De zesde Monitor Brede Welvaart (MBW), die afgelopen week verscheen, inclusief de rapportage over de Sustainable Development Goals (SDG’s), schetst een beeld dat redelijk overeenkomt met het beeld van de voorgaande versies: in het ‘hier en nu’ gaat het vanuit ‘de economie’ gezien vrij goed, maar dat legt een grote druk op mensen hier en elders, en op de natuur. De ongelijkheid tussen laag en hoog opgeleiden en tussen mensen die buiten Nederland geboren zijn en mensen die in Nederland geboren zijn met ouders waarvoor dat ook geldt, blijft schokkend.
BBP, weg ermee
Een vernieuwing is dit jaar dat eindelijk het Bruto Binnenlands Product (BBP) als referentiewaarde is geschrapt. In ons commentaar op de eerste Monitor uit 2018 schreven we: ‘Helaas blijft de monitor ook het BBP belangrijk vinden, en wordt de groei ervan zelfs in groen als referentiewaarde meegegeven. Dit bevestigt weer het beeld dat groei goed zou zijn, ongeacht het soort groei’. Dit jaar is voor het eerst het BBP niet meer te zien in de wielen waarin de trends worden weergegeven. Hopelijk wordt deze afwaardering van het belang van het BBP ook verder in politiek Den Haag overgenomen!
Het gaat goed, maar…
Als je kijkt naar de indicatoren rond arbeid staat Nederland er goed voor, zeker vergeleken met andere Europese landen: de werkloosheid daalt, de arbeidsparticipatie stijgt, het besteedbaar inkomen stijgt, en de tevredenheid met het werk neemt toe. Dat legt echter een toenemende druk op de bevolking, wat blijkt uit de afnemende psychische gezondheid, en de dalende tevredenheid over de vrije tijd. De gezonde levensverwachting is in het afgelopen jaar zowel voor mannen als voor vrouwen behoorlijk gedaald. Ook vrijwilligerswerk en het contact met familie en buren nemen af. De zorgen over de financiële toekomst nemen daarentegen duidelijk toe, wat logisch is, omdat door de inflatie ondanks loonsverhogingen en andere compenserende maatregelen de reële inkomens van veel Nederlanders zijn gedaald.
De druk van onze economische activiteiten is er niet alleen op mensen, maar ook op de natuur: afnemende biodiversiteit op het land en in het water, een slechter wordende waterkwaliteit, en wat het stikstof- en fosforoverschot betreft staat Nederland onderaan in de Europese lijst, al is de trend voor stikstof positief. En hoewel de hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie duidelijk stijgt, steeg ook onze broeikasgasvoetafdruk. Het beeld van de afgelopen jaren, dat het slecht gaat met milieu en natuur, wordt bevestigd.
Invloed op ‘elders’
Het CBS probeert in de categorie ‘elders’ weer te geven wat de keuzes die Nederland maakt betekenen voor de welvaart van mensen in andere landen. En net als andere jaren kunnen ‘we’ heel tevreden over onszelf zijn, want het diagram kleurt meer groen dan rood. Vanaf de eerste monitor is Platform DSE heel kritisch geweest op de indicatoren die het CBS gebruikt. Dat die kritiek niet zonder grond is, bewijst de Spillover Index van het Sustainable Development Report. Die index geeft de negatieve invloed weer die landen hebben op het bereiken van de SDG’s door andere landen. Nederland staat daar op plaats 160(!) van de 163 landen waarvoor er data zijn; alleen de Verenigde Arabische Emiraten, Luxemburg en Singapore doen het nog slechter.
Dat de beelden die het CBS en de Spillover Index oproepen zo verschillen, komt deels door de manier van presenteren in de monitor. Rood is alleen te zien als de waarde voor een indicator verslechtert, en daarbij maakt het niet uit hoe slecht die waarde in absolute zin is. Alleen de positie van Nederland binnen de EU geeft daarvoor een aanwijzing, als er tenminste vergelijkingsmateriaal is.
Het verschil tussen CBS en Spillover Index ligt ook aan de gebruikte indicatoren. Op de indicatoren die het CBS gebruikt hebben we in ons commentaar van 2018 al kritiek geleverd. Die kritiek is nog onverminderd geldig, want met de uitkomsten van een expert meeting die we hierover toen voor het CBS organiseerden is weinig gebeurd.
Handel is in de monitor altijd positief, waar de opbrengst terechtkomt speelt geen rol (bij westerse multinationals?). Andere positieve bijdragen zijn hulp (die voor een steeds groter deel in Nederland blijft), en het geld dat migranten overmaken naar het land waar ze vandaan komen (dat is geen beleid). Geldstromen van ‘Zuid’ naar ‘Noord’ blijven onbesproken, terwijl al jaren duidelijk is dat die veel groter zijn dan de geldstromen de andere kant op (‘omgekeerde ontwikkelingshulp’).
Als negatief ziet het CBS de invoer door Nederland van grondstoffen (en daarmee de uitputting van natuurlijke hulpbronnen van andere landen), en verschillende veel te grote mondiale voetafdrukken; maar, zoals opgemerkt, dat die veel te groot zijn blijkt niet helemaal uit de rapportage; onze ecologische schuld blijft zo onderbelicht.
De Spillover Index kijkt naar heel andere indicatoren, en daarbij komt Nederland er dus niet goed af. Die indicatoren zijn bijvoorbeeld de export door Nederland van pesticiden, plastic afval en wapens, maar ook de negatieve gevolgen van de productie die nodig is voor onze importen tellen mee, zoals watergebruik, de emissies van broeikasgassen, stikstof en zwavel en de bedreiging van de lokale biodiversiteit. Tenslotte gaat het om de Nederlandse positie als belastingparadijs, financiële geheimhouding en om het meewerken aan het wegsluizen van winsten van multinationals. Een aantal van deze indicatoren hebben we ook in de expert meeting van 2018 aangedragen.
Beleid
De bedoeling van het rapporteren van andere indicatoren dan de groei van het BBP is natuurlijk dat beleid op die rapportage wordt gebaseerd. Dat de monitor invloed heeft op het beleid is echter nog niet merkbaar, behalve op regionaal niveau. Op zich maken de indicatoren voldoende duidelijk waar knelpunten liggen die aangepakt moeten worden, zoals de druk op mensen, op het milieu en op ‘elders’ en de grote verschillen binnen Nederland tussen de ‘winnaars’ en de ‘verliezers’. Maar beleid op basis van de monitor wordt nog niet gemaakt omdat het sleutelen aan de ene indicator zou kunnen leiden tot negatieve gevolgen voor een andere indicator. Het denken op dit gebied staat al een paar jaar stil, in afwachting van de resultaten van de planbureaus, die bezig zijn een aantal indicatoren uit de monitor in hun modellen op te nemen. Bij de aanbieding van het manifest ‘Nieuwe Economie Nu!’ aan de Commissie EZK in februari hebben wij die stilstand bekritiseerd, omdat we niet meer de luxe hebben om vragen over ‘hoe goed te leven binnen de grenzen van de planeet’ nog langer voor ons uit te schuiven.
Een ander probleem is dat de politiek het aan de planbureaus lijkt over te laten te bepalen welke indicatoren uit de monitor in hun modellen worden opgenomen. Dat is geen technische beslissing, maar een politieke! De planbureaus hebben vorig jaar wel een aantal thema’s genoemd waarmee ze aan de slag willen, maar ze hadden nog niet een kernset van indicatoren geselecteerd voor hun modellen. Op zijn minst zouden leden van de Kamer vertegenwoordigers van de planbureaus moeten uitnodigen om hun plannen toe te lichten en erover in gesprek te gaan: op welke indicatoren willen de planbureaus dat de politiek kan sturen, en kunnen de politici zich daarin vinden?
Al met al maakt het gebrek aan beleid op basis van de monitor die monitor helaas minder relevant; we dreigen op deze manier gewend te raken aan een jaarlijkse cyclus van rapportage en debat zonder de nodige consequenties.
Gerrit Stegehuis, met dank aan Lou Keune en Jan Juffermans