“Omniconomie”: dat woord kende u vast nog niet. En als u dit boek leest, leert u nog veel meer nieuwe woorden die volgens Niko Roorda nodig zijn om een nieuwe wetenschap te bouwen die – in plaats van de gangbare economie – wel tot intrinsieke duurzaamheid leidt. Want economie is een knutselwerk waarvan we niet eens begrijpen hoe het werkt. We begrijpen zelfs de fundamentele verbanden nog niet. Economie is nog lang geen wetenschap. Dat is erg want daarom weten we niet wat we moeten doen om een intrinsiek duurzame wereld te creëren, een wereld die vanzelf duurzaam wordt, zonder dat het moeite kost, aldus Roorda.
Het is noodzakelijk de economische wetenschap opnieuw te ontwerpen als een volwassen economische wetenschap die niet alleen over economie gaat maar ook over sociologie, psychologie, politiek, mensenrechten, milieu, natuur, zon en wind en meer. Vandaar: omniconomie, allesomvattend. Niko Roorda geeft hiervoor een aanzet.
Protowetenschap
Het eerste deel van het boek is gewijd aan wat hij zelf noemt ‘de afbraak’, waarin hij stelt dat de huidige economische wetenschap hooguit een ‘protowetenschap’ is, een voorstadium van echte wetenschap. Wat ertoe leidt dat er veel misgaat. Bijvoorbeeld wordt de natuurlijke leefomgeving als gevolg van economische bedrijvigheid systematisch verwoest. De natuur wordt buiten de economie geplaatst en effecten daarop zijn ‘externaliteiten’. Hij beschrijft uitgebreid hoe de derivatenhandel, een product van banken, uiteindelijk leidde tot de financiële crisis van 2008. De vervolgens opgestelde wetten en regels helpen niet, er zijn steeds weer ontsporingen. De financiële economie raakt los van de reële economie.
Economie is een ‘protowetenschap’ omdat ze onder meer door ‘impetuswoorden’ (woorden die niet de essentie aangeven, zoals winst, externaliteiten, eigendom, rechtspersonen, ondernemingen, staten) en daarop gebaseerde warrige verhalen (‘mythen’) worden gekenmerkt. Een begrip als eigendom, nota bene van grond of van patenten, is een grondoorzaak. Verzekeringen zijn iets raars omdat ze het risico niet wegnemen, schadevergoedingen nemen de schade niet weg en geld is net als deze begrippen ook maar een sprookje.
Opvallend zijn de ‘vanzelf-mythen’ in de economie: de onzichtbare hand, als rijken rijker worden profiteren ook anderen daarvan, de efficiënte markt, comparatief voordeel – en ook aannamen als de perfecte markt, de homo economicus. Zelfs dat economie niet over geld zou gaan is een mythe. De economische wetten zijn bedacht, niet ontdekt. Dat is de mythe van het economisch systeem. Bijgevolg heeft economie ook weinig voorspellende kracht. Economie is deels religie en bijgeloof, zo concludeert hij.
Aangekleefde duurzaamheid
De onvolwassenheid van de economie blijkt ook uit het feit dat er een veelheid aan scholen bestaat. Het feit dat we worstelen met inflatie, komt omdat er zo veel scholen zijn. Dat is een teken van onvolwassenheid, maar – zo lezen we verderop – een wetenschap zonder geschillen is in slaap gesukkeld. Meer dan 25 scholen vechten om het gelijk: dat is in de natuurwetenschappen wel anders. Daar heeft men de essentie wel te pakken. Niko Roorda is fysicus en vergelijkt economie steeds met de succesvolle natuurwetenschappen. Hij strooit met stukjes wetenschapsgeschiedenis en associaties op allerlei vakgebieden en toont zich zo een echte omnivoor. Dat levert interessante stukjes op, maar doet de opbouw van het betoog geen goed. Steeds lijkt hij iets te gaan zeggen over omniconomie, maar eerst nog even iets anders. Je moet lang wachten.
Zonder na te gaan of er in de economie toch algemeen aanvaarde samenhangen zijn waar ook die scholen vanuit gaan, stelt hij dat repareren niets kan opleveren. Het moet fundamenteler.
Eerst moet er een solide theoretisch bouwwerk worden ontwikkeld, dat daarna pas in de samenleving moet worden gebracht. Tot die tijd doen we aan symptoombestrijding, daar zijn de SDG’s en benaderingen als circulaire economie, de Donuteconomie en duurzame ontwikkeling goed voor. Dat levert geen intrinsieke duurzaamheid op, maar ‘aangekleefde duurzaamheid’. Daarmee kopen we tijd, maar je neemt de diepere oorzaken niet weg.
Eenduidige wetenschap
Een echte wetenschap begint bij patroonherkenning, hypothesevorming, verklaring en empirische toetsing. Door foute woorden niet meer te gebruiken en beter toepasbare begrippen te ontdekken worden betere verhalen mogelijk. Het wordt wetenschap als waarnemingen de toetssteen worden. Algemene regels moet je afleiden uit afzonderlijke waarnemingen: inductie. Daarvoor is herhaalbaarheid een absolute voorwaarde. Vaste relaties, zekerheid (als A dan altijd B), evidence-based, voorspellende kracht. Over wezenlijke aspecten is geen strijd. Het vakgebied is coherent en eenduidig in het trekken van conclusies.
Voor omniconomie zijn nieuwe instrumenten, nieuwe wiskundige technieken en denkmodellen nodig. Er is al heel veel beschikbaar: computers, internet, big data, complexiteit, etc.
Het gaat om het complete systeem planeet Aarde. Alles hangt met alles samen en bij omniconomie zijn er ook geen externaliteiten. Het gaat om duurzaamheid die systeem-geïntegreerd is. Niet statisch, maar van evenwichtstoestand naar evenwichtstoestand, dynamisch stabiel, waarvoor voortdurende groei nodig is.
Computersimulatie en participatie
Om uit alle wetenschapsgebieden één universele theorie voor alles te bouwen, zijn op elkaar aansluitende theorieën nodig die samen – dakpansgewijs – het hele omniconomische gebied dekken. Dit kan worden onderzocht met behulp van computersimulaties. De snelle ontwikkeling van games biedt perspectief: games die werken op computers in neurale netwerken van aan elkaar gekoppelde computers die samen qua structuur lijken op menselijke hersenen. Ontworpen met behulp van netwerktheorie. We komen er wanneer wetenschappers en game-ontwikkelaars samen geschikte spellen ontwikkelen om de simulaties te doen. Met die simulaties van complexe systemen zoeken we de mechanismen die stabiele duurzaamheid veroorzaken. Wellicht komen er nooit eerder ontdekte eigenschappen tevoorschijn. Met die kennis bouw je een nieuwe wetenschap, trekt algemene conclusies en past die dan toe in de echte wereld. Eerst ontdekken wat werkt en wat niet, om daarna fundamenteel opnieuw (blanco?) beginnen.
Om die wereld de goede kant op te sturen, moet je weten wat die goede kant is. Dat lossen we op met participatieve democratie. We bepalen met zijn allen (intersubjectief) in wat voor wereld we willen wonen. Daarmee is ervaring op kleine schaal en de stap naar wereldschaal maken we dus wel?
Kritiek en inspiratie
Buiten adem kijken we om. Dit moet even bezinken. Er is nogal wat om over te discussiëren.
Het is natuurlijk niet zo dat keuzes van mensen altijd op wetenschap berusten. De economische wetenschap krijgt van Roorda de schuld van de grote problemen waarmee de samenleving nu kampt, maar veel ‘foute woorden’ werden al gebruikt voordat die wetenschap ontstond. Beschavingen kwamen en gingen. Is de onmacht om zaken in de hand te houden te wijten aan het ontbreken van economische theorie? En zelfs als het over toepassingen van wetenschap gaat, is dat toch niet altijd aan die wetenschap te wijten? Wijten we kernwapens, slakkengif of PFAS aan een falende natuurwetenschap? Dat er gekke dingen gebeuren, komt lang niet altijd omdat we niet zouden weten hoe het zit – of een nieuwe situatie (derivaten) niet zouden kunnen doordenken. Dat gaat meer over willen, achterliggende belangen, vooroordelen, al of niet moedwillige oogkleppen, luiheid. Weten is nog geen doen!
Los van de schetsmatige en vaak suggestieve analyse komen er bij mij, zoals hierboven blijkt, wel interessante punten boven om over na te denken. Ik noem er nog een paar.
Is het voor een degelijke analyse niet nodig om begrippen als ‘de economie’, ‘economische wetenschap’ en ‘economische activiteiten’ te onderscheiden? Om eerst eens na te gaan welke wetmatigheden wel algemeen aanvaard zijn?
En inderdaad, economie dekt niet het geheel, het is een aspectwetenschap. Als we economische kengetallen als pars pro toto gebruiken, negeren we veel. Daarom zijn er al allerlei subdisciplines (zoals milieueconomie, welzijnseconomie, gedragseconomie) die verbreding nastreven. Dat oogt verbrokkeld, maar is dat erg?
Economische activiteiten spelen zich af in een complexe wereld, waar erg veel menselijke en niet-menselijke actoren invloed uitoefenen. Die wereld wordt gekenmerkt door onzekerheid. Kan je dan eisen dat er vaste relaties zijn, zekerheid (als A dan altijd B), voorspellende kracht, ‘evidence-based’? In de bestuurskunde wordt vanwege de steeds andere situaties gesproken van ‘evidence-informed’, een belangrijk verschil.
Is het niet vooral de menselijke factor waar het om gaat? Niko Roorda leunt zwaar op de natuurwetenschappen. Die gaan over min of meer vaststaande, stabiele wetmatigheden (experimenten in een lab zijn mogelijk), terwijl economie gaat over het gedrag van mensen – over de keuzes die zij maken. Subjectieve keuzes dus, die voortkomen uit (beperkte) inzichten, belangen en inderdaad ook uit religie (de superioriteit van de mens in het Christendom) – en dat alles in een dynamische wereld. Zou de bestuurskunde niet een geschiktere bron van kennis zijn als we richting intrinsieke duurzaamheid willen gaan?
Een technologische benadering
In de visie van Niko Roorda zijn er ongekende mogelijkheden dankzij computertechnologie. Als natuurwetenschapper heeft hij daarin een rotsvast vertrouwen en moet hij weinig hebben van het menselijk gedoe. Sterker nog, de menselijke factor – en daarmee het al of niet rationeel handelen, maar ook politieke en cultureel verschillende opvattingen – wordt geneutraliseerd in een allesomvattend technologisch model. Zelflerende algoritmen weten wat werkt en wat niet – en maken de zelfdenkende mens overbodig: moeten we dat toejuichen, of is het een beangstigend beeld?
Dit boek maakt veel los en laat zien dat er nog veel uitdagingen zijn. Er zal nog wel wat geschaafd moeten worden aan de nieuwe theorie. Het is blijkbaar ook niet geschreven voor wie de urgentie van de problemen voelt en nu aan de slag wil.
Erik Spaink
31 oktober 2021
Nico Roorda, Omniconomie. De weg naar een intrinsiek duurzame wereld is een uitgave van Gompel & Svacina.
—————————————-
Over de auteur van deze recensie
Erik Spaink (1945) is van huis uit econometrist, maar promoveerde in 2017 op een participatieve benadering van integrale, duurzame gebiedsontwikkeling (besluitvorming in complexe situaties). Hij werkte bij verschillende ministeries aan de ontwikkeling van het natuur- en milieubeleid, het informatiebeleid en ruimtelijke ontwikkeling.
Was in de jaren ’70 het op de agenda zetten van het milieu en het op gang krijgen van de milieueffectrapportage zijn doel, de volgende stap was het met belanghebbenden gezamenlijk ontwikkelen van beleid: “interactieve beleidsvorming”. Uiteindelijk zijn de bewoners altijd belanghebbend, maar ‘participatie’ blijkt in de praktijk nog erg moeilijk. Niet alleen voor overheden en bedrijven, maar ook voor de bewoners zelf. Voor hem is het ‘uitvinden’ van passende bewonersparticipatie dan ook een uitdaging. In de praktijk doet hij dat rond de energietransitie en als vrijwilliger voor Natuurmonumenten.