramma’s uit waarbij Nederland wil aanhaken. Nederland kan China kennis bieden en de grootste toegangshaven tot de Europese afzetmarkt. Met economische diplomatie zal maximaal worden bevorderd dat Nederlandse innovatieve en duurzame technologie een bijdrage leveren aan de energietransitie van China. Recentelijk nam Nederland deel aan de jaarlijkse bijeenkomst van de China Raad voor Internationale Samenwerking op het gebied van Milieu en Ontwikkeling (CCICED). Dit jaar stelde de CCICED ambitieuze maatregelen ten behoeve van het behoud van ecosystemen voor om de transitie van China naar een groene economie te bevorderen. De aanbevelingen van de CCICED zullen meegenomen worden in het 12de Vijfjarenplan van China. Nederland kan op zeer specifieke terreinen duurzaamheid in China bevorderen. Collega Minister Verhagen (EL&I) reist in mei naar China. Hoofdthema’s van zijn bezoek zijn handel, investeringen, energie en technologische samenwerking.

Thieme: “Jaarlijks sterven honderdduizenden mensen aan de gevolgen van overstroming, droogte en verwoestijning, goeddeels veroorzaakt door ons westerse leefpatroon.” Zij citeert vervolgens VVD-senator (dus oud-collega van Rosenthal) én generaal buiten dienst Van Kappen: “De effecten van de verregaande globalisering in combinatie met de steeds maar groeiende wereldbevolking leiden tot schaarste en een stijgende energiebehoefte. Als die klimaatverandering doorzet, wordt de situatie nog nijpender. Het zal dan ook steeds moeilijker worden om de groeiende wereldbevolking te voeden. In het bijzonder de toegang tot drinkbaar water wordt dan een potentiële casus belli”. Zij vraagt vervolgens ook naar de via WikiLeaks uitgelekte handelwijze van Shell in Nigeria. Daarop is de schriftelijke reactie:
Vanuit hun verantwoordelijkheid voor het bevorderen van zowel de Nederlandse economische belangen als van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen hebben de ministeries van BZ en EL&I aanhoudend contact met Shell. Daarbij komen de “Voluntary Principles on Security and Human Rights” en toepasselijke OESO-richtlijnen aan de orde. Shell heeft deze principes vertaald naar de “Shell General Business Principles”, die ook worden toegepast door de werkmaatschappijen in Nigeria. In genoemde gesprekken wordt niet alleen op corruptiebestrijding ingegaan, maar ook op mensenrechten, milieu- en luchtvervuiling, onveiligheid, georganiseerde diefstal van olie en activiteiten van rebellen in het gebied. De visie die de Amerikaanse autoriteiten in hun berichten gaven, laat ik voor hun rekening.

Uit de termijn van Rosenthal: “Ik doel op het grondstoffenzekerheidsbeleid, als onderdeel van de economische diplomatie. Hierbij gaat het over onze toekomstige energiebehoefte en over de ongestuurde aanvoer van grondstoffen. Het gaat hierbij dus ook om het veiligstellen van strategische goederen en de infrastructuur. (…) Ik ben ook verheugd om te merken dat er ook in de Kamer zorg is over de toegang tot en duurzame winning van grondstoffen. Op dit moment is de winning van zeldzame aardmetalen actueel. Deze zijn van exceptioneel belang voor de duurzame en innovatieve kracht van het Nederlandse bedrijfsleven. We zien dat vandaag de dag deze nieuwe ontwikkelingen vragen om een strategie voor de Nederlandse voorzieningszekerheid. Ik ga dit graag met mijn collega van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie agenderen. Het onderwerp van de onderlinge concurrentie tussen bedrijven en de machtspositie van sommige landen – zie de thematiek van China versus Japan ter zake – is een heel lastig punt. Ik ben verheugd dat dit onderwerp internationaal steeds beter wordt ingebed. Het inkomende Franse voorzitterschap van de G20 zal aandacht besteden aan transparantie ten aanzien van handel in grondstoffen, zeker ook om speculatie op de voedselmarkten tegen te gaan. In de Europese Unie wordt gewerkt aan een beter overzicht van de grondstoffenbehoeft evan Europese bedrijven, van grondstoffenstromen en van het gebruik en beheer ervan. Voordat mij om deze toezegging wordt gevraagd, zeg ik toe dat ik samen met collega Verhagen de grondstoffenproblematiek blijvend hoog op de Europese en internationale agenda zal plaatsen.”

El Fassed interrumpeert op de relatie mensenrechten en energievoorzieningveiligheid: “Wij zijn bijvoorbeeld voor onze energiebehoefte afhankelijk van landen waar vrouwen niet eens achter het stuur mogen zitten.”

Knapen stelt in zijn termijn: “Ontwikkelingsvraagstukken zijn vervlochten met ander mondiale uitdagingen en daarmee ook met onze eigen belangen. Energie- en waterschaarste, voedselveiligheid en grondstoffenvoorziening vragen om een coherentie aanpak waarin de belangen van ontwikkelingslanden worden meegewogen.”

In antwoord op de suggesties van Timmerman over het Ruggie Framework antwoordt de regering schrijftelijk:
Nederland steunt het werk van VN-Speciaal Vertegenwoordiger “Mensenrechten en Handel” John Ruggie zowel politiek als financieel. In de recentelijk verschenen operationalisatie van zijn raamwerk ‘protect, respect and remedy’ onderscheidt Ruggie de plicht van staten om mensenrechten te beschermen van de verantwoordelijkheid van bedrijven deze te respecteren. De zgn. ‘Guiding Principles’ omvatten 29 aanbevelingen aan staten en bedrijven, waarover in de komende maanden binnen de Verenigde Naties consultaties plaatsvinden. Zij bieden praktische handvatten voor staten en bedrijven hoe zij mensenrechten in hun MVO-beleid kunnen integreren. De eerste analyse van het voorstel levert een positief beeld op. Nederland zal zich er actief voor inzetten dat het Ruggie-rapport in juni 2011 door de Mensenrechtenraad wordt aangenomen.
Nederland zet zich er ook voor in om het raamwerk van Ruggie te integreren in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Deze worden op dit moment – onder voorzitterschap van Nederland – herzien. Nederland verlangt van bedrijven die in aanmerking willen komen voor ondersteuning via het bedrijfsleveninstrumentarium dat zij deze OESO-richtlijnen onderschrijven.
Het Ruggie-raamwerk wordt door zowel overheden, bedrijven, ngo’s als wetenschappers gesteund, omdat het concrete kansen biedt aan bedrijven om hun invloed aan te wenden om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Dit is allereerst in het belang van bedrijven zelf; een bedrijf dat zijn ‘due diligence’ verbetert, verkleint het risico betrokken te worden bij mensenrechtenschendingen (zoals kinderarbeid) en draagt bij aan verbetering van de mensenrechtensituatie in de landen waar het actief is.
De regering heeft besloten het mensenrechtenfonds ook open te stellen voor bedrijven. Dit verruimt de mogelijkheden voor bedrijven om zich, binnen de randvoorwaarden van het mensenrechtenfonds, actief in te zetten voor de verbetering van het respect voor mensenrechten wereldwijd.
Dat is voor Timmerman voldoende om geen verdere Kameruitspraak te vragen.

Nicolaï en Ormel dienen wel een motie in (32500-V 81)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kritieke mineralen, waaronder alle zeldzame aardmetalen, essentieel zijn voor onze innovatieve, duurzame industrie;
overwegende dat door de toegenomen vraag van opkomende economieën relatieve schaarste van deze grondstoffen sterk toeneemt;
overwegende dat schaarste van deze grondstoffen een destabiliserend effect kan hebben op de wereldeconomie en dat internationale afspraken hierover gewenst zijn;
overwegende dat China meer dan 90% van de zeldzame aardmetalen produceert en in het recente verleden dit als strategisch drukmiddel heeft gebruikt;
overwegende dat een aantal kritieke mineralen veelal op weinig duurzame wijze wordt gedolven in conflictgebieden en fragiele staten;
verzoekt de regering, voor de zomer van 2011 te komen met een notitie aangaande het integrale Nederlandse beleid ten aanzien van grondstoffenzekerheid, in het bijzonder met betrekking tot zeldzame aardmetalen, waarin wordt aangegeven:
1. hoe deze grondstoffenzekerheid zal worden bevorderd;
2. hoe een stabiel investeringsklimaat in de producerende landen zal worden bevorderd, met aandacht voor anticorruptie, duurzame extractie, versterking van het lokaal bestuur en transparantie van financiële stromen, mede met het oog op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven;
3. tot welke bijstelling dit moet leiden wat betreft het nationaal en Europees buitenlandbeleid en het nationaal economisch beleid (met betrekking tot substitutie, diversificatie en recycling),
en gaat over tot de orde van de dag.
Rosenthal ziet deze als ondersteuning van het beleid. Hij wordt aangenomen met alleen de PVV tegen.

El Fassed dient motie 32500-V 103 in:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering verbreding en verdieping van de relatie met prioritaire energielanden als Saudi-Arabië, Algerije en Kazachstan ambieert, maar dat daar structureel mensenrechtenschendingen plaatsvinden;
verzoekt de regering, binnen het Mensenrechtenfonds meer en bijzondere aandacht te geven aan mensenrechten en mensenrechtenverdedigers in prioritaire energielanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Rosenthal ontraadt deze motie. “Ik wijs er overigens op dat wij in een algemeen overleg over Kazachstan hebben gesproken over de geleidelijke, weliswaar minimale, verbetering van de mensenrechten en dat wij hebben afgesproken dat een monitoring zal plaatsvinden van het jaar van het voorzitterschap van Kazachstan van de OVSE. Middels deze monitoring zullen de Kamer op afzienbare termijn mededelingen over Kazachstan bereiken.” Hij wordt verworpen met de stemmen van CDA, VVD, PVV en ChristenUnie tegen; alle linkse fracties en de SGP voor.

We zijn dus met ons project over conflicten rond grondstoffen en energie niet in het politiek luchtledige bezig. Er is politieke aandacht voor de thematiek en er worden diverse initiatieven genoemd. Er zijn verschillende punten waarbij wij met voorstellen kunnen aanhaken, bijvoorbeeld:

1. bij de waarneming dat China een groeiende afnemer van fossiele brandstoffen zal zijn aan het andere front van Rusland en de Centraal-Aziatische republieken; er is niet alleen sprake van een conflict tussen de EU als afnemer van de fossiele brandstoffen en de GOS-landen als (ook weer onderling concurrerende) leveranciers en doorvoerlanden, maar in toenemende mate ook één tussen de EU en China als afnemers van deze afnemende energievoorraden, waarbij China dan ook nog eens een (relatief) monopolie heeft op zeldzame metalen die de EU nodig heeft. Het is dus zinnig in dit kader ook te kijken naar China en Japan en ook aandacht te besteden aan de voorstellen van Medvedev voor een Euraziatische veiligheidsstructuur.

2. er ligt een verzoek van Ormel (waarop de regering eigenlijk nauwelijks is ingegaan) om het initiatief te nemen de hele energie- en grondstoffenvoorziening op de een of andere manier via internationale organisaties (EU, VN, OPEC) te reguleren.

3. naast lobby in de richting van de overheid is er het Ruggie Framework dat de rol van bedrijven onder de loupe neemt en consumenten informeert (en ondersteunt in het maken van keuzes) over de milieu-, mensenrechten- en vredescomponent van bepaalde producten.

4. Ormel maakt in zijn debatje met El Fassed ook duidelijk dat je moeilijk over verboden kunt spreken. Daarnaast bepleit hij een zorgvuldiger omgang met schaarse grondstoffen.

5. Rond de zomer van 2011 komt de regering dus met een notitie over dit onderwerp.

6. Het is overigens schrijnend en tekenend voor het eigenbelang dat in de Nederlandse Buitenlandpolitiek doorklinkt, dat er vrijwel niets gebeurd met de opmerkingen van m.n. Thieme over de desastreuze gevolgen van water- en landbouwgrondschaarste in het Zuiden. Dat wij (en China) daar ook nog even de delfstoffen plunderen wordt vervolgens ook nog opgemerkt en ruiterlijk erkent, maar het leidt niet tot uitspraken of acties. Het ligt overigens ook buiten de scope van ons project.

Energie- en grondstoffenconflicten Meer lezen »

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie.

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie.

1. Een veranderend veiligheidsbeleid.

De politieke en veiligheidssituatie in de wereld is in de vorige eeuw ingrijpend veranderd.
De vroegere Sovjet Unie hield op te bestaan, het IJzeren Gordijn verdween, optimisme vergezelde ons binnentreden in een nieuwe periode van hernieuwde hoop op vrede en stabiliteit.
Dit optimisme is sedertdien verdampt. Vele nieuwe soorten politieke, religieuze en etnische gewapende conflicten zijn losgebarsten en aan de grenzen van de Europese regio (bijvoorbeeld Bosnië, Kosovo, Tsjetsjenië, Georgië), op andere continenten (bijvoorbeeld Rwanda, Congo, Darfur)  of (en wel?) vanuit onverholen Westerse belangen (bijvoorbeeld Irak en Afghanistan).
Tegelijkertijd zouden hernieuwde spanningen tussen Rusland en ‘westerse’ geallieerden zelfs een nieuwe wapenwedloop en een nieuw soort Koude Oorlog kunnen oproepen…
Hoe ter wereld zijn we hier beland?

Toen het ijzeren gordijn in 1989 werd opgerold, werd de NAVO beroofd van zijn vijanden. Vroegere Oost- en Centraal-Europese staten werden zelfs lid van de NAVO en zodoende werd het steeds onduidelijker waar dat ‘voorwaartse’ gelokaliseerd moest worden en waar de vijand eigenlijk was… De NAVO kreeg een soort identiteitscrisis. Dit resulteerde in een nieuwe veiligheidsstrategie, die tegen 1991 ontwikkeld werd.
Verrassend genoeg hief de NAVO zichzelf niet op, alhoewel dat een logische respons op het einde van de Warschau Verbondsorganisatie zou zijn geweest.
Toen  de zogeheten ‘koude oorlog’ eindigde werd de ontwikkeling van samenwerking tussen voormalige tegenstanders, tussen Oost- en West-Europese staten gestimuleerd. Intussen echter bood de NAVO Centraal- en Oost-Europese volkeren snel een lidmaat- of partnerschap aan, waardoor haar invloedssfeer tot ver in Eurazië werd uitgebreid.
Gedurende dezelfde periode bouwde ook de Europese Unie haar instrumenten uit om gezamenlijk buitenlands beleid te voeren. Ook dit ging recent vergezeld van een militaire component, die van de lidstaten vergde hun militaire capaciteiten te versterken. Tegelijkertijd liet de EU  toe, dat de vroegere Oost- en Centraal-Europese staten sneller in de militaire alliantie werden geïntegreerd dan in de politieke unie. Op deze wijze werd echter de samenwerking tussen Oost en West in belangrijke mate gemilitariseerd.
Meer recent zien we dat zowel de EU als de NAVO openlijk verklaren, dat zij bereid  zijn de Europese behoeften in termen van hulpbronnen, energie en grondstoffen – met inbegrip van de aanvoerroutes – te verdedigen, zonodig met militaire middelen. Hier raken we dus aan het eigenlijke onderwerp van vandaag. Een nieuw begrip deed zijn intrede: ‘energieveiligheid’.

Inmiddels mag de tweedeling van de Koude Oorlog  –grotendeels- verdwenen zijn,s, maar we leven nog steeds in een verdeeld Europa…
Ver van het ‘Gemeenschappelijk Europees Huis’ zoals Michail Gorbatsjov het eind jaren tachtig, begin negentiger noemde….
Over welk Europa hebben we het namelijk? Hoort Rusland daar ook bij?
Hebben we het over het Europa van de Europese Unie, het Europa van de West Europese Unie, het Europa van de NAVO, het Europa van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, het Europa van de Raad van Europa – om maar een paar Europese gestalten te noemen?

2. Veiligheid of vrede: markteconomie of duurzame ontwikkeling.

Het huidige dominante economische model is noch rechtvaardig, noch duurzaam. Het betrekt onze landen in een wereldwijd technologische gestuurd systeem waarin macht verschoven is naar onpersoonlijke wereldmarkten, internationale financiële instituties en transnationale corporaties. Het vergroot de al bestaande ongelijkheid tussen en binnen volkeren en zelfs continenten. Het zou kunnen worden beschouwd als een nieuwe vorm van dominantie die – in zekere zin – 500 jaar van kolonialisme voortzet.
Als Europese burgers gebruiken wij meer dan twee keer de natuurlijke hulpbronnen waarin onze eigen regio kan voorzien! Bij een gelijkwaardig gebruik van natuurlijke hulpbronnen wereldwijd zou elke inwoner van deze aarde over ongeveer 2 hectaren land kunnen beschikken. Dit is de basale ‘ecologische voetafdruk’ beschikbaar voor iedereen.  Maar, momenteel verbruikt de Verenigde Staten 10 hectaren per persoon, Zweden 7, Frankrijk 6, Nederland en Duitsland 5 en Polen 4. Terwijl de bevolking van de Europese Unie maar 7% van de wereldbevolking uitmaakt gebruiken we meer dan 17% van de wereldwijd beschikbare natuurlijke hulpbronnen!
Daar dit systeem door onszelf ontwikkeld is kan het niet alleen, maar moet het ook door onszelf hervormd worden! Grote spelers in die globale markt vallen nu buiten de controle van individuele overheden. Transnationale maatschappijen zouden moeten worden gecontroleerd door mondiale instituties om de negatieve aspecten in termen van minimum lonen, sociale en milieukosten tegen te kunnen gaan. De hervorming van de Verenigde Naties zou mede op dat doel gericht moeten zijn. Instituties zoals de Wereld Handels Organisatie (WTO), de Internationale Arbeids Organisatie (ILO), het Verenigde Naties Programma voor Ontwikkeling (UNDP), de Wereldbank (WB) en het Verenigde Naties Programma voor Milieu (UNEP) zouden hierbij een nadrukkelijke rol moeten spelen in de naaste toekomst.
De internationale economische architectuur is dringend aan hervorming toe! Meer toezicht door internationale instituties waardoor de sociale- en milieudimensie volledig geïntegreerd worden in economisch beleid is nodig op nationaal, internationaal en globaal niveau. Hiertoe dienen –onder meer- nieuwe belastinginstrumenten ontwikkeld te worden, bijvoorbeeld op geldoverdrachten (ook wel genoemd de ‘Tobin Tax’) en op goed uitgevoerde kooldioxide (CO-2) belasting in internationaal verband. Dit zou ertoe bij kunnen dragen de sociaal-economische en milieu onevenwichtigheden op mondiaal niveau te bestrijden.

Realiseren we ons voldoende dat de prijs van ruwe grondstoffen voor de industrie, zoals fossiele brandstoffen, metaalhoudende mineralen en dergelijke, in de afgelopen jaren tot historische hoogte zijn gestegen?
We praten hier over nikkel, koper, chroom, vanadium, titanium, magnesium, platina enzovoorts….Deze worden overal in mijnen intensief ‘geoogst’….en ze zijn alle ‘niet vervangbaar’ (non renewables)! De prijs van koper was al tot recordhoogte gestegen in 2008, maar in de afgelopen twee jaar verdubbelde de prijs zich nog eens!
In 2010 werden vijf keer zoveel mijn- en grondstoffenbedrijven beursgenoteerde bedrijven als het jaar daarvoor. Bovendien kwam de prijs van veel metalen op een recordhoogte.  De London Metal Exchange, een samengestelde index waarin de prijs van onder meer koper en nikkel is verwerkt, steeg in twee jaar tijd met meer dan 200 procent.

Tegelijkertijd is de wrange realiteit dat sommige landen en particuliere bedrijven wel varen bij al de gewapende conflictsituaties wereldwijd. Niet alleen geven we op mondiaal niveau grote bedragen uit aan militaire inspanningen, waar sommige gespecialiseerde bedrijven een enorme omzet mee maken, maar er gaat ook veel geld om inde wapenhandel.
In 2009 werd naar schatting ruim 1500 miljard dollar “geïnvesteerd”in militaire uitgaven. Er zijn geen cijfers beschikbaar wat dit betekent voor het beslag dat dit alles legt op schaarser wordende grond- en brandstoffen. De internationale wapenhandel zet bij elkaar tussen de 40 en 60 miljard dollar per jaar om. In dit cijfer zijn alleen de zogeheten “legale” wapenverkopen tussen landen onderling verwerkt, dus nog niet de illegale handel en de verkopen in eigen land,. Als verkopen in eigen land worden meegerekend komt het totaal aan
wapenverkopen wereldwijd op meer dan 300 miljard dollar per jaar!
Ook particuliere, commerciële bedrijven profiteren van gewapende conflicten.
Zoals bedrijven die militaire voertuigen bouwen die  ‘bermbomresistent’ zijn, de vraag hiernaar steeg in één jaar tijd met maar liefst meer dan 900%.
De honderd grootste defensieconcerns zagen hun gezamenlijke omzet in 2009 met meer dan 10% stijgen tot meer dan 350 miljard dollar. Dat is meer dan in hetzelfde jaar wereldwijd aan ontwikkelingssamenwerking werd uitgegeven!
Een Brits bedrijf (BAE) stootte in 2008 het Amerikaanse Boeing van de troon als de grootste in de defensie-industrie. Het Amerikaanse Lockheed Martin staat vervolgens op de derde plaats.
Nederland telt tenminste 250 bedrijven die op de ‘defensie- en veiligheidsmarkt’ actief zijn, met een gezamenlijke omzet van ca. 3 miljard.
Nederland stond negende, maar staat inmiddels op de zesde plaats op de wereldranglijst als wapenexporteur. In 2009 werden door Nederland vergunningen afgegeven voor wapenexporten ter waarde van meer dan 1 miljard Euro. Deels zijn dat gespecialiseerde onderdelen voor elders geproduceerde wapens, deels ook de verkoop van afgeschreven militair materieel door het Ministerie van Defensie. Zo wordt in verscheidene landen gevlogen met oude Nederlandse F-16 vliegtuigen, onder meer in Chili en bestaat de Chileense marinevloot voor een groot deel uit oude Nederlandse schepen. Daar er spanningen zijn tussen Chili en andere Zuid-Amerikaanse landen zien de buurlanden Peru en Ecuador dat
als een bedreiging en resulteert dit dus weer in een regionale wapen wedloop.
Stel je eens voor dat deze immense bedragen in rechtvaardige en duurzame ontwikkeling op deze aardbol zouden worden gestoken?

Zijn we ons bewust dat- verborgen op de achtergrond- in de meeste gebieden getroffen door oorlog en gewapende conflicten vandaag de dag die intensieve competitie rond grondstoffen en energie een belangrijke en conflictbevorderende rol speelt?
Rusland is nu de grootste producent van nikkel, dat een onontbeerlijk bestanddeel is van roestvrij staal. Rusland produceert ook de halve behoefte aan titanium van Boeing voor het bouwen van vliegtuigen. Het is nu ook nog de grootste producent van aluminium geworden. En dan heb ik het nog niet over de olie- en gasreserves gehad. Een machtige positie die afhankelijkheden schept…..
Een ander voorbeeld. Onlangs gaf China aan de export van zeldzame aardmetalen (bijvoorbeeld cerium, dysprosium, erbium, lanthanium, neodymium, terbium, yttrium, zirconium) met tenminste 35% te willen beperken in het kader van een scherper milieubeleid in eigen land. Sinds die aankondiging is de prijs van sommige van deze metalen verzevenvoudigd.
China is echter wereldwijd goed voor ruim 90% van de winning van deze metalen!
En daarvan is juist moderne technologie in computers, telefoons, maar ook van windmolens en de batterijen van hybride auto’s afhankelijk! De katalysator in vele auto’s gebruikt cerium, zirconium of lanthanium. Sensoren hebben yttrium nodig. Neodymium wordt gebruikt voor magneten in bijvoorbeeld koptelefoons en kruisraketten. Lange afstand glasvezel transport kabels worden ontwikkeld met behulp van erbium.
Tot dusverre – mede dankzij lage lonen- wist China de oprijzen van dergelijke aardmetalen laag te houden. Hierdoor was het winnen van deze grondstoffen in andere landen waar ze voorkomen (Canada, de VS, Rusland, Zuid Afrika) niet echt lucratief. De schaarste en hogere prijzen zullen ertoe leiden dat deze grondstoffen in andere landen wel gewonnen zullen worden en vervolgens daar weer resulteren in milieuproblemen..
Anderzijds zou deze ontwikkeling het hergebruik van deze grondstoffen kunnen stimuleren.

Er is ook een sluimerend conflict tussen China en Japan over gasvelden op de maritieme grens tussen beide landen. Beide landen maken aanspraken op een gasveld dat door de Chinezen het Xihu en door de Japanners het Okinawa veld wordt genoemd. Het gaat om een groot gasveld, waar bovendien ook olie te vinden is: het zou even groot zijn als één vijfde van alle olie- en gasvoorraden tot dusverre in China gevonden. Gesprekken om het samen te ontginnen zijn vastgelopen. Beide landen denken het internationaal recht aan hun zijde te hebben.

China heeft in eigen beheer uiterst moderne straaljagers ontwikkeld – de J en de Hawk.
Deze worden al geëxporteerd naar bijvoorbeeld Zimbabwe, Venezuela, Pakistan . Gabon en Egypte hebben ook belangstelling. China heeft ook  raketten ontwikkeld –de Dongfeng- die een bereik hebben tot diep in Azië. Veel van die raketten staan op Taiwan gericht. Taiwan vroeg daarop de VS om meer straaljagers en onderzeeboten te leveren. De Chinese marine is inmiddels de grootste in de regio, met meer dan 60 onderzeeboten en ruim 80 snelle en wendbare patrouilleschepen, binnenkort wordt het eerste vliegdekschip operationeel.
China wil daarmee de Chinese olievoorziening via de Indische oceaan veiligstellen: China importeert bijvoorbeeld de helft van zijn oliebehoefte uit Saoedi-Arabië. In reactie hierop versterkt de VS de twee vlootbases in Japan op nog geen 500  kilometer van de Chinese kust. Een motivatie dit te doen is ook voor de VS dat dit bijdraagt tot het veiligstellen van de aanvoerroutes van energie.

Op mondiaal niveau resulteert deze ontwikkeling in het versterken van de zeestrijdkrachten door onder meer de VS, het Verenigd Koninkrijk, India, China en Australië. Ook hierbij is de motivatie de beveiliging van de scheepstransportroutes voor energie en grondstoffen, bijvoorbeeld vanuit Azië en het Midden-Oosten over de Stille- en de Indische Oceaan, vooral rondom Afrika. Recent hebben de activiteiten van Somalische piraten een nog nooit vertoonde alliantie van marineschepen veroorzaakt om de veilige doortocht voor bijvoorbeeld olietankers te bewerkstelligen: er zijn Amerikaanse, Russische, Britse, Nederlandse, Franse, Indiase, Japanse en zelfs Chinese schepen bij betrokken!
Een andere indicator voor deze ontwikkeling is het feit dat terwijl de VS nu 11 vliegdekschepen heeft, er twee nieuwe besteld zijn, het Verenigd Koninkrijk heeft er 3 en bestelde er twee meer, India heeft er 1 en heeft er twee besteld, Frankrijk heeft er 1 en heeft er nog één besteld, Spanje heeft er 1 en bestelde er één meer en zelfs Brazilië heeft er 1.

In centraal Afrika zijn meer dan zeven regeringen betrokken geraakt bij de gewapende strijd in Kongo en Zaïre in een gebied dat rijk is aan verschillende ertshoudende mineralen en ook goud en diamanten.
In het geval van het Midden Oosten speelt overduidelijk de aanwezigheid van olie een belangrijke rol. Bij de Koreaanse oorlog waren weinig mensen er zich van bewust dat het schiereiland  waar deze landen liggen nog de grootste reserves aan tin herbergt. En…weet je waarom de Israëlische staat  wanhopig vasthoudt aan de Golan Hoogte? Omdat onder dat plateau de grootste drinkwaterreserves in die regio liggen!
Voorspeld wordt dat miljoenen mensen deze eeuw met grote moeite drinkwater voor zichzelf zullen kunnen bemachtigen! Dit wordt alleen maar verergerd door de klimaatsverandering.
Nu al is in grote delen van Afrika geen voedselproductie meer mogelijk door erosie, droogte en verwoestijning.

Deze ontwikkelingen zouden onze aandacht moeten richten op de ernstige behoefte aan veiligheid voor allen, in plaats van onszelf, of met andere woorden op de behoefte aan werkelijke duurzame ontwikkeling voor allen en alles ( de schepping)!
En dus, omdat deze wereldwijde strijd om grondstoffen veelal de oorzaak is van gewapende conflicten en oorlogen, dienen we nog actiever deel te nemen aan de strijd voor rechtvaardige verdeling van kooldioxide-uitstootrechten, een gelijkwaardige toegang tot natuurlijke hulpbronnen en het inzetten van duurzame vormen van energie!
Dit zijn de uitdagingen voor de ontwikkelings-, de milieu- en de vredesbeweging in de 21-ste eeuw! Het ondersteunen van de totstandkoming van duurzame ontwikkeling, het ontwikkelen van effectieve instrumenten voor een rechtvaardig delen van hulpbronnen en het doen ontstaan van een wereldwijd bestuursstelsel als middel om gewapende conflicten en oorlogen te voorkomen. Dit zou onze preventieve oorlog moeten zijn: tegen nood, ongelijkheid en armoede!

Onderontwikkeling is namelijk een serieus veiligheidsrisico geworden. Dit heeft geleidelijk geleid tot het erkennen van de nauwe relatie tussen ontwikkeling en veiligheid. Dit kan echter ook in het nadeel van de volkeren in de zogeheten derde wereld uitpakken. Als prioriteiten worden gebaseerd op ‘noordelijke’ percepties van veiligheid kunnen zowel de plaats als de focus van ontwikkelingssamenwerking gaan verschuiven van de allerarmsten naar diegenen die we beschouwen als ‘vrienden’ en ons een ‘cirkel van veiligheid’ kunnen bieden voor EU en de VS of zelfs naar diegenen die een bedreiging van de veiligheid in Europa ongedaan kunnen maken, hetgeen zelfs een directe prikkel tot gewelddadig handelen met zich mee kan brengen. Geen van beide is goed.
Indien zorgvuldig toegepast is de convergentie van de benaderingen van ontwikkeling en veiligheid echter een goede zaak. Uiteindelijk is het bereiken van het ene noodzakelijk voor het bereiken van het andere.

Gelet op bovenstaande is de manier om gewapende conflicten en oorlog te voorkomen uiteindelijk het werken aan duurzame ontwikkeling voor allen,. het ontwikkelen van effectieve instrumenten om de natuurlijke hulpbronnen van deze wereld rechtvaardig te delen en het ontwikkelen van een doelmatig systeem van mondiaal bestuur.

3. De Europese Gemeenschap moet zichzelf opnieuw uitvinden: naar een  nieuwe EEG.

Rusland en zijn bondgenoten zien met lede ogen aan dat de Verenigde Staten via de NAVO en –in mindere mate-  de EU hun grondgebied omsingelen, het als het ware in de tang nemen. De reactie is dat Rusland met een aantal buurlanden een soort alternatief, een spiegelbeeld van de EU aan het ontwikkelen is: het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). Dit werd opgetuigd met een Economisch Hof, een verdrag en een commissie voor de Mensenrechten e.d. – heel herkenbaar nietwaar?
Net als bij de EU gaat dit echter niet zonder interne spanningen en belangentegenstellingen. Zo is er door de Russische nabuurlanden Oekraïne, Georgië, Moldavië en Azerbeidzjan een eigen samenwerkingverband opgericht dat meer openstaat voor aansluiting bij het “oude Europa”, terwijl tegelijkertijd Rusland en Wit Rusland nauwe samenwerking aangingen met Kazakstan….
Bij dit alles speelt de energiepolitiek een centrale rol. We hebben al verschillende keren gezien dat Rusland de “energie-kaart’ uitspeelt als het beleid van buurlanden niet bevalt. En recent werd die energiekaart zelfs ingezet door Oekraïne goedkope gasleveranties te garanderen in ruil voor het gebruik van de havens aan de Zwarte Zee voor het stationeren van de Russische vloot. Verschillende keren werd, vooral gedurende de winterperiode, de kwetsbaarheid van  Europese staten door de afhankelijkheid van aardgas uit Rusland gedemonstreerd. De gespannen verhouding tussen Litouwen en Rusland leidde er bijvoorbeeld in 2010 toe dat de gasprijs door de Russen werd verhoogd tot één vijfde meer dan de gemiddelde prijs die in Europa wordt betaald…
Om aan deze “energetische wurggreep” te ontsnappen hebben een aantal Europese landen dan ook plannen om (meer) nieuwe kerncentrales te bouwen: Finland, Estland, Letland, Litouwen, Wit-Rusland en Polen bijvoorbeeld. Overigens worden  deze plannen ook ingegeven doordat in het kader van het klimaatbeleid de Europese stroomsector mogelijk vanaf 2013 zal moeten betalen voor de uitstoot van broeikasgassen, waardoor elektriciteit opgewekt met gas of andere fossiele brandstoffen duurder zal worden. Estland, letland en Litouwen plannen een gezamenlijke kerncentrale in het Litouwse Visaginas. Ze hoopten dat Polen daarin ook zou deelnemen, maar de Russen bouwen een kerncentrale in de tussen Polen en de Baltische staten ingeklemde Russische enclave Kaliningrad  en bieden Polen aan hierin te participeren…

In 2007 verbruikte de EU bijna 500 miljard kubieke meter gas. Hiervan is ongeveer 40% afkomstig van eigen Europese voorraden die snel op beginnen te raken. De voorspelling is dat tegen 2020 er ruim 30% minder eigen gasproductie zal zijn dan in 2007. Tegelijkertijd wordt verwacht dat de vraag naar aardgas in diezelfde periode met ongeveer 20% zal toenemen. Dat betekent dat we op zoek moeten naar leveranciers buiten de EU. En dat terwijl we nu al ruim 60% van de behoefte aan gas importeren!
Ruim 80% van het geïmporteerde gas komt nu uit met name drie landen: Noorwegen, Algerije en Rusland. Daarvan neemt alleen Rusland thans meer dan 40% voor zijn rekening.
Zelfs het Europese duurzaamheidbeleid draagt –wonderlijk genoeg- bij tot het toenemende belang van aardgas als energiedrager. De EU streeft ernaar om 20% minder CO-2 uit te stoten in 2020. Dit om twee redenen. Ten eerste omdat gasgestookte elektriciteitscentrales verhoudingsgewijs minder CO-2 uitstoten dan kolen- of oliegestookte. En ten tweede omdat ze flexibeler zijn uit te schakelen en in te schakelen, zodat duurzame vormen van energie (zon, water, wind, aardwarmte) opgewekte elektriciteit makkelijker in het net te voeren is..  

De lidstaten van de Europese Unie in hun honger naar energie proberen dus de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen door onder meer een gigantische pijpleiding te plannen die gas uit Turkmenistan via Turkije naar Europa kan laten stromen,de zogenoemde Nabucco pijplijn…En verder zelfs plannen om een pijplijn dwars door de Sahara, de Trans Sahara pijplijn, aan te leggen waardoor gas uit Nigeria naar Europa kan stromen!
Naar de plannen deze pijplijnen aan te leggen werd door de Quaker Council for European Affairs onderzoek verricht.
De  Nabucco pijplijn zou  3300  kilometer lang worden, beginnend in Turkmenistan, doorkruist Turkije, Bulgarije, Roemenië en Hongarije en sluit aan op het Europese net in Oostenrijk. Zij zou goed zijn voor zo’n 50 miljard kubieke meter gas per jaar, hetgeen neerkomt op ongeveer 5% van de huidige consumptie. Aanlegkosten alleen al worden geschat op bijna 8 miljard Euro. Voorstudies werden in een eerder stadium al gefinancierd door de EU. En dan hebben we het nog niet over de kosten van onderhoud en beveiliging: het gaat hier toch over ‘energie veiligheid’, nietwaar?
De Trans Sahara pijplijn zou zelfs 4300  kilometer lang worden, beginnend in Zuid-Nigeria, doorkruist Noord-Nigeria, Niger en Algerije en sluit aan op het Europese in Frankrijk net via een pijplijn door de Middellandse Zee. Deze pijplijn zou goed zijn voor zo’n 30 miljard kubieke meter gas per jaar. Aanlegkosten worden geschat op een slordige 12 miljard Euro.
Het is een plan ontwikkeld door de Afrikaanse Unie. De pijplijn zou niet alleen gas leveren aan Europa, maar ook aan Noord Nigeria en Niger, zelf arm aan energiedragers.
Naast de EU heeft ook het Russische Gazprom interesse voor deelname getoond.
De EU heeft Nigeria al een fors bedrag geleend onder meer ter financiering van de plankosten. Het Franse Total heeft ook interesse en financiële steun toegezegd.
En in dit geval geldt nog sterken: hoe zit het met de beveiliging? Er is al jarenlang een verzetsbeweging in de olie- eng asrijke delta van Zuid Nigeria waartegen militair opgetreden wordt. Niger kampt al jaren met een verzetsbeweging onder het woestijnvolk van de Toeareg.
In Algerije in een Al Quaida-achtige terreurbeweging actief. Permanente beveiliging van de pijplijn lijkt dus noodzakelijk!
De vraag bij dit alles is natuurlijk: is dit werkelijk nodig?
We kunnen het geld dat geïnvesteerd moet worden maar één keer uitgeven… Kunnen we dat niet betere besteden, bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een ander energie- en veiligheidsbeleid?

Eerder hebben we aangegeven dat het concept veiligheid – met name door de NAVO- gaandeweg werd gemilitariseerd.
De Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en – in beginsel  ook de Europese Unie – benaderden veiligheid echter van oudsher vanuit een veel breder perspectief, zodat vredesopbouw, het respecteren en ontwikkelen van mensenrechten, het stimuleren van democratische processen en het rechtvaardig delen van natuurlijke hulpbronnen daarvan integraal deel uitmaakten.
Een mogelijk alternatief voor deze ontwikkeling is daarom nog steeds het oorspronkelijke model van de VN, EU en de OVSE: samenwerking om gedeelde veiligheid, gedeelde verantwoordelijkheid en gedeelde hulpbronnen te ontwikkelen. Een alternatief dat niet alleen vrede op aarde, maar ook vrede met de aarde wil ontwikkelen, zoals de Wereldraad van Kerken het noemt in een onlangs gepubliceerde verklaring over rechtvaardige vrede.

Daartoe is het noodzakelijk de oude stereotypen geassocieerd met de verouderde militaire en politieke blokken te overstijgen. De Europese Gemeenschap zou zichzelf opnieuw moeten uitvinden.

Recent dringt Rusland er op aan dat er meer samenwerking gezocht zou moeten worden bij het oppakken van de grote uitdagingen van deze tijd: energieschaarste, klimaatverandering, vrede en veiligheid.
Rusland is daarbij wellicht ook bereid tot nieuwe vormen van samenwerking gebaseerd op de OVSE en het verdrag van Helsinki uit 1975. Het oude Europa wordt hierbij uitgedaagd minder aan de leiband van de Verenigde Staten te lopen….
In een interview met een Duitse krant stelde Poetin onlangs zelfs voor om een ‘harmonieuze economische gemeenschap die zich uitstrekt van Lissabon tot Vladivostok’ te ontwikkelen.
Hij sprak in dit verband van een ‘vrijhandelszone of zelfs verdergaande economische integratie’. Deze recente visie in overduidelijk ingegeven door de recente wereldwijde economische crisis, waardoor men ook in Rusland begint te beseffen dat het met een autarkisch nationalisme het niet redt. Poetin zie daarover dat de mondiale crisis heeft aangetoond dat zwoel Rusland als de EU economisch kwetsbaar zijn. Verdere vervlechting van de EU met de buren is noodzakelijk voor de toekomst, vooral met de naaste buren,  Turkije en Rusland.

Als de Europese Gemeenschap zich werkelijk weer opnieuw zou willen uitvinden, kunnen we teruggrijpen op het oorspronkelijke concept van de Europese Kolen en Staal Gemeenschap uit de ’50-er jaren, die destijds hielp om te voorkomen die grondstoffen werden gemonopoliseerd en (opnieuw) ingezet als instrument bij een gewapend conflict.
In plaats van allerlei bilaterale samenwerkingsvormen op energiegebied zouden we gezamenlijk de EEG een nieuwe inhoud kunnen geven door met het GOS en haar nabuurlanden en zelfs alle ‘stans’ (Turkmenistan, Uzbekistan, Kazakstan-, Kyrgystan-, Tajikstan en Azerbeidzjan) een nieuw multilateraal samenwerkingsverband te beginnen: een Euraziatische Energie Gemeenschap  (EEG!). Dit kan voor de EU én Rusland en hun bondgenoten een eigentijdse  Gas en Olie Gemeenschap vormen, lessen trekkend uit herhaalde conflicten over aardgas in de afgelopen jaren.

Als we in dat verband dan de geroemde ‘soft power’ van de EU inzetten om de vrijheid, democratische-  en mensenrechten tot hoeksteen van het beleid in een steeds grote wordende politiek unie te maken, kan het proces dat zich in het Oude Europa voltrok zich op grotere schaal herhalen.

In mijn toekomstbeeld kan deze ontwikkeling zelfs de weg banen voor Rusland en sommige van haar bondgenoten om vervolgens lid te worden van een inmiddels gemoderniseerde EU! Dan kunnen we eindelijk ook de twee Europese parlementen die zij aan zij opereren (dat van de EU en de Raad van Europa) integreren.
Nauwere samenwerking met de nog bestaande Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa kan het opheffen van de NAVO inluiden. In die nieuwe situatie is er geen plek meer voor de NAVO, net zo min als voor de Warschau Verdragsorganisatie, aangezien de meeste Oost- en Centraal-Europese landen, met inbegrip van Rusland, nu deel uitmaken van de vernieuwde politieke Unie.
Eindelijk het Gemeenschappelijk Europese Huis!

Het hierboven geschetste perspectief zal de internationale verhoudingen  transformeren en een totaal andere veiligheidsarchitectuur voor de (breed gedefinieerde) Europese regio opleveren.
Eén die meer uitgaat van verzoening tussen Oost- en West-Europa, onderlinge democratische controle door lidstaten, het volgen van elkaars status in termen van mensenrechten, het ontwikkelen van effectieve verificatie instrumenten hiertoe en het elkaar ondersteunen met wederzijdse economische steun. Zodoende de vrede bouwend in een steeds groter wordende ‘Eur-Aziatische ruimte’, een proces dat al in werking werd gezet door bijvoorbeeld de EU, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in de tweede helft van de twintigste eeuw en de eerste decade van de eenentwintigste eeuw.
Een nieuwe internationale veiligheidsarchitectuur voor Europa moet worden ontwikkeld door de bestaande veiligheids arrangementen en instituties te transformeren. In dit verband moet de samenwerking tussen verschillende relevante actoren worden versterkt en herzien. In onze visie kan de – in vergelijking tot de NAVO – jonge en veelbelovende Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa – die haar 34-ste verjaardag viert in 2009 en een veel bredere benadering kent van veiligheid. Een benadering die de mensenrechten dimensie, economische samenwerking, milieu, cultuur en democratie mede insluit. Deze OVSE zou heel goed de kern kunnen zijn voor  een alternatief instrument om een nieuw tijdperk in de Europese stabiliteit en veiligheid in te luiden.

Door intensievere samenwerking kunnen we de schaarser wordende fossiele energiebronnen efficiënter en spaarzamer benutten en tegelijkertijd gezamenlijk zoeken naar alternatieven, samen de dreigende klimaatverandering tegengaan en werken aan duurzaamheid.

Tegelijkertijd zal dit ons in staat stellen om tot een drastische verlaging van de vroegere defensiebudgetten over te gaan, hetgeen fondsen vrijmaakt om de eerder genoemde ‘oorlog tegen armoede’ aan te gaan en de Millennium doelen van de VN  te halen om zodoende effectief  gewapende conflicten zowel aan de grenzen van Europa als in de zuidelijke wereldhelft te Voorkomen. Dat zou pas echt dapper zijn!
Een andere dan die van ‘brave new world’!

4. Een mondiaal perspectief voor een duurzame en rechtvaardige vrede.

Historisch onderzoek heeft aangetoond dat –afwisselend- China en India wel negentien eeuwen lang de grootste economie van de wereld vormden. Deze economieën waren toen
beide qua Bruto Binnenlands Product zeker drie keer zo groot als Europa en de Verenigde Staten samen. Pas vanaf begin twintigste eeuw namen de VS en Europa hun plek op de ranglijst over. China en India zijn nu hard op weg hun oorspronkelijke plaats op die lijst te heroveren.
Aan de andere kant van het Euraziatische continent zijn China en India dus groeiende afnemers van fossiele brandstoffen uit Rusland en Centraal Aziatische landen.
Er is dus niet alleen sprake van (mogelijke) conflicten tussen Rusland, het GOS als leveranciers en doorvoerlanden, maar in toenemende mate ook tussen de EU en Aziatische landen  als afnemers van schaarser wordende energievoorraden en grondstoffen.
Dus op langere termijn zou er niet alleen meer samengewerkt moeten worden tussen Europa, Rusland en Centraal Azië, maar ook met China, Japan, de landen op het Indische subcontinent en in Zuidoost Azië. Een bouwblok voor een dergelijk samenwerkingsorgaan zou de Shanghai Cooperation Organization kunnen zijn, waarin China en Rusland al samenwerken met vier van de vijf Centraal-Aziatische republieken (Turkmenistan is slechts waarnemer)  op het vlak van energievoorziening en veiligheidsbeleid.

Echter, een soortgelijke ontwikkeling in de richting van meer samenwerking als hierboven geschetst is zelfs in mondiaal verband noodzakelijk.
Daartoe schetsen we onderstaand scenario, waarbij in de toekomst de verhoudingen totaal zijn getransformeerd.
Gedwongen door de wereldwijde crisis is er hard gewerkt om de internationale verhoudingen te veranderen. De VN heeft eindelijk een forse reorganisatie doorgevoerd.
De Veiligheidsraad werd vergroot en de mandaten versterkt. De vroegere permanente leden van de VR werden vervangen door afgevaardigden van de verschillende regionale Unies die naar het voorbeeld van de EU zijn ontstaan: de EU, de Afrikaanse Unie, de Noord-Amerikaanse Unie, de Zuid-Amerikaanse Unie, de Midden-Oosten Unie, de Aziatische Unie en de Pacific Unie, terwijl de praktijk van het benoemen van enkele roterende leden voortgezet is. Alhoewel de Unies nog steeds vetorecht houden voorziet het feit dat zij een groter aantal landen en volkeren vertegenwoordigen in meer democratische betrokkenheid.
Een heldere set voorwaarden is ontwikkeld om de VR te helpen besluiten of internationale humanitaire interventie in bepaalde gevallen nodige en legitiem is, voortbouwend op de eerder resolutie inzake de verantwoordelijkheid te beschermen (R2P). De Commissie Vredesopbouw (Peacebuilding Commission) heeft een belangrijke rol hierin om de VR actief te adviseren in deze aangelegenheden.
De ILO, WTO, UNDP, UNEP en UNICEF werden samengesmolten tot een veel sneller en op de taken toegesneden instrument, dat de naam Internationale Duurzame Ontwikkelings-organisatie (ISDO) kreeg. Het IMF en de Wereldbank werden samengevoegd tot een Internationaal Solidariteits- en Steunfonds (ISSF) dat de ISDO ondersteunt bij het stimuleren van een meer gelijkwaardige en rechtvaardige wereldwijde economische orde. De zogenaamde  “hedge”-fondsen, “daredevil” kapitalisten en speculatieve handelaars die op de internationale markt actief waren zijn op een doeltreffende wijze gereguleerd. Een internationaal aanvaard systeem van ecobelasting en een valutawissel-belasting, de zogenaamde “Tobin tax”, hebben een grote bijdrage geleverd tot het hervormen van het economische stelsel in een meer duurzame richting.  Deze maatregelen resulteerden in effectieve overdrachten van de voorheen geprivilegieerde noordelijke wereldhelft naar de zuidelijke delen van onze ene wereld.
Onder druk van de volkeren in de wereld hebben de ‘oude’ nucleaire machten eindelijk toegegeven dat het geloofwaardiger is zelf het goede voorbeeld te geven als geëist wordt van de ‘nieuwe’ om hun kernwapens op te geven. Maar dit heeft zeker 50 jaar gekost, onze planeet aan groot gevaar blootstellend!
Beter laat dan nooit! In het zicht van deze ontwikkelingen lijkt het erop dat we deze keer de tweede golf van Millenniumdoelen gesteld door de hervormde VN wél gaan halen.
Tenslotte, maar niet in het minst: de mensenrechten van alle volkeren worden gerespecteerd wanneer de Mensenrechtenverklaring haar negentigste (2039!) verjaardag viert!
Eindelijk kunnen we echt gaan werken aan een rechtvaardiger, vredige en duurzame wereld.

Kees Nieuwerth,
paper voor de derde Fair and Green Deal Conferentie in Tilburg,  3 Februari 2011

Aanbevolen literatuur:
Michael Klare ‘Resource wars’
Quaker Council for European Affairs ‘The Nabucco Pipeline’
Kees Nieuwerth ’60 jaar NAVO: tijd om het veiligheidsbeleid te veranderen’
(Kerk en Vrede brochure nr. 14)

Over de auteur:

Kees Nieuwerth is een Quaker, lid van Kerk en Vrede – de Nederlandse afdeling van IFOR, vertegenwoordiger van de Quakers  in Europa en het Midden-Oosten in Church and Peace, vertegenwoordiger van de Nederlandse Quakers in de Raad van Kerken in Nederland
en heeft in het kader van de ontwikkelingssamenwerking gewerkt in Kenia,  Nigeria en Mali.

Grond- en brandstof of conflictstof: van conflict naar coöperatie. Meer lezen »

Review: Putting the Bundeswehr report in context

Review: Putting the Bundeswehr report in context
by Rick Munroe
4
1. Abstract
The recent leak of a German military report on peak oil has generated much interest among peak oil analysts. The study was written by the Future Analysis department of the Bundeswehr Transformation Center, and is entitled, Peak Oil: Implications of Resource Scarcity on Security. While some analysts view the German study as significant, others have argued that it is mostly a summary of existing information and provides few new insights. This review examines the Bundeswehr report in the context of other publicly-available military analyses of peak oil and concludes that the new German report is highly significant for several reasons.

2. The context: recent military analyses of peak oil
Although there were virtually no publicly-available military analyses of peak oil prior to 2005, there has been an explosion of interest during the past half-decade. An annotated bibliography of this literature was posted last year and has just been updated.
Of the sixty studies which are listed in the annotated bibliography, forty are flagged with “POc” indicating that the authors view peak oil as a credible near-term concern. This author has yet to encounter a study conducted by a military analyst which dismisses peak oil as an implausible, alarmist issue. (If anyone is aware of such a conclusion by an analyst within the military/security research community, please advise Energy Bulletin.)
Among the military studies which regard peak oil as a credible concern, there is much consistency in both the subject-matter and the conclusions. Most of these studies provide a summary of Hubbert’s model and underline the fact that his prediction of the peak in U.S. oil production was right on schedule. They usually mention the growing list of post-peak oil producers and highlight the unique properties of petroleum (energy density, versatility, convenience), issues of scale and infrastructure, and so on.
These military studies invariably deal with energy security vulnerabilities such as import dependency, chokepoints and geopolitical risks, resource nationalization, and the potential for resource wars. They also note the transfer of wealth to unfriendly regimes and the irony of inadvertently funding one’s own antagonists. A few studies consider the risks of a global oil supply shock, the recent al Qaeda plots against Saudi oil facilities, and speculate about the implications of catastrophic damage to facilities which are vital to global oil exports.
However, these studies stop short of addressing certain inevitable “next steps” which logically follow from those energy security vulnerabilities:
* What are the likely domestic impacts of a prolonged global oil shock?
* How might the economy and social fabric of modern industrialized societies cope with such a scenario?
Two common themes in the literature on oil supply shocks are these: oil shocks are notoriously difficult to plan for and administer, and the potential for domestic civil disorder is considerable. Despite the near-unanimity among military analysts in acknowledging that the peaking of global oil production constitutes a very serious issue, almost all of these military analysts have stopped short of discussing the potential for widespread domestic disorder.

3. The Bundeswehr study
The recent leaked German document has taken those extra steps and is significant for several reasons:
a. It was conducted by a team of military analysts
Unlike the numerous studies of peak oil which have been conducted by War College candidates (and which invariably contain an opening disclaimer pointing out that the opinion of the officer in no way represents the views of their respective service or Department of Defense), this study is the result of intensive analysis by a team of military analysts, not the opinion of a single officer. In this respect the German report is similar to the two most recent Joint Operating Environment projections which were issued by the US Joint Forces Command (Nov. 2008 and Feb. 2010), both of which mention the potential for “a severe energy crunch.”
b. It is comprehensive
At 99 pages (80 pages of analysis and 19 pages of appendices), the Bundeswehr study is very comprehensive in its scope and is thoroughly referenced. The fact that a team of experienced military analysts would devote such attention to the peaking of global oil production is itself a confirmation of the validity of this issue.
c. It stresses the potential for internal disorder
This study is unique in its detailed examination of how the peaking of global oil production has the potential to cause profound disruptions within Germany and other industrialized societies.
Section 3.1.4 is entitled, “The transition to a post-fossil society leads to economic and political crises” (p. 38-44). This section considers the damage which high oil prices could inflict on modern economies: reductions in transportation capacity, risks to supply chains (especially food), high unemployment, the potential need for rationing and other free-market restrictions, a reduction in standard of living, a loss of faith in the political process and the potential for the emergence of extremist political positions.
Section 3.1.5 is entitled, “Interventions become more selective – actors are over-strained” (p. 45-46). This section examines certain international implications, pointing out that because of the need to “focus on one’s own problems,” major international stakeholders may become incapable of assisting other countries, resulting in a weakening of international institutions and relief capabilities.
Section 3.2 is entitled, “Systemic risks of exceeding a Tipping Point” (p. 47-50). Here the authors warn against “a false assumption [that] a phase of slow reduction in the amount of oil leads to an equally slow reduction in economic capacity” (p. 47). Instead, they warn that a rapid chain reaction of downward trends could be set in motion: a loss of confidence in the market, recession, increasing unemployment, rising food prices, and extreme pressure on government budgets. Many of these conditions are self-reinforcing, so there is the potential for a tipping point to be reached, leading to a medium-term scenario whereby “the global economic system and every market-based economy collapses” (p. 49, in bold). The authors then offer further theoretically possible consequences: crashing financial markets, a loss of confidence in currencies, mass unemployment, the collapse of critical infrastructure, and famine.
This paragraph is worthy of particular consideration:
The abovementioned chain of events shows clearly that the energy supply of the economic cycle must be assured. The energy supply must be sufficient to allow positive economic growth. A shrinking economy over an indeterminate period presents a highly unstable situation which inevitably leads to system collapse. The risks to security posed by such a development cannot even be estimated (p. 50, emphasis added).
Such profound possibilities remind us of the opening sentence of the Hirsch Report which was released five years ago: “The peaking of world oil production presents the US and the world with an unprecedented risk management problem” (emphasis added).
d. The Bundeswehr conclusions are in stark contrast with the ongoing reassurances and inaction of civilian authorities
During the past five years, a clear trend is emerging: while civilian authorities routinely dismiss concerns about peak oil, military analysts are virtually unanimous in viewing it as a serious issue which ought not to be underestimated. The fact that a team of objective military analysts has derived such stark conclusions should be sufficient to compel civilian authorities to take this issue equally seriously, and to respond proactively.
In their final paragraph, the authors warn, “… the dangers of the erosion of our resource base must be incorporated into the social consciousness. Only in this way can we raise the necessary awareness…” (p. 80). The ongoing denial by civilian authorities is clearly a major barrier to building public awareness, which is in turn a prerequisite to effective action.
The fact that this study was leaked is also significant. This unapproved draft document allows the public to receive in its unedited, uncensored form the conclusions of the Bundeswehr Future Analysis team. The extraordinary level of concern which is expressed in the German military document contradicts the blithe assurances which continue to be espoused by politicians, bureaucrats and industry representatives.

4. Conclusion
Military analysts are in a position which is unique and which affords them special credibility. Unlike politicians, military analysts are not accountable to voters or constrained by the short time-frame between elections. Unlike industry executives, they are not accountable to shareholders or pressured by corporate self-interest. Unlike bureaucrats, they have no need to pretend that all contingencies have been looked after and properly planned for. As military personnel, they may have access to information which is unavailable to others. Furthermore, military officers are responsible for the security of their nations. Energy security is clearly vital to national security, so military analysts have not only the right, but also a duty, to report when they identify obvious vulnerabilities.
This is what the Future Analysis team has done. Their study is carefully worded, thoroughly referenced and clearly identifies the vulnerabilities. Their intended audience was almost certainly their military superiors, who would then have decided in what form (if at all) this information would be made available to civilian authorities and the German public.
Of over sixty military analyses regarding future oil supply which are publicly available, the Bundeswehr study is the only one which explores the severe domestic effects which could arise from a prolonged constriction of oil supply. It does so in a sequenced, rational manner, and its stark conclusions remind one of the warning made by Robert Gates following the 2005 Oil Shockwave exercise: “The threat is real and urgent, requiring immediate and sustained attention at the highest levels of government.”
The Bundeswehr document should be translated so that its complete version can be examined by civilian authorities and military analysts around the world. The complete document should be of particular relevance to emergency planners, who should take a hard look at their existing plans for liquid fuel emergencies.
As the German authors concluded, “Time is the deciding factor for the success of a transformation to a post-fossil fuel society” (p. 80). This remarkable study warns that we cannot afford to waste any more of it.
The original Bundeswehr report is available here:
Peak oil: Implications of Resource Scarcity on Security

Thanks to Rebecca Lloyd and to Robert Rapier’s anonymous friend for their invaluable help with translation. – Rick Munroe

Review: Putting the Bundeswehr report in context Meer lezen »

Energie en conflict in Europa

Energie en conflict in Europa

1. Een bloemlezing hoe energievoorzieningszekerheid zich de afgelopen jaren ontwikkelde tot hoofddoelstelling van het buitenlands en veiligheidsbeleid

Notitie “Energievoorzieningszekerheid als nieuwe hoofddoelstelling”, gezamenlijk advies van Algemene Energieraad en Adviesraad Internationale Vraagstukken, december 2005

De adviesraden zijn van mening dat energievoorzieningszekerheid een nieuwe, zelfstandige hoofddoelstelling van buitenlands beleid moet worden, naast de al bestaande hoofddoelstellingen. (…) Bij strijdige belangen moeten er duidelijke keuzes gemaakt worden. Men kan hier denken aan het inzetten van (nu eenmaal beperkte) militaire middelen voor transportbeveiliging of voor vredesoperaties.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Buitenlands Beleid”, ministerie van Buitenlandse Zaken, 19 mei 2006

De EU moet zich in het externe beleid (inclusief het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid) onder meer richten op stabiliteitsbevordering in de relaties met toeleveranciers (huidige en potentiële) en anderszins voorwaarden creëren voor stabiele en zekere aanvoer. (…) Gezien de rol van de NAVO als brede veiligheidsorganisatie en als één van de fora voor politieke consultaties over strategische vraagstukken is voor energievoorzieningszekerheid een aantal invalshoeken relevant, waaronder het kunnen leveren van een bijdrage aan stabiliteit en veiligheid buiten het verdragsgebied, bijvoorbeeld via operaties en door middel van de talrijke partnerschappen, en de eventuele inzet van middelen ten behoeve van de beveiliging van aanvoerroutes en infrastructuur. (…) Op termijn zou Nederland kunnen voorstellen om in het kader van het NAVO- en EU Force Planningsproces één of meerdere energievoorzieningszekerheidplanningsscenario’s te ontwikkelen.

Artikel “Energieveiligheid als militaire taak van Oost en West”, van lt-kol. Marcel de Haas, in Atlantisch Perspectief 2007 nr.5

Veelal wordt aangenomen dat de NAVO traditioneel geen rol speelt op het gebied van energieveiligheid, afgezien van een vermelding in het Strategisch Concept van 1999 over het zekerstellen van energievoorraden. Hoewel dit formeel juist is, heeft het bondgenootschap zich in de praktijk al decennialang met energieveiligheid bezig gehouden, waarmee de aandacht voor dit thema rond de Top in Riga van november 2006 als een logische voortzetting beschouwd kan worden. In de jaren tachtig – tijdens de oorlog tussen Irak en Iran – maar ook tijdens de Golfoorlog van 1991 tegen Irak hebben de Europese NAVO-lidstaten en de Verenigde Staten (maritieme) operaties uitgevoerd om de transportroutes voor energie rond de Perzische Golf te beveiligen. Meer recentelijk heeft NAVO’s voormalige strategische commandant, generaal James Jones (SACEUR), zich herhaaldelijk uitgelaten over het belang van energiezekerheid. Maar ook parlementariërs van de lidstaten, verenigd in de Parlementaire Assemblee van de NAVO, hebben zich niet onbetuigd gelaten door een rapport over deze materie te publiceren, terwijl het bondgenootschap zelf een werkgroep over energiezekerheid heeft gevormd. Het rapport van de Parlementaire Assemblee stelt dat aan energieveiligheid ook militaire aspecten kleven, en dat de NAVO niet solitair moet optreden maar in dialoog en samenwerking met de EU, ook al gaat het EU-beleidsdocument terzake, het zogenaamde Green Paper, vooralsnog niet in op de militaire dimensie.

Pijpleidingbeveiliging in de Zuid-Kaukasus
Binnen de NAVO zijn de VS al langer voorstander van een proactieve koers van de alliantie met betrekking tot energiezekerheid, niet alleen door de lidstaten maar ook door energieproducerende partnerlanden (in het Partnerschap voor de Vrede), te weten Azerbeidzjan, Kazachstan en Turkmenistan. Naast formele verklaringen over energiezekerheid door de NAVO en de VS zijn er aanwijzingen dat deze twee actoren een actief beleid voeren op dit terrein in de Zuid-Kaukasus. Volgens een niet regeringsgebonden Russische krant zouden de alliantie en de VS in deze regio operaties uitvoeren ter beveiliging van de energie-infrastructuur. Naar verluid zouden zij in 2005 zijn overeengekomen om olie- en gaspijpleidingen van Azerbeidzjan naar Europa te beveiligen. Naast eigen betrokkenheid bij pijpleidingbeveiliging zouden militaire eenheden van de NAVO en de VS ondersteuning en/of training leveren aan Azerbeidzjaanse en Georgische troepen belast met deze taak. De beweringen van deze Russische bron komen overeen met uitlatingen in westerse bronnen, die bevestigen dat de VS een troepenmacht aan het opbouwen zijn ter bescherming van oliepijpleidingen in de Zuid-Kaukasus. Echter zowel Georgische, Amerikaanse als NAVO-functionarissen ontkennen dat het bondgenootschap en/of de VS betrokken zou zijn bij pijpleidingsbeveiliging in Azerbeidzjan en Georgië. Het Georgische Ministerie van Defensie erkende wel dat NAVO-lid Turkije assistentie had verleend bij het opleiden van Georgische troepen voor de beveiliging van de energie-infrastructuur.

Energiezekerheid en de NAVO-top in Riga
Van Geuns en Homan beschrijven hoe Jamie Shea, directeur van NATO Secretary General’s Policy Planning Unit, en de Amerikaanse senator Dick Lugar respectievelijk voorafgaand en in de zijlijn van de Top op 28 en 29 november 2006 in Riga uitvoerig aandacht hebben geschonken aan het thema ‘energiezekerheid’. Op de NAVO-top zelf kwam dit thema slechts summier aan de orde. In zijn toespraak over de internationale druk op de alliantie om te komen tot een mondiale taakstelling, noemde secretaris-generaal De Hoop Scheffer energiezekerheid als één van de opkomende uitdagingen waarmee de NAVO rekening moest houden. De formele verklaring van de Top meldde dat onderbreking van de energietoevoer de veiligheidsbelangen van het bondgenootschap kan aantasten. De verklaring riep daarom op tot een gecoördineerde internationale aanpak om de bedreigingen van energie-infrastructuren in kaart te brengen en de beveiliging ervan te bevorderen. De Noord-Atlantische Raad – NAVO’s hoogste politieke orgaan – werd opgedragen om de meest directe bedreigingen van energiezekerheid op een rij te zetten en vervolgens te bepalen in welke mate de NAVO zou kunnen bijdragen aan de veiligheid van de bondgenoten op dit terrein. Desgevraagd zou zij bijstand kunnen verlenen, ook in internationaal verband.
Een aantal van de hier genoemde beleidsopties werd al direct na de Riga-top in praktijk gebracht. In de daaropvolgende week, tijdens de ontvangst van president Nazarbajev van Kazachstan op het NAVO-hoofdkwartier, maakte De Hoop Scheffer het voornemen bekend om met Kazachstan en naburige landen een mogelijke rol van de alliantie te bespreken bij de beveiliging van energiestromen. De NAVO heeft sinds ‘Riga’ al verdere stappen gezet tot een actief energieveiligheidsbeleid. Volgens The Times heeft het bondgenootschap inmiddels aansluiting gezocht bij multinationals in de oliewinnng. Zo zou volgens deze krant de NAVO aan Shell en BP snel inzetbare maritieme strijdkrachten hebben aangeboden ter beveiliging van olieplatforms en -installaties tegen kapers. Jamie Shea heeft verklaard dat het bondgenootschap noodbijstand aanbiedt aan oliemaatschappijen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten, hetgeen gezien de regelmatige aanslagen op oliepijpleidingen in Nigeria geen overbodige luxe lijkt te zijn.

Energieveiligheid als taak voor de Nederlandse krijgsmacht
De Defensienota van 2000 formuleert de hoofdtaken van de krijgsmacht als volgt:
1.    Bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2.    Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3.    Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Hoewel energiezekerheid toen nog niet hoog op de Haagse agenda stond, is er geen fantasie voor nodig om vast te stellen dat dit thema zeker gekoppeld kan worden aan de eerste en derde hoofdtaak van de krijgsmacht, en dat de tweede in afgeleide vorm daar ook mee te maken heeft. De Nederlandse Defensie Doctrine noemt als één van de hoofddoelstellingen van het Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid dat “onze open economie (…) gebaat [is] bij het onbelemmerde vervoer van goederen en de vrije toegang tot handelsgebieden en grondstoffen.”. De in juni 2006 verschenen Kamerbrief met betrekking tot de actualisering van de Prinsjesdagbrief, het meest recente beleidsstuk van Defensie, vermeldt in dit verband dat de energievoorzieningszekerheid, naast rampenbestrijding en ontwikkelingsvraagstukken, een steeds belangrijker veiligheidsdimensie heeft. Op grond van de strategie van BZK en de beleidsstukken van Defensie valt een verband af te leiden tussen energieveiligheid en de inzet van de krijgsmacht, als één van de instrumenten van het Nederlandse veiligheidsbeleid. (…) In ieder geval lijkt het aannemelijk dat in de nabije toekomst energieveiligheid ook voor de Nederlandse krijgsmacht een niet meer weg te denken taakstelling zal zijn.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Nationale Veiligheid”, Denktank Nationale Veiligheid van The Hague Center for Strategic Studies (HCSS), juli 2008

De denktank constateerde dat in het nationale en internationale discours energie vooral als handelspolitiek en milieuvraagstuk wordt beschouwd en minder als veiligheidspolitieke kwestie.
In het Energierapport 2008 van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) wordt de relatie tussen energie en veiligheid wel aangestipt maar naar de geostrategische implicaties van schaarste voor de veiligheid wordt slechts impliciet verwezen. Voorzieningszekerheid (het op lange termijn beschikbaar zijn van energiebronnen) en de leveringszekerheid (de mate waarin afnemers onder voorzienbare omstandigheden feitelijk kunnen rekenen op de levering van energie) zijn in de nota belangrijke aandachtspunten, maar worden vooral impliciet aan geopolitieke ontwikkeling getoetst. (…)
[Olie]
China investeert op grote schaal in energieproducerende landen waardoor nieuwe politieke afhankelijkheden ontstaan. Er is sprake van een langzame verschuiving van een markt waarin oliemaatschappijen met een winstoogmerk met elkaar concurreren, naar een markt waarin oliemaatschappijen gesteund door overheden die het veilig stellen van energievoorzieningszekerheid beogen, concurreren met oliemaatschappijen van het oude model. Dit zorgt voor een ander level playing field en kan op termijn consequenties hebben voor de energievoorziening van het Westen en Nederland in het bijzonder. Deze afhankelijkheden kunnen gevolgen hebben voor de toegang van Europese landen tot energievoorraden. (… )
Oliebelangen kunnen aanleiding geven tot interventies. Algemeen wordt aangenomen dat oliebelangen een belangrijke rol speelden bij de invasie van Irak in 2003.De afgelopen jaren hebben experts gewezen op het ‘nachtmerriescenario’ voor Saoedi-Arabië. Als antiwesterse ‘hardliners’ aan de macht komen, zou olie als wapen kunnen worden gebruikt en Westerse landen kunnen besluiten tot interventie om hun belangen veilig te stellen. Gezien het feit dat in zo’n scenario gaat om het economische overleven van het westen en het feit dat resource wars in de toekomst steeds waarschijnlijker worden is dit een denkbaar scenario. Om die reden moderniseert China haar vloot. Minister Verhagen sprak hierover zijn zorg over uit in een recente brief aan de Kamer. Slechts enkele Europese landen beschikken over de expeditionaire militaire capaciteit om met de Verenigde Staten (VS) een dergelijke interventie uit te voeren. Nederland met zijn getransformeerde krijgsmacht, hoort bij deze groep. Afgezien van de onmiddellijke crisissituatie die door een dergelijk conflict zou ontstaan, is het onvoorspelbaar of de Europese Unie een dergelijke crisis overleeft. Het is denkbaar dat de solidariteit verdampt en dat de veiliggestelde olie eerst naar die landen gaat, die aan de interventie hebben deelgenomen. Voorts is onduidelijk welke rol de NAVO zou kunnen spelen. In december 2006 pleitte de Amerikaanse senator Lugar voor het van toepassing verklaren van Artikel 5 van het NAVO-verdrag indien energie als wapen tegen een lidstaat wordt gebruikt. Zijn initiatief was ingegeven door vrees dat resource wars een reëel risico worden. (…)
[Gas]
De situatie met betrekking tot de gasvoorziening verschilt aanzienlijk van de olievoorziening. In tegenstelling tot olie is er geen vrije gasmarkt en de lidstaten van de Europese Unie zijn afhankelijk van een zeer beperkt aantal aanbieders, namelijk Noorwegen, Rusland en in minder mate Nederland en Algerije. De afhankelijkheid kan deels worden verminderd door Liquid Natural Gas (LNG) uit Nigeria te importeren, maar het komende decennium zal LNG nog een relatief kleine rol spelen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de invloed van Gazprom op Algerije en Nigeria toeneemt. (…)
In een situatie van aanhoudende spanningen kunnen mispercepties ontstaan die tot confrontaties kunnen leiden. Sinds het begin van de jaren negentig heeft Rusland de gaskraan meerdere malen dichtgedraaid. Het bekendste voorbeeld is het gasconflict met Oekraïne. In februari 2008 dreigde de Russische Chef van de Generale Staf, generaal Yuri Baluyevsky tegenmaatregelen naar aanleiding van de mogelijke plaatsing van onderdelen van een raketschild in Tsjechië. Daarmee dreigde hij impliciet met het dichtdraaien van de gaskraan, omdat dit een van de weinige opties is die Rusland heeft. (…)
[Aanbevelingen]
De bescherming van energiebelangen dient nadrukkelijker onderdeel te zijn van het buitenlands en defensiebeleid. Het is noodzakelijk duidelijk te krijgen welke rol de NAVO hierbij kan spelen.

AIV-advies “Het nieuwe strategisch concept van de NAVO”, Adviesraad Internationale Vraagstukken, januari 2010

De vraag naar fossiele brandstoffen neemt toe, onder meer door de snel groeiende economieën in Azië. De vraag naar energie zal tot 2035 waarschijnlijk met meer dan 50% groeien; meer dan 80% van deze toename zal voor rekening komen van fossiele brandstoffen. Hierdoor ontstaan rivaliserende aanspraken op energievoorraden. Ook verstoringen in de aanvoer kunnen een bedreiging vormen.
De zekerheid van energievoorziening kan ook onder druk komen als landen zoals Rusland hun controle over energiebronnen en aanvoerlijnen als politiek dwangmiddel gebruiken. In fragiele staten zoals Nigeria kunnen etnisch en politiek geweld alsmede criminaliteit de olieproductie ernstig bedreigen. Ook terrorisme en piraterij kunnen de energieproductie of -aanvoer over land of zee ernstig belemmeren. China en India breiden hun marines sterk uit. Dit kan weer leiden tot toenemende spanning en rivaliteit, maar biedt ook mogelijkheden voor meer multinationale samenwerking bij de bescherming van belangrijke vaarroutes en choke points.
Er is niet één bepalende factor voor de invloed van energieschaarste op de internationale veiligheid en stabiliteit. De strategische omgeving, bilaterale betrekkingen, werking van de markt, de verschillende actoren (de producenten, de consumenten en de verantwoordelijken voor het transport) en hun percepties hebben elk invloed op de veiligheidssituatie. Niet eerder geëxploreerde energiebronnen kunnen leiden tot een wedloop (Spratly eilanden en de Noordpool). Vanwege de strategische ligging van deze gebieden en mogelijke territoriale aanspraken, kunnen ze gevolgen hebben voor de regionale stabiliteit. Opslag van olie en gas en differentiatie van aanvoerlijnen zal de gevoeligheid voor plotseling optredende verstoringen en politieke chantage verminderen.

Eindrapport “Verkenningen – Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst”, maart 2010

9.4 Natuurlijke hulpbronnen: bronnen van conflict?
Het vraagstuk van de beschikbaarheid en de mondiale verdeling van energie, grondstoffen, voedsel en water – kortweg: natuurlijke hulpbronnen – is een zeer belangrijke factor in de internationale verhoudingen. Natuurlijke hulpbronnen staan immers aan de basis van vrijwel alle menselijke activiteiten en van de energievoorziening en daarmee van welvaart en welzijn. Hun beschikbaarheid en verdeling heeft daardoor grote invloed op de ordening van economische en geopolitieke macht. Ook voor Nederland en Europa zijn met dit vraagstuk grote belangen gemoeid. (…) Het schaarstevraagstuk doet zich het meest indringend voor bij fossiele brandstoffen, in het bijzonder aardolie en aardgas, wegens hun nog altijd overheersende belang voor de energieopwekking. (…)De kwetsbaarheid van transportroutes en pijpleidingen, die beide vaak door instabiele regio’s gaan, heeft aanleiding gegeven tot groeiende zorg. Tegen deze achtergrond is de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor energieveiligheid en voor grondstoffenstrategieën en -allianties. Wedijver om de toegang tot en de controle over grondstoffen, energie, voedsel en water heeft in sommige regio’s – in het bijzonder in het Midden-Oosten, Afrika en Azië – ook aanleiding gegeven tot (potentiële) conflictsituaties. (…) Onze energieveiligheid kan de komende twee decennia door tal van factoren negatief worden beïnvloed. Behalve structurele, politieke en economische factoren, is daarbij de groeiende onevenwichtigheid in de verdeling van olie- en gasreserves van belang. Deze is vooral het gevolg de geleidelijke uitputting van voorraden in Europa en de concentratie van betrekkelijk goedkope olie en gasreserves in Rusland, de Kaspische Zee-regio en de Golfregio. Rond 2025 ligt 75 procent van de olie- en gasreserves in een handvol landen in instabiele regio’s. Alternatieve olie- en gasbronnen bevinden zich in de diepe offshore – zoals voor de kust van West-Afrika en Brazilië of in Arctische gebieden – en kunnen uitsluitend tegen veel hogere kosten worden gewonnen. (…)
Implicaties voor onze veiligheid en voor de krijgsmacht
•    Meer conflictstof. Naarmate vooral energiebronnen schaarser worden, wordt de toegang tot deze bronnen en de energietoevoer in toenemende mate gepolitiseerd. Daardoor stijgt de kans op grondstoffenconflicten, vooral in het Midden-Oosten, Afrika, de Kaspische Zeeregio en de Kaukasus, de Zuid-Chinese Zee en langs de belangrijkste aanvoerroutes en pijpleidingen. Het is denkbaar dat Europa en Nederland bij – de oplossing van – dergelijke conflicten betrokken raakt. (…)
•    Groeiende aandacht voor militaire bijdragen aan energieveiligheid en grondstoffenstrategieën. Daarbij kan het gaan om het brengen van stabiliteit in regio’s die van belang zijn voor onze grondstoffenvoorziening of het beschermen van aanvoerroutes, pijpleidingen en vitale infrastructuur. (…)

“Vrijheid en verantwoordelijkheid” – regeerakkoord VVD-CDA, september 2011

Het externe beleid, waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken als coördinerend bewindspersoon eerstverantwoordelijk is, zal zich daarom in het bijzonder richten op bevordering van internationale stabiliteit en veiligheid, energie- en grondstoffenzekerheid, bevordering van de internationale rechtsorde, alsmede bevordering van handels- en economische belangen van Nederland en Nederlandse bedrijven.

“Strategic Concept – For the Defence and Security of The Members of the North Atlantic Treaty Organisation” (vastgesteld tijdens de NAVO top in Lissabon, november 2010)

All countries are increasingly reliant on the vital communication, transport and transit routes on which international trade, energy security and properst depend. They require greater international efforts to ensure their reilende against attack or disruption. Some NATO countries will become more dependent on foreign energy suppliers and in some cases, on foreign energy supply and distribution networks for their energy needs. As a larger share of world consumption is transported across the globe, energy supplies are increasingly exposed to disruption.
(…)
Key environmental and resource constraints, including health risks, climate change, water scarcity and increasing energy needs will further shape the future security environment in areas of concern to NATO and have the potential to significantly affect NATO planning and operations.
(…)
We will ensure that NATO has the full range of capabilities necessary to deter and defend against any threat to the safety and security of our populations. Therefore, we will:
(…)
develop the capacity to contribute to energy security, including protection of critical energy infrastructure and transit areas and lines, cooperation with partners, and consultations among Allies on the basis of strategic assessments and contingency planning;

2. De ontwikkeling van gaspijpleidingen vanuit Rusland en Centraal Azië naar West-Europa en hoe daarin politieke ontwikkelingen weerspiegeld worden.

Uit onderstaand overzicht moge duidelijk worden hoe met name de afgelopen jaren diverse pijpleidingen tussen gaswingebieden in West-Siberië en de Centraal-Aziatische republieken op initiatief van Rusland, Oekraïne/Georgië en Westerse landen worden aangelegd cq gepland om niet langer van doorvoer over elkaars grondgebied afhankelijk te zijn.

Noorderlicht pijpleiding
Belangrijkste Russische pijpleiding om het noordwesten van de Russische Federatie, Wit-Rusland en ook West-Europa van gas te voorzien.
Aangelegd in de jaren ’60 tot ’80 van de vorige eeuw.

Urengoy-Pomary-Uzhgorod pijpleiding
Russisch-Oekraïnse pijpleiding vanuit West-Siberië naar Oekraïne en vandaar richting West-Europa (Frankrijk).
De pijpleiding is begin jaren ’80 aangelegd met steun van West-Europese bedrijven en financiers. De aanleg van de pijpleiding stond onder heftige kritiek van de toenmalige Amerikaanse regering (onder Ronald Reagan) en Amerikaanse bedrijven mochten geen onderdelen voor de bouw leveren. De Europese bedrijven die wel meededen werden enige tijd door de VS geboycot.

Pijpleiding Yamal-Europa
Russische pijpleiding van West-Siberië via Wit-Rusland en Polen naar Duitsland.
Aangelegd tussen 1992 en 1997. Sindsdien een paar keer uitgebreid. Er zat een tweede parallel pijpleiding in de planning, maar dit idee is in 2007 ingeruild voor Nord Stream die Rusland met Duitsland verbindt buiten Polen om.

Gryazovets-Vyborg pijpleiding
Russische uitbreiding van de Noorderlicht pijpleiding om Finland en de regio rond St. Petersburg te bevoorraden. Een derde aftakking zal Nord Stream van gas voorzien.
De bouw is begonnen in 2005 en zal in 2010 worden afgerond.

Nord Stream
Een Russisch-Duits project om Russisch gas naar West-Europa te transporteren zonder transport door Polen, Oekraïne en de Baltische staten.
De aanleg is in 2010 begonnen. De pijpleiding zal klaar zijn in 2011 of 2012.

Blue Stream
Gaspijpleiding via de Zwarte Zee van Rusland naar Turkije buiten derde landen (Oekraïne of de Kaukasus) om.
De pijpleiding is in 2001-2002 aangelegd en is vanaf 2003 in bedrijf hoewel de volledige capaciteit pas in 2010 bereikt zal worden. Inmiddels zijn er plannen voor een tweede parallelle Blue Stream leiding om met name gaslevering aan de landen in het Midden-Oosten op te kunnen voeren.

South Stream
Door Rusland voorgestelde gaspijpleiding om analoog aan Blue Stream via de Zwarte Zee (en dus buiten Oekraïne om) gas te transporteren naar Bulgarije en vervolgens over de Balkan naar Zuid-Europa.
Idee is gelanceerd in 2007 en in 2015 zou de pijpleiding gereed kunnen zijn. De pijpleiding vormt een directe rivaal voor de Nabucco-pijpleiding.

Zuid-Kaukasische pijpleiding
Gaspijpleiding door Azerbedzjan en Georgië naar Turkije om vandaar eventueel (buiten Rusland om) verder naar Europa getransporteerd te worden.
In 2006 in werking getreden. In 2008 is de gasdoorvoer tijdelijk stopgezet vanwege het gewapend conflict in Zuid-Ossetië.

White Stream
Een voorgestelde gaspijpleiding om in het verlengde van de Zuid-Kaukasische pijpleiding via Georgië en Oekraïne (en dus buiten Rusland om) gas vanuit het Kaspisch bekken naar de Europese Unie te transporteren.
Oekraïns initiatief uit 2005. Opgepakt tijdens de Energy Security Conference in Vilnius in 2007 en in 2008 als prioriteit aangemerkt door de Europese Commissie. In 2009 is overeenstemming met Georgië bereikt. In 2009 werd het belang van deze pijpleiding nog eens onderstreept om ook onafhankelijk te zijn van Turkse doorvoer.

Nabucco pijpleiding
Door de EU, de VS en Turkije geïnitieerde pijpleiding om gas vanuit het Kaspisch bekken buiten Rusland om via de Zuidelijke Kaukasus, Turkije en de Balkan naar Europa te transporteren.
Mochten de financiële middelen tijdig beschikbaar zijn, dan zal de bouw van deze pijpleiding in 2010 beginnen en zou de pijpleiding in 2015 operationeel kunnen zijn.

Trans-Kaspische Pijpleiding
Voorgestelde pijpleiding over de bodem van de Kaspische Zee om gas uit Centraal Azië naar Azerbedzjan te transporteren en daar verder te vervoeren via de Zuid-Kaukasische pijpleiding en de Nabucco-pijpleiding.
Het al langer bestaande idee won door het Russisch-Oekraïnse gasconflict van 2006 aan belang. Iran, dat door deze gaspijpleiding ook omzeild wordt, heeft echter heftig tegen de aanleg geprotesteerd.

Willen al deze voorgestelde pijpleidingen rendabel zijn of worden, dan zal de gastoevoer uit West-Siberië / Centraal-Azië naar de Europese Unie de komende tijd flink moeten toenemen. Kostbare energie-investeren worden derhalve in een vergrote gascapaciteit gepleegd en niet in niet-fossiele energievoorziening.

Energie en conflict in Europa Meer lezen »

concept roadmap wsh 6

Concept Roadmap t.b.v. Thematiek Gewapende conflicten en Energiezekerheid

N.b. Heel bewust is hier sprake van een conceptversie van de roadmap. Deze is onderwerp van gesprek tijdens de workshop op de conferentie van 3 februari 2011, en zal uiteraard verder aangepast en uitgewerkt worden in de werkgroep die het project verder vorm gaat geven (d.w.z. de initiatiefnemers van de workshop, aangevuld met belangstellenden uit de workshop, mede op basis van op onderzoek verworven nieuwe inzichten en lobbyervaringen.

Uiteindelijke doelstelling voor het jaar 2020:
Op een VN-top wordt besloten tot internationale samenwerking op de terreinen van de mondiale transitie naar duurzame energie en een rechtvaardige verdeling van resterende fossiele energievoorraden (bijvoorbeeld in de vorm van de oprichting van een Mondiale Energie Gemeenschap).
De top is de uitkomst van een proces in de voorgaande jaren waarin overal ter wereld regionale samenwerking tot stand is gekomen m.b.t. een duurzame energievoorziening, waarin enerzijds de afhankelijkheid van slechts enkele producenten/leveranciers is verminderd maar anderzijds, waar die afhankelijkheid blijft bestaan, deze juist aanleiding is voor intensieve samenwerking (zoals indertijd in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) in plaats van competitie.

De weg waarlangs deze doelstelling bereikt zou kunnen worden, is de volgende:

1. Doelstelling voor 2011 en eerste helft 2012
Er is een forse bijdrage geleverd aan de informatievoorziening m.b.t. de thematiek en een begin is gemaakt van een gerichte lobby.
Dat is gebeurd door:
* Het verzorgen van een workshop tijdens de PDSE-conferentie van februari 2011 en het werven van medewerkers aan het verdere project
* het in samenwerking met de geworven medewerkers verder voorbereiden van het project (financiering, e.d.)
* het vanaf juni 2010 schrijven van papers over:
a. wapenhandel en oliegerelateerde conflicten
Identificeren van olie- en andere energiebronnen-gerelateerde conflicten en wapenhandel daar naar toe en inschatting van toekomstige probleemgebieden.
b. militaire strategieën en –praktijk en energiezekerheid
De rol van het veiligstellen van energiebronnen in militaire strategieën en militaire praktijk. Wat voor veranderingen zou de omslag naar duurzame energie/energiebesparing hierin hebben? Pleidooi voor het samengaan van energieverduurzaming en demilitarisering.
c. geopolitiek van duurzame energie
Waarom duurzame energie meer onafhankelijkheid geeft dan fossiele brandstoffen. Geopolitieke barrières van duurzame energie, zonnespiegels in Noord-Afrika, zeldzame metalen en de technologische voorsprong van China. Wat is goedkoper, militariseren van de toevoer van fossiele brandstoffen of investeren in duurzame energie?
* Het organiseren van drie bijeenkomsten over de genoemde papers, waarvan de eerste twee (resp. oktober 2011 en februari 2012) voor medewerkers van organisaties om samen handelings-perspectieven en een vervolgstrategie te ontwikkelen en waarvan de laatste (in juni 2012) alle drie de papers omvat en gericht is op een breed publiek en toewerkt naar een agenda voor de toekomst.
* Het indienen van een paper bij en participatie in de International Conference on Science, Technology and Peace van de Stichting Vredescentrum Eindhoven; deze conferentie geeft als thema: ‘From Consumption-Driven Societies and a Fundamentally Divided World Towards a Globe of Sustainability, Justice and Peace’.   
* Lobby: het benaderen van relevante spelers (politiek, ambtenarij, bedrijfsleven, NGO’s) met de drie papers en het verzorgen van publiciteit met de papers (artikelen op websites, in tijdschriften en kranten) met als doelstelling dat zij de argumenten uit de papers overnemen en dienovereenkomstig handelen. Dat kan bijvoorbeeld door:
– wapenproductie en wapenhandel die samenhangt met (de dreiging van) oliegerelateerde conflicten aan te pakken (met als eerste stap het stellen van Kamervragen over de kosten van de beveiliging van de import van fossiele brandstoffen);
– overleg met het MVO-Platform uitbreiding MVO-gedragscode met ‘conflictsensitiviteit’
– overleg met Nederlandse NGO’s die betrokken zijn bij activiteiten rond Publish What You Pay (PWYP), het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) en het Ruggie Framework over gezamenlijke activiteiten gericht op het Nederlandse beleid;
-bevorderen dat het Nederlandse (OS-, buitenland-, economie- en defensie) beleid zich richt op het wegnemen van de oorzaken van onveiligheid (coherentie!), bijvoorbeeld rond piraterij.
* webcampagne: met informatieve website en interactieve onderdelen

2. Doelsteling voor tweede helft 2012 en 2013
Het ontwikkelen (door een breed samenwerkingsverband van NGO’s) van een concreet langetermijns-onderzoek-, lobby- en actiestrategie waarin energieverduurzaming en demilitarisering centraal staan (d.w.z. toespitsing op thematiek 2e paper). Maar intussen ook:
* Lobby bij politieke partijen om hetgeen in 2011 ontwikkeld is over te nemen.

3. Doelstelling voor 2014
Door middel van de lobby die in 2011 startte (zie aldaar) is bereikt dat:
* Een meerderheid van de politieke partijen in Nederland heeft zich de argumentatie van deze roadmap en de achterliggende notitie eigen gemaakt.
* Nederland zet zich actief in voor een vorm van internationaal beheer van schaarse grondstoffen en internationale samenwerking rond duurzame energie.
* Nederland loopt voorop in het bekritiseren de militarisering van fossiele brand- en grondstoffenwinning en import en voert mede daarom een restrictief beleid op het terrein van wapenproductie en –handel.

4. Doelstelling voor 2015-2016
Voortzetting lobby van regeringen en NGO’s uit de voorgaande jaren in Europees verband mede gericht op Rusland, de voormalige Sovet-republieken en China om te komen tot samenwerking  op het gebied van grondstoffenschaarste en het beheer en de ontwikkeling van fossiele en duurzame energie.

5. Doelstelling voor 2017
Het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst rond grondstoffenschaarste en het beheer en de ontwikkeling van fossiele en duurzame energie tussen de EU en Rusland, de voormalige Sovet-republieken en China.

6. Doelstelling voor 2018-2019
Voortzetting van de lobby uit de voorgaande jaren in internationaal verband. Hierbij wordt onder meer gestreefd naar de vorming van een Eurafrikaanse Energie Gemeenschap naar voorbeeld van de inmiddels gevormde Euraziatische Energie Gemeenschap.

7. Uiteindelijke doelstelling voor het jaar 2020:
Op een VN-top wordt besloten tot internationale samenwerking op de terreinen van de mondiale transitie naar duurzame energie en een rechtvaardige verdeling van resterende fossiele energievoorraden (bijvoorbeeld in de vorm van de oprichting van een Mondiale Energie Gemeenschap).  

Belangrijke medespelers bij deze plannen:
* De reeds genoemde NGO’s (de milieuorganisaties zouden zich behalve voor de vervuiling  ook moeten gaan interesseren voor de begrensdheid van de voorraden aan grondstoffen)
* De Groene Zaak en groene bedrijven
* Institute for Environmental Security
* Duurzaamheidsoverleggen in politieke partijen, zoals het Duurzaamheidsberaad in het CDA

Ontwikkelingen die de uitwerking ervan ondersteunen:
* Het groeiende bewustzijn dat de voorraden aan fossiele energiebronnen en grondstoffen eindig zijn (TNO bestudeert metaalschaarste; de militaire sector ziet de dreiging van energietekorten; in het begrotingsdebat van BuZa was al sprake van het begrip ‘grondstoffenzekerheidsbeleid en pleitte CDA-er Ormel voor ‘een passend juridisch internationaalrechtelijk kader voor de handel in zeldzame metalen’; de minister beloofde een notitie hierover vóór de zomer van 2011: zie document hierover op de conferentie-website).
* De groeiende samenwerking en verstandhouding tussen politieke partijen rond dit soort vragen, zoals naar voren komt uit het initiatief ‘Nederland krijgt nieuwe energie’.
* Wellicht: de hoorzitting die op 26-1-2011 plaatsvond over Shell in Nigeria.

Weerstanden
* De grote belangen en machtspositie van grote bedrijven, zoals de kongsi van Shell-Gasunie-NAM en de grote electriciteitsbedrijven.
* Het gebrek aan samenwerking tussen NGO’s (mede door de strijd om het bestaan).
* De breedte en ingewikkeldheid van de thematiek (die om toespitsing en het uitwerken van een casus vraagt).
* Als er schaarste dreigt, gaan alle remmen van het milieubeleid af.
* De prominente rol van het nationale economische eigenbelang in het gehele buitenlandse beleid van de huidige Nederlandse regering.

concept roadmap wsh 6 Meer lezen »

Fair & Green Deal: geen groei maar bloei

Fair & Green Deal: geen groei maar bloei

Concept Basisdocument voor de vierde Conferentie van Tilburg
3 februari 2010, Alliantie Fair & Green Deal

“Like all revolutionary new ideas, the subject has had to pass through three stages, which may be summed up by these reactions:
(1) ‘It’s crazy – don’t waste my time.’
(2) ‘It’s possible, but it’s not worth doing.’
(3) ‘I always said it was a good idea.'”

Arthur C. Clarke
sciencefictionschrijver (1917 – 2008)

Een economie die harmonie voorop stelt in plaats van groei. Die álle mensen op de wereld in hun behoeften voorziet; die teruggeeft wat zij neemt en volledig op duurzame energiebronnen draait. Een economie die problemen niet afwentelt op volgende generaties of mensen in arme landen maar leidt tot een rechtvaardiger wereld, met respect voor alles wat leeft…

Dat klinkt als een utopie, mijlen ver verwijderd van de dagelijkse praktijk. Toch is het mogelijk, juist nu. Want ons huidige economische systeem, dat marktwerking en winstmaximalisatie tot dogma heeft verheven, stevent regelrecht af op een wereldwijde energie-, voedsel-, en milieucrisis. Met nog scherpere tegenstellingen tussen arm en rijk. Met toenemende maatschappelijke spanningen. En met een dramatisch verlies aan ecosystemen.

De tijd is er rijp voor. Sinds de financiële crisis zien steeds meer mensen in dat we met onze ‘groeiverslaving’ op een doodlopend spoor zitten. Ook de zichtbare gevolgen van een veranderend klimaat en de olieramp in de Golf hebben daartoe bijgedragen. Alleen is de vraag: ‘hoe moet het dan wel?’

De Alliantie Fair & Green Deal neemt bij het beantwoorden van deze vraag het voortouw. Voor de Vierde Conferentie van Tilburg ontwikkelen we een visie en programma’s, op basis waarvan we binnen korte tijd (maximaal vijf jaar) een economische omwenteling in gang zouden kunnen zetten. Tot voorbeeld strekken ons de New Deal waarmee Roosevelt de VS er in de jaren dertig weer bovenop hielp, de oorlogseconomie van Churchill en de wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog.

De weg ernaartoe zal niet gemakkelijk zijn, maar wel buitengewoon uitdagend. Want van veel zaken ligt nog open hoe ze aangepakt moeten worden. Het vraagt om bezinning op tal van bestaande denkbeelden; om vernuft en doorzettingsvermogen; om bevlogen leidinggevers, die buiten gebaande kaders durven denken. En het vraagt om burgers die open staan voor vernieuwing en af en toe bereid zijn een stapje terug te doen.

We geloven in de kans van slagen. Want het aantal individuen, bedrijven en organisaties dat werkt aan duurzame en solidaire oplossingen groeit wereldwijd tegen de klippen op. De verandering is dus al gaande maar moet veel beter gefaciliteerd worden en niet langer tegengewerkt. Dat vraagt om krachtig overheidsbeleid, duidelijke nationale en internationale wetgeving en een boost in duurzame investeringen.

We staan in die opvatting niet alleen. Steeds meer economen en politici pleiten voor andere maatstaven van welvaartsgroei, en komen met intelligente analyses en oplossingen. Vrijwel allemaal komen zij erop uit dat we toe moeten naar een economie die wel bloeit maar niet groeit. Er zijn hier meerdere ‘modellen’ voor– met telkens andere accenten – zoals de Steady State Economy, solidaire economie, ecologische economie, zorgeconomie, participatieve economie, post growth economy en postkapitalistische economie. In het document ‘Werken aan een eerlijke economie’ lees je daar meer over (zie www.PlatformDSE.org).

Helaas hebben de Nederlandse regering en een belangrijk deel van het Nederlandse bedrijfsleven geen oog voor de nieuwe ontwikkelingen. Integendeel, groei en ongereguleerde marktwerking is meer dan ooit het devies. De leidende politieke partijen bagatelliseren de grote mondiale sociale en ecologische problemen en zaaien zelfs twijfel over de omvang, aard en urgentie. Nu gebeurt dat weliswaar in meer landen, maar de enorme stap terug die Nederland daarbij heeft gedaan – van gidsland tot struisvogelland – is ongekend.

We hebben de indruk dat dit mede komt door een aantal misverstanden over de positie van Nederland in de wereld. “We moeten als klein land niet altijd voor de troepen uit willen lopen”, is het vaak gehoorde devies. Daarnaast wordt hier, sterker dan in veel andere landen, een duurzame en sociale samenleving vereenzelvigd met een links, ‘socialistisch’ gedachtegoed – waardoor veel mensen ter rechterzijde, of uit het politieke midden zich er van afkeren.

Om te beginnen is Nederland niet zo klein als we vaak denken. In de woorden van premier Rutte: “Nederland heeft alles in huis om toonaangevend te zijn in Europa en de wereld. Nederland is de zestiende economie ter wereld, de vijfde investeerder, de tweede landbouwexporteur en de zevende handelsnatie.” Daar kunnen we nog aan toevoegen dat Nederland volgens het IMF het op zeven na rijkste land ter wereld is, en na Luxemburg het rijkste land van Europa (toegegeven, gemeten naar BBP, dat weliswaar in alle standaard economische analyses centraal staat, maar eigenlijk geen goed beel). Onze ecologische voetafdruk is bijna drieëneenhalf maal te hoog en drukt zwaar op de Zuidelijke landen. Zouden we deze voetstap als maatstaf nemen, dan heeft Nederland dus geen 16 miljoen maar circa 56 miljoen inwoners.

Toch gedraagt Nederland zich als Calimero zodra het gaat om zaken als het milieu, het klimaat of steun aan minderbedeelde landen. In de jaren negentig liepen we nog voorop met ons groene beleid, inmiddels komen we in de wereldwijde Environmental Performance Index niet verder dan de 47ste plaats. Met het aandeel duurzame energie in de energiemix behoort ons land tot de hekkensluiters van Europa. En ook de dagen dat Nederland maatgevend was op het gebied van ontwikkelingshulp zijn voorbij.

Op deze manier laden we de verdenking op ons wel de lusten maar niet de lasten te willen dragen. Dat is slecht voor ons imago en het zal niet lang duren voordat andere landen ons hierom links laten liggen. De afstraffing zou ook nog uit andere hoek kunnen komen: onze laaggelegen delta krijgt als een van de eerste problemen wanneer niet snel wereldwijd werk wordt gemaakt van klimaatmaatregelen. Dat het (kennis)rijke Nederland daarin het voortouw neemt, is niet alleen wenselijk maar ligt zelfs volstrekt voor de hand.

Het is een misverstand dat een economie die niet groeit, zou stagneren. Het tegendeel is waar: juist een economie die alsmaar hoge groeicijfers nastreeft, loopt tegen zijn grenzen aan. De bankencrisis is wat dat aangaat een niet mis te verstane waarschuwing. Deze heeft geleid tot daling van nationale inkomens, stijging van overheidstekorten, faillissementen van gevestigde financiële instellingen, overheidsingrijpen om banken te redden, stijgende werkloosheid en het dreigende bankroet van hele landen.

Ook in ons land leven mensen daardoor in onzekerheid over hun baan, is er zware druk om lonen te verlagen, arbeidstijden te verlengen, pensioenleeftijden te verhogen, lasten te verzwaren en slechtere werkomstandigheden te accepteren. Dit wordt gepresenteerd als noodzakelijk kwaad om de hoog opgelopen staatsschulden terug te brengen. Maar zonder de intentie om herhaling van een crisis te voorkomen en zonder een plan voor een duurzame, non-speculatieve economie, werken deze maatregelen het graaisysteem dat voor alle ellende heeft gezorgd slechts verder in de hand.

En het kan zoveel beter! We hoeven maar over de grens te kijken naar Duitsland. Daar begon men ruim tien jaar geleden met een wettelijk geregeld feed-in systeem dat een grote stijging van decentrale opwekking van duurzame energie tot gevolg had. Het aandeel duurzame energie ligt er inmiddels boven de 10 procent en er zijn driehonderdduizend mensen werkzaam in deze industrietak (in Nederland ongeveer vijfduizend).

In Nederland is men huiverig voor een dergelijke overheidsbemoeienis met de markt. Maar als dit voorbeeld iets duidelijk maakt, is het wel dat een krachtige regelgeving de vrijheid van het ondernemerschap helemaal niet in de weg hoeft te staan. Ondernemers hebben er met het oog op hun langetermijninvesteringen juist belang bij. Niet voor niets hebben in Groot-Brittannië ook the Conservatives onder Cameron enthousiast ingestemd met een Klimaatwet waarin relatief stevige klimaatdoelen voor langere termijn zijn vastgelegd. Het belasten van energieverbruik in plaats van arbeid is een andere ingreep die niet op gespannen voet staat met ‘liberale’ verworvenheden. En zo zijn er tal van maatregelen denkbaar die de noemer ‘links’ of ‘rechts’ ontstijgen en het algemeen belang van de gehele mensheid dienen.

Toch zien veel mensen hierbij een sombere Orwelliaanse wereld voor zich, waarin de welvaart tot een dieptepunt is gedaald, goederen op de bon moeten en veel mensen werkloos zijn. Dat beeld is volkomen onterecht. Waarom zouden we dat laten gebeuren? Zo kunnen banen en basisinkomen door de gemeenschap worden gegarandeerd, net zoals dat nu het geval is met onderwijs en verpleging. De werkloosheid kunnen we terugdringen door gemiddeld minder te gaan werken. Dat geeft meer tijd voor ontspanning, sociale contacten, scholing, enzovoort.

Wel neemt in een dergelijke samenleving de algehele consumptie en behoefte aan luxe af. Elk jaar op vliegvakantie hoort dus niet in het plaatje thuis. Zo kunnen we onze ecologische voetafdruk sterk verminderen. Dat geeft mensen die het nu heel slecht hebben de kans om eindelijk ook mee te doen; om niet hun land te hoeven ontvluchten in de hoop op een beter bestaan. Ook geeft het de aarde de kans zich te herstellen van onze ingrepen op milieu en klimaat. En tot slot: door ons nu te bezinnen op ons economische systeem, bewaren we een mooie, gezonde wereld voor onze kinderen en kleinkinderen.

Een eerlijke groene deal toch?

Fair & Green Deal: geen groei maar bloei Meer lezen »

workshop 2

Workshop 2: FGD en energie

Energie is de motor van de gangbare economie. De manier waarop het wordt opgewekt, gedistribueerd, de eigendomsverhoudingen, de beschikbaarheid en de verdeling daarvan over de aardbol, de techniek waarmee het wordt gewonnen en omgezet in bruikbare vorm; al deze factoren bepalen in gote mate de manier waarop we leven, poducren, consumeren, de aarde vervuilen, de vraag of er oorlog wordt gevoerd of dat we min of meer in harmonie samenleven.

Dat het anders moet is evident. Dat het anders kan is ook voldoende aangetoond, uitgerekend en bedacht. Natuurlijk, het is ingwikkeld. Als je alleen de energiedragers verandert (van kolen naar zon en van uranium naar wind) maar niet de eigendomsverhoudingen wijzigt zal er onvoldoend veranderen. Als je de bevolking in landen met de olievoorraden de zeggenschap geeft over die natural resources maar niets doet aan bewustzijn over het milieu dan zullen ook zij die olie gewoon tot de laatste druppel opstoken.

De workshop gaat niet kijken naar de vraag OF het kan, een in alle opzichten volledig duurzame energievoorziening. Daar gaan we van uit. Niet alleen is dat voldoende aangetoond in diverse (inspirerende) scenario’s,

  • Energy(R)evolution van Greenpeace

  • Nederland krijgt nieuwe energie, partij-overstijgend energiescenario

  • Green4Sure van de gezamenlijke milieubeweging

Het wordt ook dag in, dag uit, op tal van plekken aangetoond in de praktijk. Het kan dus, financieel, technisch, het kan snel genoeg.

In de workshop gaan we ook niet discussieren over de precieze cijfers, de snelheid, de parameters, de kleinere en grote omissies in al die scenario’s, de vraag of alle technieken wel voldoende aan bod zijn gekomen,. We vertrekken vanuit de gezamenlijke aanname dat het kan, dat het snel genoeg kan (binnen enkele decennia) en dat het er vooral om gaat dat we beginnen en iets gaan DOEN.

Het gangbare energiebeleid in Nederland, de EU, op wereldschaal, heeft alles te maken met belangen. De bestaande belangen zullen alles op alles blijven zetten om niet snel (genoeg) te veranderen. Eerst moet alle olie, moeten alle kolen, moet al het uranium, uit de grond gehaald zijn.

Hoewel er veel bemoedigende initiatieven zijn op het gebied van decentrale duurzame energie is het ook duidelijk dat die onvoldoende gewicht in de schaal leggen en onvoldoende macht ontwikkelen om de bestaande belangen te doorbreken. Er moet meer gebeuren.

We moeten naar een periode waarin het onmoglijk is om nieuw centraal grootschalig vermogen te bouwen. Geen nieuwe centrales meer, bijvoorbeeld voor een periode van 20 jaar. Dan hoeven we niet meer op deelterreinen het gevecht aan te gaan (kolen of kerncentrales) de duurzame energiesector krijgt een echte kans en je zult zien dat er een autonome economische beweging en kracht op gang komt die er als vanzelf voor zorgt dat we ook na die twintig jaar geen nieuwe grote en vervuilende centrales meer bouwen. Over de periode voor een moratorim kunnen we nog twisten maar de essentie is; werk een campagne en strategie uit om dat ene doel te bereiken; geen nieuw basislastvermogen meer.

Dat is een gemeenschappelijk belang van flinke delen van de bestaande energiesector (inclusief een aantal relatief grote jongens als Eneco en Greenchoice), de honderden bedrijfjes en initiatieven op het gebied van decentrale duurzame energie, de milieubeweging, vakbeweging, grote delen van het MKB (denk aan installatie, isolatie, onderhoudssectoren) en alle politieke partijen die willen dat burgers meer zeggenschap krijgen over hun eigen leven en leefomstandigheden. Het is dus ook een emancipatoire beweging en doelstelling, alleen als we nieuwe centrales tegenhouden kan een decentrale en door burgers gedragen, duurzame energievoorziening werkelijk op gang komen.

De workshop gaat werken aan een een strategie om dit te bereiken.




workshop 2 Meer lezen »