Kort programma duurzame mondiale samenleving

En een begin van een nieuw narratief

Inleiding

classroom-1699745_640We hebben te maken met veel, gelijktijdig optredende crises: de klimaatontwrichting, de biodiversiteitscrisis, de nationale en internationale crises in ongelijkheid en solidariteit, en de algehele vergiftiging van de Aarde en haar bewoners. Iedere dag laat het nieuws zien wat nu al de gevolgen zijn. Toch lijkt de urgentie van de aanpak van deze crises bij de politiek nog niet doorgedrongen te zijn.

Oplossingen zijn inmiddels genoegzaam bekend. De belangrijkste doelen zijn benoemd, al kunnen sommige nog verder uitgewerkt worden, en de middelen om die te realiseren zijn vaak ook al beschreven. Te weinig nog worden deze doelen systematisch met elkaar in verband gebracht. Maar gelukkig komt ook hier licht in de tunnel met de aandacht voor klimaat- en voetafdruk-rechtvaardigheid. Alleen wordt rechtvaardigheid nog te veel gekoppeld (door bv. de WRR) aan een eerlijke verdeling van de kosten van de klimaattransitie. Die is belangrijk, maar rechtvaardigheid moet gaan over een andere economie waarin niet steeds door groei nieuwe ongelijkheden ontstaan en aanslagen op het vermogen van de Aarde worden gedaan. Zo’n andere economie vergt ook een nieuw narratief, een nieuw verhaal waarmee duidelijk wordt hoe een andere wereld aantrekkelijk kan zijn.

Politiek lijken we in een parallel universum terecht te zijn gekomen, waar deze problemen niet spelen. We hadden dit niet verwacht, maar konden het wel zien aankomen in buurlanden en ook in Nederland, in benoemde en onbenoemde ontevredenheid en weerstand. De opgave voor het PDSE in dit verband is in het hiernavolgende ook meegenomen.

Doelen

De doelen die we stellen zijn gericht op een zo breed mogelijk publiek. We streven ernaar om via maatschappelijke organisaties naar gelang hun eigen focus elk van deze doelen verder uit te dragen en uit te werken. Om hiervoor een strategie te ontwikkelen zijn vijf sets van doelen naast elkaar gezet. Ze komen uit documenten van twee belangrijke auteurs[1] van dit moment, en uit drie onderdelen van PDSE-discussies: ons Manifest 2023 ‘Nieuwe Economie Nu!’, de punten van De Grote Transitie en recente discussies in het PDSE. Bij elkaar sluiten deze punten goed aan bij de PDSE- ‘Verklaring van Tilburg’ van 2008 (https://platformdse.org/verklaring-van-tilburg).

Deze samengebrachte en onderling afhankelijke doelen vormen een enorme breuk met de gangbare samenleving. We kunnen spreken van een zorgsamenleving, waarin we meer voor elkaar zullen zorgen (meer dan in de betekenis van alleen onbetaald werk), in een andere dienstverlenende economie, met een zorgzame overheid; waarin we zorgdragen de Aarde niet te overbelasten en zorgen voor (herstel van) de natuur, die voor ons zorgt met voedsel, schoonheid en ontspanning; waarin we na honderden jaren koloniale uitbuiting en oorlog zorg hebben voor het mondiale Zuiden en voor vrede tussen landen.

We moeten ons van het disruptieve karakter van de transitie steeds bewust zijn zonder concessies aan de radicaliteit van de voorstellen. De effecten op klimaat en natuur en de baten voor iedereen moeten daarom ook duidelijk zijn. Uit deze doelen die elkaar voor een deel overlappen zijn 15 domeinen gehaald die bij elkaar kunnen leiden tot een echt duurzame mondiale samenleving[2].

  1. Hoe bereiken we dat anders meten uitgangspunt wordt van alle sociaaleconomisch beleid?
  2. Welke stappen zijn nodig om volledig duurzaam te worden; om te beginnen hoe effectueren we een halvering van onze mondiale voetafdruk?
  3. Politiek is niet alleen Nederlandse politiek, of EU-politiek. Welke rol speelt de internationale/mondiale dimensie in de transitie naar een zorgsamenleving?.
  4. Hoe komen we tot een vermindering van de grote sociale ongelijkheid?
  5. Welke rol kan een nieuw belastingstelsel spelen?
  6. Welke rol spelen de plaats en de inzet van betaalde en onbetaalde arbeid in de inrichting van de zorgsamenleving?
  7. De natuur staat er mondiaal en erger nog een Nederland bedroevend voor. Hoe kunnen we die weer op niveau brengen?
  8. Hoe richten we de economie in in de zorgsamenleving? Een aantal belangrijke aspecten zijn landbouw, voedsel, democratisering, lokale economie en circulariteit, volkshuisvesting. De regie verschuift van markt naar overheid.
  9. Hoe komen we tot 100% duurzame energie en welke rol is er voor energiebesparing?
  10. Hoe kunnen een eerlijk geldstelsel en een andere rol voor de banken bijdragen aan een zorgsamenleving?
  11. Meer vertrouwen in de democratie en een grotere rol voor de overheid zijn onmisbaar in de zorgsamenleving. Welke belangrijke elementen kunnen hieraan bijdragen? Wat is de rol van burgerberaden, lokale ombudsfuncties en het rechtssysteem?
  12. Het zorgsysteem is een erg belangrijke collectieve verworvenheid, maar hoe zorgen we ervoor dat het minder marktgericht wordt en meer gericht op preventie?
  13. Hoe kan ander economieonderwijs bijdragen aan de transitie naar de zorgsamenleving?
  14. Hoe ziet onze mobiliteit eruit in de zorgsamenleving?
  15. Hoe stoppen we de algehele vergiftiging van de Aarde?

In samenhang vormen deze vijftien punten het economisch-politieke systeem. Er zijn van deze punten zeker onderdelen te realiseren. Die moeten ook nagestreefd worden. Maar de punten allemaal tegelijk realiseren is een te grote overgang. Wel kunnen we aan punten gaan werken en laten zien dat verandering mogelijk is en gunstige effecten oplevert.

De vragen worden hierna uitgewerkt in teksten; waarbij 6 uitgangspunten gelden: de teksten moeten een wervend karakter hebben, aansluiten bij noden, onderling coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uitgewerkt kunnen worden in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, en mobilisatiekracht hebben.

1. Anders meten

De traditionele methode om de welvaart van een land en van de groei van die welvaart te meten is het bbp. Dit staat voor Bruto Binnenlands Product. Het CBS geeft hiervoor de definitie: Het bbp wordt berekend uit de som van de waarde die door ondernemingen, huishoudens en overheden wordt toegevoegd aan de goederen en diensten die zij hebben moeten gebruiken om hun producten te kunnen maken. Tegen het gebruik van het bbp als indicator voor welvaart bestaan grote bezwaren. De belangrijkste zijn: er wordt geen rekening gehouden met diensten die niet in geld zijn uitgedrukt, zoals huishoudelijke arbeid of mantelzorg, er wordt geen rekening gehouden met natuurvernietiging en vervuiling en met ongelijkheid, het is vooral een politieke statistiek die overheden ertoe aanzet om alsmaar te blijven groeien. Het is een statistiek die economische omzet registreert zonder dat rekening gehouden wordt met welzijnsaspecten en aangerichte schade.

Om die reden wordt er al geruime tijd gediscussieerd over andere manieren om welvaart en welzijn te registreren. Zo is de Sustainable Development Index ontwikkeld (de SDI), en is er in Bhutan een index ontwikkeld voor Gross National Happiness (GNH).

In Nederland heeft dat geleid tot een jaarlijkse Monitor Brede Welvaart. Het commentaar van het PDSE op de meest recente versie: De zesde Monitor Brede Welvaart (MBW), die afgelopen week verscheen, inclusief de rapportage over de Sustainable Development Goals (SDG’s), schetst een beeld dat redelijk overeenkomt met het beeld van de voorgaande versies: in het ‘hier en nu’ gaat het vanuit ‘de economie’ gezien vrij goed, maar dat legt een grote druk op mensen hier en elders, en op de natuur. De ongelijkheid tussen praktisch en theoretisch opgeleiden, en tussen mensen die buiten Nederland geboren zijn, en mensen die in Nederland geboren zijn met ouders waarvoor dat ook geldt, blijft schokkend. Het gebruik in de praktijk van deze index, bijvoorbeeld om de effecten op de begroting, van een beleidsmaatregel of een nieuwe wet te beoordelen, is vrijwel afwezig.

Juist door steeds maar te herhalen dat in geld uitgedrukte goederen en diensten de kern van de economie vormen, zitten we in een onduurzame spiraal die omhoog lijkt te gaan, maar die in feite omlaag gaat. De afweging wordt niet gemaakt tussen enerzijds bijvoorbeeld meer vrije tijd en de aanwending in huisonderhoud, een groentetuin of vrijwilligerswerk en anderzijds de eventuele vermindering van het brutosalaris.

Inmiddels is een aantal landen lid geworden van WEGo. Het Wellbeing Economy Governments partnership is een samenwerkingsverband van nationale en regionale overheden die geïnteresseerd zijn in het delen van expertise en overdraagbare beleidspraktijken om hun gedeelde ambitie van het opbouwen van welzijnseconomieën te bevorderen. WEGo is opgericht vanuit de erkenning dat ‘ontwikkeling’ in de 21e eeuw het leveren van menselijk en ecologisch welzijn met zich meebrengt, en bestaat momenteel uit zes nationale regeringen: Schotland, Nieuw-Zeeland, IJsland, Wales, Finland en Canada. Het Manifest 2023 bepleit dat Nederland lid wordt van WEGo waardoor er meer politieke aandacht komt in uitvoering en planning van een echt brede welvaart. Naast WEGo bestaat een WEAll, de Wellbeing Economy Alliance (met ook een Nederlandse hub) waarvan personen en organisaties deel uitmaken met ook als doelstelling het bevorderen van die brede welvaart.

2. Halvering voetafdruk

De stappen die nodig zijn om volledig duurzaam te worden kunnen goed worden weergegeven in onze mondiale ecologische voetafdruk. De ecologische voetafdruk geeft aan hoeveel biocapaciteit we gebruiken voor het huidige niveau van consumptie, inclusief de verwerking van de afvalproductie. Deze voetafdruk wordt gemeten in (mondiale) hectares. We kunnen dus de impact van onze leefstijl (consumptie, vervoer, energiegebruik etc.) vaststellen en vergelijken met die van anderen. In Nederland gebruiken we 5,6 ha per persoon. In de VS 8,1 ha, in Kenia 1,3 ha. De voetafdruk is in feite zowel een ecologische als een sociale indicator (van de grote ongelijke claims op de mondiale gebruiksruimte van de Aarde).

Mondiaal bekeken is er nu nog 1,6 ha (de biocapaciteit) beschikbaar per persoon. Maar de gemiddelde mondiale voetafdruk is al 2,8 ha, dus 1,2 ha te groot per wereldbewoner! Dat betekent dus dat we met onze consumptie de draagkracht van de Aarde ver te boven gaan en dat dat op termijn niet te handhaven is. Dit wordt ook wel weergegeven door te kijken naar de jaarlijkse ‘Earth Overshoot Day’. Dat is de dag waarop we de hernieuwbare productieve vermogens van de Aarde voor een jaar verbruikt hebben. Het zal geen verrassing zijn dat deze dag elk jaar meer naar voren in het jaar verschuift. In 2023 viel deze op 2 augustus.

We moeten dus deze datum weer naar achter weten te schuiven. Op termijn moet deze terug naar 31 december. Willen we ook iets herstellen van wat we teveel hebben opgesoupeerd dan is ook 31 december niet genoeg. Dus een begin maken met een halvering van de voetafdruk in 2030 is een van de belangrijkste opgaven voor de mensheid; vooral voor dat deel dat extreem veel gebruikt. Dat betekent dat we minder moeten produceren en consumeren van die producten die een aanslag op de biocapaciteit van de Aarde doen. Om een paar belangrijke categorieën te noemen: fossiele energie, onduurzame landbouw, dierlijke producten, overmatige visvangst, niet repareerbare goederen, onduurzame kleding. Daar staat tegenover dat ons welzijn, ons welbevinden, erop vooruit kan gaan. Meer vrije tijd, meer onderwijs, meer tijd voor opvoeding, meer tijd voor mantelzorg, schonere lucht etc. Ook moeten we ons realiseren dat bijv. een gerepareerde gsm niet slechter werkt. Duurzame kledij kan zelfs prettiger en gezonder zijn. De neveneffecten van een kleinere voetafdruk zijn ook van grote invloed op de CO2-uitstoot.

Naast een halvering van de enorme mondiale voetafdruk van de rijke geïndustrialiseerde landen moet er ruimte blijven voor landen die nog onder het mondiale beschikbare zitten. Hierboven staat het cijfer voor Kenia met 1,3 ha. Daar zit dus nog ruimte voor ontwikkeling. Laten we hopen op een verstandige en duurzame ontwikkeling.

De halvering van de mondiale voetafdruk is eigenlijk de kern van de zorgsamenleving. We zitten gevangen in een groeimodel waarin het elk jaar meer, meer, meer moet zijn. Dat betekent dat we een heel andere economie en een heel andere samenleving moeten gaan inrichten. Om te beginnen kunnen de advertenties voor overbodige producten extra zwaar belast worden. Bijvoorbeeld voor vliegvakanties.

3. De mondiale dimensie

Nog altijd is het koloniale verleden, de gevolgen van de slaveninzet en neokoloniale grondstoffenroof de olifant in de kamer van publicaties en conferenties over mondiale klimaat-, natuur-, en sociale rechtvaardigheid. De praktijk van omgekeerde ontwikkelingshulp is veelzeggend. Deze houdt in dat er veel meer geld van arme naar rijke landen gaat dan andersom. We geven hulp (waarop al sinds jaar en dag beknibbeld wordt) maar veel meer geld stroomt van Zuid naar Noord, in de vorm van rentebetalingen en afbetalingen van leningen, het wegsluizen van corrupt geld van het mondiale Zuiden, naar de rijke landen. Uit het PDSE-archief: Die omgekeerde ontwikkelingshulp werd weer duidelijk uit een rapport van UNCTAD, ‘Tackling Illicit Financial Flows for Sustainable Development in Africa’ (2020). Dat rapport berekent dat er jaarlijks $ 88,6 miljard op illegale wijze vanuit Afrika verdwijnt naar andere continenten, bijna twee keer zoveel als er jaarlijks aan ontwikkelingshulp binnenkomt. De illegale geldstromen worden in vier categorieën opgedeeld. De grootste daarvan heeft te maken met illegale zakelijke geldstromen, waarbij bijvoorbeeld belasting wordt ontweken door met behulp van rekeningen met fake prijzen winsten in belastingparadijzen terecht te laten komen. Nederland wordt (uiteraard) ook door UNCTAD genoemd als een van de belangrijkste doorvoerhavens van weg te sluizen gelden naar belastingparadijzen. Andere illegale geldstromen hebben te maken met corruptie, illegale markten en diefstal.

Naast deze ongelijke ontwikkelingshulp (en verkeerde governance) is de ongelijkheid qua voetafdruk enorm. In de vorige paragraaf werd hierop al gewezen. Wij gebruiken de grondstoffen, wij vissen de zee leeg, wij stoten de CO2 uit. Wij hebben de middelen om te werken aan mitigatie en adaptie om de klimaatcatastrofe minder groot te maken.

De groei van de wereldbevolking is een probleem op zich. Hoe sneller dit stabiliseert hoe beter. Naast onderwijs aan meisjes en vrouwen en het bevorderen van de lokale ontwikkeling is een goede regulering van arbeidsmigratie belangrijk. Ook een eerste begin maken met een mondiaal basisinkomen kan helpen om ongewenste stromen van mensen te beperken en om van de omgekeerde ontwikkelingshulp weer echte hulp te maken.

Op verschillende fora zijn toezeggingen gedaan om veranderingen aan te brengen in dit onrecht. Op internationale conferenties zoals in Glasgow waarin de belofte werd vastgelegd om jaarlijks 100 miljard dollar te verstrekken van de ontwikkelde landen aan de ontwikkelingslanden. Ook in de CoP’s over natuur werden beloften gedaan. In de praktijk kwam van deze beloften weinig terecht. In Dubai is op de CoP de afspraak opnieuw vastgelegd maar de invulling laat nog op zich wachten.

Een belangrijk richtpunt voor internationale solidariteit vormen de Sustainable Development Goals (SDG’s), Deze zijn uitgewerkt in 17 doelen, die elk weer bestaan uit vele subdoelen. De doelen gaan van stop de armoede en een einde aan de honger tot aan doel 17: Versterk de implementatiemiddelen en revitaliseer het wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling. De realisatie van deze doelen in 2030, zoals de opzet is, ligt bij lange na niet in het verschiet.

Om de internationale solidariteit echt inhoud te geven, zijn er maatregelen nodig die de systemische uitbuiting en onderdrukking verminderen en uiteindelijk stoppen. Daarbij valt te denken aan: het beëindigen van belastingparadijzen. Ook het zogenaamde Investor to State Dispute Settlement (ISDS), dat een onderdeel is van internationale handelsverdragen, plaatst landen in het Zuiden in een nadelige positie. De belangen van grote bedrijven wordt daarin meestal voorrang gegeven boven de belangen van ontwikkelingslanden. Verplicht daarnaast multinationals tot ‘country-by-country reporting’ waarin ze per land hun activiteiten, het aantal werknemers, en de omzet en winst aangeven. Scheld schulden van ontwikkelingslanden geheel of grotendeels kwijt.

4. Vermindering sociale ongelijkheid

‘Het valt wel mee met de sociale ongelijkheid in Nederland’ is een vaak gehoorde bewering. Zeker in vergelijking met landen als de Verenigde Staten valt het mee. Maar de inkomens van CEO’s zijn gemiddeld 40 keer hoger dan die van de gemiddelde werknemer. Dat het meevalt voor de inkomensongelijkheid wordt vaak ‘bewezen’ met de Gini-coëfficiënt. Die loopt van totale gelijkheid (0) tot totale ongelijkheid (1) en bedroeg volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek vorig jaar 0,285. De NRC (6 nov. 2023) relativeert deze beperkte inkomensongelijkheid: De inkomensgelijkheid in Nederland wordt mede bereikt door het sinds de eeuwwisseling sterk gegroeide stelsel van inkomenstoeslagen. Een toeslag kan als minder zeker worden ervaren dan het inkomen – loon of uitkering – zelf. De toeslag kan elk moment vervallen, stijgen of dalen of – ten onrechte – worden afgepakt. De affaire rond de kinderopvang heeft er wat dat betreft diep ingehakt. De roep om vereenvoudiging van het stelsel is dan ook begrijpelijk: juist het systeem dat is opgetuigd om de inkomensongelijkheid te beteugelen, draagt tegelijkertijd bij aan de gevoelde bestaansonzekerheid. Het grote probleem ligt daarnaast in de hoogte van de minimuminkomens en in de daarvan afgeleide uitkeringen. Het is te laag om zonder angst en vrees het einde van de maand te halen of voor extra reparatiekosten aan een wasmachine of auto.

De omvang van de vermogensongelijkheid is veel groter in Nederland, maar ook mondiaal. Bij het recente bezoek van Bernie Sanders haalde deze vaak aan dat de drie rijkste miljardairs van Amerika bij elkaar meer vermogen hebben dan de onderste helft van de samenleving. Dat vermogen geeft de rijksten onverantwoord grote mogelijkheden om de politiek te beïnvloeden, zoals ook het boek ‘Limitarisme’ van Ingrid Robeyns laat zien.

Een zorgsamenleving kan niet op stabiele bodem rusten als niet radicaal wordt ingegrepen in deze ongelijkheden. Er kan geen echte klimaatpolitiek gerealiseerd worden als de lagere inkomens hiervoor de zwaarste lasten moeten dragen. Geopolitiek kan er geen sprake zijn van evenwichtige betrekkingen wanneer de landen in het mondiale Zuiden blijven leven in onrecht. Zo leidt een grotere ongelijkheid tot afnemend vertrouwen in andere mensen en instituten, tot een lagere geestelijke gezondheid en tot een toename van stress en kans op burn-out.

Ook is de ongelijkheid in koopkracht slecht voor het milieu. In een samenleving met veel ongelijkheid zijn mensen ook bezig met hun onderlinge posities. De ongelijkheid maakt het ook moeilijker om maatregelen te nemen die bijvoorbeeld nodig zijn om klimaatverandering tegen te gaan. Huishoudens met een laag inkomen betalen een groter deel van dat inkomen aan energie, maar ze worden bovendien relatief zwaarder geraakt door komende klimaatmaatregelen dan huishoudens met een hoog inkomen. Het is logisch dat er verzet tegen zulke maatregelen is opgekomen. Mensen voelen zich teveel een speelbal van economie en politiek. Mensen moeten weer het idee krijgen dat ze ‘grip’ op het leven hebben.

Maatregelen die direct effect sorteren zijn: verhoging van het minimumloon, afschaffing van het eigen risico in de zorg, verhoging van de progressie in de inkomstenbelasting en verhoging van de erfbelasting. De drang om de economie te laten groeien kan verminderen wanneer bestaanszekerheid uitgangspunt wordt. Daarnaast moet er gewerkt worden aan een verbetering van de basisdiensten. Door het opzetten van een systeem van universele basisdiensten. De diensten die in de basisbehoeften moeten voorzien kunnen wat variëren door de tijd heen, maar je kunt om te beginnen denken aan onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, energie, water, voedsel, mobiliteit, kinderopvang, ouderenzorg en communicatie.

Pas als er sprake is van redelijke inkomens- en vermogensverhoudingen, en wanneer de bestaanszekerheid gewaarborgd wordt, kunnen we spreken van een inclusieve samenleving.

5. Nieuw belastingstelsel

Belastingen vormen naast het geweldsmonopolie het tweede belangrijkste overheidsmonopolie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij voorstellen voor economische en sociale politiek de belastingen fungeren als een soort snoepdoos. Waar het echter om gaat zijn de belastingmaatregelen die bijdragen aan systemische veranderingen. Een procentpuntje meer of minder btw heeft niet dat effect. In grote lijnen gaat het om de volgende maatregelen in relatie tot degrowth en CO2-reductie:

  • Verlaag de belasting op arbeid waardoor arbeid minder duur wordt en bijvoorbeeld zorg en andere diensten en reparaties minder duur worden.
  • Hef een eerlijke belasting op consumptie; de huidige ongeremde consumptiegroei is dweilen met de kraan open. Hef bijv. een progressieve CO2-belasting op het niveau van het individu. Met extra belasting voor luxeproducten.
  • Belast het gebruik van nieuwe grondstoffen zwaarder en maak afvalproductie veel duurder.
  • Maak de belasting op inkomen, vermogen en erfenissen progressiever. In het huidige stelsel met de verschillende ‘boxen’ zitten daarnaast te veel ontsnappingsmogelijkheden voor hogere inkomens (bijv. de belasting op aanmerkelijk belang in een onderneming).
  • Verhoog in snel tempo de CO2-heffing voor bedrijven. Door de invoering van een heffing op CO2 aan de EU-buitengrenzen leidt dat niet langer tot concurrentienadeel.
  • Belast vermogens boven een grens van 1.000.000 € met jaarlijks 2% extra. Dit staat inmiddels in veel verkiezingsprogramma’s. En zorg ervoor dat vermogensvlucht zwaar belast wordt.
  • Maak een eerlijk systeem, helder voor iedereen en zonder stressvolle en vaak discriminerende toeslagen.

6. Arbeid

Arbeid kent erg veel aspecten. Zo is er het onderscheid tussen productieve en onproductieve arbeid bij Marx. Alleen arbeid die meerwaarde oplevert is productief. Arbeid heeft ook religieuze en zingevingsaspecten. Ook filosofen hebben er veel over geschreven. Hannah Arendt bijvoorbeeld is mede bekend geworden om haar omschrijving van vita activa; in ons actieve leven vormen arbeid, werk en handelen de kern van onze bestaansvoorwaarde. Naast arbeid als abstract begrip kennen we o.a. het arbeidsproces, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Arbeid staat historisch vooral bekend om het daaraan verbonden begrip uitbuiting. De kapitalistische groei-economie wordt voortgestuwd door uitbuiting. Alhoewel dit tegenwoordig niet meer zo (vaak) ervaren wordt, zijn de feitelijke krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal nog steeds actueel. Onder de neoliberale dominantie van de afgelopen decennia is de verhouding arbeid – kapitaal, uitgedrukt in de arbeidsinkomensquote, positief verschoven in de richting van kapitaal.

In de zorgsamenleving krijgt arbeid een andere plaats. Aan de hand van zes kernkwesties:

  • Het huidige arbeidsethos is gebaseerd op: geen werk dus geen inkomen. Werk is daarin betaald werk terwijl veel vormen van arbeid geen inkomen opleveren. Een ruimere arbeidsdefinitie is gewenst. Het recht op luiheid, bekend van het boekje van Marx’ schoonzoon Paul Lafargue (jaren ’80 van de 19de eeuw), is een verzet tegen te grote werkzucht en -discipline. Hij bepleitte onder meer een drie-urige werkdag.
  • Arbeidstijdverkorting (ATV) is daarna steeds een discussiepunt geweest en is nog steeds actueel. Een aanzienlijke arbeidstijdverkorting is gewenst. Het zorgt voor minder stress, minder arbeidsverzuim, de mogelijkheid om langer door te werken voor ouderen en meer ruimte voor zorgtaken. Ook het recht op een sabbatjaar, bijv. na 10 jaar werken, verdient erkenning.
  • Een van de grote problemen bij arbeid vormt de werkzekerheid. Wanneer je niet voldoet aan het ideale plaatje zijn de baanmogelijkheden beperkt. Ook is er al snel sprake van discriminatie wanneer je niet de juiste voor- of achternaam hebt.
  • Werkzekerheid kan een uitgangspunt vormen voor een nieuwe arbeidspolitiek. Volgens het PBL heeft een kwart van de mensen een beperkte werkzekerheid. Ook in de arbeidsmarktregio worden grote verschillen geconstateerd in werkzekerheid.
  • De enorme toename van nulurencontracten, uitzendwerk, oproepcontracten en flexcontracten (vaak in langdurige opeenvolging) geeft veel onzekerheden, het zijn dikwijls precaire banen, vooral bij starters. Ook de vaak noodgedwongen ZZP-constructies leveren vaak weinig zekerheden. Uitgangspunt moet zijn een vaste baan.
  • Creëer daarnaast basisbanen voor mensen met een uitkering en weinig perspectief op de arbeidsmarkt.

7. Natuur & klimaat

Natuur krijgt veel te weinig aandacht bij de meeste ideeën rond een zorgsamenleving. Een betere biodiversiteit, een versterking van de bestaande en vorming van nieuwe natuur worden mondjesmaat genoemd. De enorme achteruitgang van de mondiale, en meer nog de landelijke biodiversiteit, vormt een enorme bedreiging voor de toekomst. De achteruitgang van de insectenpopulaties is gigantisch en zeer zorgelijk. Uit onderzoek bleek dat op 63 locaties verspreid over 31 natuurgebieden in Duitsland de totale biomassa aan vliegende insecten in de laatste 27 jaar met 76% achteruit is gegaan. De bestuiving van bomen en planten, en daarmee ook onze voedselvoorziening, wordt precair.

Stikstof, intensieve landbouw, verdroging en de versnippering van natuurgebieden zijn de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van de natuur, aldus het WNF. Ook is veel natuur kwetsbaarder geworden en soms al verdwenen door de klimaatverandering. De voortdurende uitbreiding van de intensieve landbouw, en het voortgaande gebruik van glyfosaat en andere bestrijdingsmiddelen, moeten gestopt worden.

Ook mondiaal, zowel op land als in het water, is de achteruitgang groot. Het heeft grote gevolgen voor arme en kwetsbare bevolkingsgroepen en vooral voor inheemse volkeren. Herstel van biodiversiteit is soms zelfs een voorwaarde voor het kunnen realiseren van andere opgaven, zoals het halen van de klimaatdoelen. De houding van veel boeren en boerenorganisaties, dat zij zorgen voor ons voedsel, kan zomaar omslaan in het tegendeel: zij zorgen ervoor dat ons voedsel niet meer gegarandeerd is. In veel publicaties wordt dan ook al gesproken over de zesde massa-extinctie. De laatste massa-verdwijning van soorten betrof de dinosauriërs.

Voor verbetering van de natuur en de biodiversiteit zijn grootschalige programma’s nodig. In de eerste plaats het werken met regeneratieve programma’s om natuur en biodiversiteit terug te krijgen, zoals herstel van mangrovebossen in tropische en subtropische gebieden. Naast herstel van biodiversiteit zorgen deze hersteloperaties ook voor extra veiligheid bij zeespiegelstijging. Ook in de landbouw zorgen regeneratieve programma’s voor herstel van biodiversiteit en een verbetering van de voedselveiligheid. Naast regeneratie vormt rewilding een heel belangrijk punt. Rewilding, in een definitie van een onderzoeksproject van de WUR, is een vorm van ecologisch herstel met de nadruk op het verminderen van de menselijke controle en het vertrouwen op ecosysteemprocessen om hersteldoelen te bereiken. Het kan bijdragen aan het vergroten van de biodiversiteit en aan extra CO2-opslag. Tenslotte is het toekennen van rechten aan natuur een belangrijk instrument. Door een rivier of een bos de status van rechtspersoon te geven kan de status beter verdedigd worden.

Klimaat komt door dit hele stuk in allerlei onderdelen aan de orde. Klimaat is een bron van toenemende zorg. Het klimaat krijgt dan ook veel aandacht in de nationale en internationale discussies en maatregelen. De klimaatontwrichting is tegenwoordig vrijwel elke dag ergens in de wereld wel aan de orde. Het gaat niet alleen om de voortdurende mondiale stijging van de temperatuur die inmiddels de 1,5 graad Celsius heeft overschreden. Het gaat ook om steeds nieuwe extremiteiten in droogte, in regenval, in stormen, verblekend koraal et cetera. De jaarlijkse conferenties laten steeds kleine stapjes vooruit zien, maar steeds ook niet ver genoeg en internationaal gezien ook zonder consequenties voor landen die niet meebewegen.

Internationale afspraken waarin aan landen in het Globale Zuiden steun verleend wordt, zoals in de COP 26 in Glasgow, komen niet van de grond. Hierop moet de aandacht gevestigd blijven. Zonder internationale rechtvaardigheid kan er ook geen regionale rechtvaardigheid zijn.

8. Inrichting economie

Er zijn weinig beschrijvingen van alternatieven voor de huidige economische structuur, terwijl dat wel een kernpunt is om te komen tot een echt duurzame economie. De huidige economie is maximaal ingericht op groei. Schaalvoordelen worden maximaal uitgenut en de daarmee samenhangende concentratie en ketenafhankelijkheid zorgt voor een klein aantal mondiale bedrijven die het tempo en de richting van de economie in hoge mate bepalen. Vooral de platformbedrijven (als Meta, Microsoft), ook wel samen big tech genoemd, met hun monopolieachtige voordelen, profiteren daar maximaal van. Het is een economie die gekenmerkt wordt door aandeelhouderskapitalisme. Om de aandeelhouders tevreden te houden worden alle mogelijke trucs uit de kast gehaald. Een van de bekendste is de inkoop van eigen aandelen waardoor de beurskoers stijgt. Ook het manipuleren van winsten en kosten, door deze over diverse landen heen en weer te schuiven, hoort daartoe. Ook de lobbymacht van de grote bedrijven is immens. Zowel landelijk, in de EU als bijna spreekwoordelijk in de VS. De National Rifle Association is een van de meest beruchte.

Naast de marktmacht is de politieke en maatschappelijke invloed zo groot geworden dat deze ontwrichtend werkt. De sociale media en de apparaatjes die daarbij horen, zoals de gsm, bepalen steeds meer het dagelijks leven. Kinderen zitten dagelijks te veel uren op schermpjes te staren en politici proberen met hun gebruik van sociale media hun positie te verbeteren.

Concentratie van bedrijven betekent ook regionale concentratie waardoor er naast grote samenklonteringen ook perifere gebieden ontstaan met een veel lagere economische bijdrage en daarmee ook minder werkgelegenheid.

Om een transitie naar een andere economie te realiseren wordt al geruime tijd aandacht gegeven aan de realisatie van een kringloopeconomie. Een kringloopeconomie is ingericht om zo weinig mogelijk nieuwe grondstoffen te gebruiken en maximaal de mogelijkheden voor hergebruik en reparatie uit te buiten. Dat bekent voor bedrijven intern een andere organisatie en daarnaast meer samenwerking tussen bedrijven. Doordat de grote internationale bedrijven al erg ingesteld zijn op het realiseren van optimale productieketens kunnen de voorwaarden voor een circulaire economie daarin goed passen. In het nationaal programma Nederland Circulair worden vier onderdelen genoemd: grondstoffengebruik verminderen, grondstoffen vervangen, levensduur verlengen en hoogwaardige verwerking (recycling).

De neoliberale orde staat vooral ook bekend om haar liefde voor marktwerking. Daarvoor zijn er vele privatiseringen doorgevoerd in vitale maatschappelijke sectoren. Vooral de zorg heeft hier nog steeds onder te lijden. De opzet van de eerdergenoemde basisdiensten kunnen veel van deze privatiseringen weer doen kantelen. Bijvoorbeeld: onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, energie, water, voedsel, mobiliteit, kinderopvang, ouderenzorg en communicatie (zie: https://platformdse.org/een-pleidooi-voor-universele-basisdiensten/). Met name volkshuisvesting verdient grote aandacht.

De markteconomie moet weer ondergeschikt gemaakt worden aan maatschappelijke doelen. De overheid moet de regie terugpakken van de aandeelhouders (ook op EU-niveau en liefst ook mondiaal). We willen de markten niet afschaffen, maar wel kunnen we (deel)markten reguleren op een manier die leidt naar positieve maatschappelijke uitkomsten. Ook moeten we de instituties herijken. Deze zijn vrijwel allemaal gekleurd door de neoliberale golf van de laatste veertig jaar. Daarnaast moeten instituties als de Sociaal Economische Raad aangepast worden aan de huidige verhoudingen door hierin onder andere natuur op te nemen, en door aandacht voor de platformeconomie en de tech-bedrijven.

Behalve voor een kringloopeconomie is extra aandacht nodig voor regionalisering van bedrijven. Dat houdt in dat daar geproduceerd wordt waar ook de consumptie plaatsvindt. Het leidt onder meer tot minder vervoersbewegingen, betere controle op de productie, efficiënter energiegebruik en spreiding van de werkgelegenheid. Een lokale en een buurteconomie legt de controle weer dichter bij de mensen zelf.

In de jaren 80 van de vorige eeuw was arbeiderszelfbestuur een veel besproken thema. Uiteindelijk is er niet veel meer over van die discussie. We kennen een ondernemingsraad in bedrijven en vergelijkbare raden in scholen, bij de overheid en in de zorg. Discussie over uitbreiding van de bevoegdheden is zo goed als dood. Toch moet in een nieuwe economie dit onderwerp opnieuw op de agenda komen, want een nieuwe economie wordt niet meer gedomineerd door de aandeelhouder maar vooral door de werknemers en andere stakeholders, zoals consumenten en overheden. Een manier om dit te veranderen is flink in opkomst: Sociale ondernemingen. Daarnaast zijn er zogenaamde steward-owned bedrijven. Bij zulke bedrijven hebben niet de aandeelhouders het voor het zeggen maar stewards, een soort rentmeesters die waken over het bedrijf, ook voor de komende generaties. Ook de bedrijven die werken volgens de uitgangspunten van de Gemene-Goed-Economie van Christian Felber houden rekening met alle stakeholders.

Belangrijke onderdelen van een nieuwe economie vormen de landbouw en de voedselindustrie. Voor de landbouw betekent dit het afzweren van de doorgaande uitputting van de grond, het stoppen van de inzet van gevaarlijke pesticiden en kunstmest, het stoppen van de verspillende omzetting van plantaardige voedingsmiddelen in vleesproductie en het over grote afstanden transporteren van voedsel. Ook de voedselindustrie die steeds verder gaat in de productie van te zout, te zoet en te vet voedsel kan veel eenvoudiger en gezonder.

Met de inrichting van een regeneratieve kringlooplandbouw kunnen we wereldwijd voldoende voedsel produceren en tegelijk het biodiversiteitsherstel bevorderen. Voor Nederland geldt dat de productie voor de export van de landbouwsector veel te ver is doorgeschoten en dat we terug moeten naar een meer regionale voedselproductie. De voedselketens kunnen korter, duurzamer en gezonder.

9. 100% Duurzame energie

Dat duurzame energie een must is en een centrale plaats inneemt in de transitie naar de zorgsamenleving is algemeen geaccepteerd. De grote verschillen in opvattingen op dit gebied liggen vooral in het tempo en in de middelen om dit te realiseren. De macht van de huidige grote fossiele bedrijven is nog altijd immens. Als Shell kucht dan springt de VVD in de houding, om het maar beeldend uit te drukken. Dit leidt ertoe dat er makkelijk omgesprongen wordt met data. Onvoldoende wordt benadrukt dat het later realiseren van voldoende duurzame energie navenant steeds duurder wordt.

Energiebesparing is de eerste en veruit de belangrijkste stap op weg naar duurzame systemen. De belasting op CO2-uitstoot stijgt, maar snelle effecten kunnen alleen verwacht worden wanneer deze belasting sneller stijgt. Voor besparing is daarnaast samenwerking belangrijk. Dat betreft samenwerking tussen bedrijven in de energie-afname en in stedelijke gebieden tussen alle mogelijke betrokken partijen. Decentralisatie van energieproductie is tevens een goed instrument voor de bevordering van de regionale economie en voor de betrokkenheid van burgers (via b.v. coöperaties).

Lastenverdeling is een belangrijk struikelpunt bij het streven naar duurzame energie. Daarom zijn forse beloningen nodig om de lasten zo te verdelen dat de lagere inkomens daadwerkelijk merken dat energiebesparing hen ook geld oplevert.

Nieuwe technieken kunnen veel opleveren in energiebesparing. Enkele voorbeelden: energie uit rioolwater, riothermie genoemd door de Amsterdamse woningcorporatie die hieraan werkt. Ook batterijen voor buurten en bedrijven worden steeds aantrekkelijker. Het investeren door de overheid in dergelijke initiatieven is aantrekkelijker en levert op korte termijn meer resultaat op dan het bouwen van nieuwe kerncentrales die altijd een treurige erfenis achterlaten, voor eeuwen. Mariana Mazzucato is bekend om haar moonshot-economics. Stel jezelf als overheid een ver gelegen doel (b.v. naar de maan gaan) en richt processen erop in om dat te bereiken. In de meeste gevallen blijkt dat dan ook te lukken. Dus een overheid die 10 miljard investeert in grote batterijen komt waarschijnlijk verder in echt duurzame economie dan met kernenergie.

10. Het geldstelsel veranderen

Geld is de verborgen kracht van de groei-economie. Geld (of voorwerpen die waarde uitdrukten) heeft altijd al bestaan, maar in de kapitalistische geldeconomie heeft geld een speciale plaats gekregen; ging het daarvoor altijd om geld als ruilmiddel, in de kapitalistische economie is geld(vermeerdering) een doel op zich. Dat heeft zich geuit in het geld- en kredietsysteem. Door te werken met bankkredieten worden bedrijven gedwongen extra inkomsten te realiseren om de rente en aflossing van de kredieten te kunnen betalen. Dat is een belangrijke verklarende factor in de groeidwang. Het verklaart ook de centrale plaats van financiële instellingen in de economische orde.

Omdat banken geld kunnen scheppen door de kredietverlening is de controle op hoeveelheid en aanwending van geld niet in overheidshanden. Natuurlijk zijn er middelen om als overheid hierin te interveniëren door bijvoorbeeld eisen te stellen aan de reserves van banken of via centrale banken de rentevoet te manipuleren, maar de kern van de dynamiek wordt hiermee niet aangetast.

Willen we tot een geldstelsel komen waarin de groeidwang niet meer aanwezig is, dan zijn er diverse opties voor de discussie:

Werken met parallelle geldstelsels. Deze zijn vaak lokaal ingericht, maar komen toch niet echt van de grond.

Een betere controle op de geldschepping, door deze bijvoorbeeld voor te behouden aan de rijksoverheid (of de EU)

Een algemene wens is te komen tot een enorme verkleining van de invloed van de financiële sector en daarmee het realiseren van een financiële sector die proportioneel is ten opzichte van de reële economie. Parrique spreekt van slow finance. Daarbij horen het ontmantelen van grote banken en het scheiden van investeringsbanken en spaarbanken. Financiële activiteiten moeten ethisch zijn in de zin dat je gemotiveerd wordt door sociale en ecologische missies en niet door meer geld verdienen. De heffing van een door velen gesteunde financiële transactie taks (FTT), een belasting op alle financiële transacties, zorgt voor het afremmen van flitstransacties. Daarnaast is een FTT een welkome financiële bron in de transitie naar een duurzame economie.

Omdat veel vermogensbestanddelen van bedrijven deel uitmaken van de beleggingen van pensioenfondsen, zal ook hier de nadruk niet meer op maximaal rendement moeten liggen maar op ecologische en sociale doelen.

11. Democratie

Bij alle vragen rond de strategie voor een zorgsamenleving speelt de kwestie: hoe gaan we dat organiseren? Dat vergt nogal een andere overheid. De huidige manier waarop het land bestuurd wordt roept erg veel kritiek en weerstand op. De dominante rol van politieke partijen leidt ertoe dat de meeste plannen gericht zijn op de komende vier jaar en op stemmenmaximalisatie voor de betreffende partijen. Ook de EU is nog lang niet democratie-proof. Vooral het Europees Parlement moet meer bevoegdheden krijgen.

Een aantal voorstellen wordt al in brede kring bediscussieerd. In het algemeen wordt de burgerparticipatie bevorderd. Verder wordt door velen de invoering van burgerfora of burgerberaden bepleit. Hierbij gaat het om een representatieve selectie van een groep inwoners die met elkaar in gesprek gaan over een maatschappelijk vraagstuk. De betrokken overheid, de regering, de provincie of de gemeente, committeert zich om de aanbevelingen ook uit te voeren. Ook de invoering van een bindend referendum moet geregeld worden. Daarnaast kan ook het ontwikkelen van een preferendum waarbij in een referendum meer keuzes worden voorgelegd dan alleen ja/nee een betere keuze bevorderen (zie David van Reybrouck in NRC 09-10-2021).

Daarnaast is het zaak om het lobbyen aan banden te leggen. Het kan niet zo zijn dat lobbyisten tekstvoorstellen voor wetgeving schrijven. Ook de invloed van de (nieuwe) media is een belangrijk punt van aandacht. In Frankrijk wordt ook gesproken over nieuwe vormen van lokale democratie. De zogenoemde basin de la vie vormt het kleinste territorium waarin bewoners toegang hebben tot de meest voorkomende voorzieningen en diensten. Te denken valt aan kleine gemeentes, kleine kernen, wijken etc. Deze vormen een goede basis voor nieuwe participatievormen. Ombudssystemen, spreekuren door politieke partijen op lokaal niveau kunnen daadwerkelijk mensen ondersteunen in de chaos van regelingen en mogelijkheden.

Het recht, tenslotte, blijkt steeds meer een laatst verdedigingslinie. Als de politiek niet helpt, als debatten niet helpen, als acties niet helpen, dan is het recht een betrouwbaar systeem om recht te verkrijgen.

12. Zorg

Er is veel discussie over de steeds stijgende kosten van de zorg. Weinig aandacht daarbij is er voor de perverse prikkels die uitgaan van de marktwerking in de zorg. Nog minder aandacht is er voor het feit dat veel van onze ziekten, veel van onze stress en ons maatschappelijk ongenoegen, voortkomen uit de opgebouwde enorme welvaart.

Door materiële welvaart, en zeker ook de verdere groei daarvan, te verminderen in het voordeel van meer tijd voor elkaar, minder spanning rond baanloosheid, treedt automatisch een vorm van preventie op die grote invloed kan hebben. Het is de positieve gezondheid, die uitgaat van veel meer preventie.

Door een inclusieve zorgsamenleving te realiseren creëren we andere uitzichten, andere omgangsvormen, andere verwachtingen en toekomstbeelden.

13. Onderwijs

In het algemeen is onderwijs ingericht om leerlingen goed te laten functioneren in de huidige maatschappij. Hoe zou onderwijs eruitzien wanneer het gericht is op een toekomstige maatschappij waarin niet welvaart maar welzijn en culturele waarden centraal staat. Dit ook inclusief de noodzakelijke maatregelen rond klimaat-adaptie en -mitigatie. Zo’n aanpassing van leerplannen moet kinderen voorbereiden op de toekomstige maatschappij.

Even belangrijk, en daarvoor worden al veel initiatieven ondernomen, is het veranderen van het economie-onderwijs. De huidige orthodoxe economieopleidingen zijn tamelijk monomaan gedacht vanuit de neoklassieke leer van de vrijemarkteconomie.

Vanuit het PDSE is Our New Economy ontstaan (ONE). ONE richt zich vooral op een ander economie-onderwijs. Het brengt lesbrieven uit voor docenten, organiseert bijeenkomsten en neemt deel aan het publiek debat over economie.

14. Mobiliteit

Mobiliteit heeft een enorme invloed op onze manier van leven en op onze omgang met de Aarde. Het veroorzaakt CO2-uitstoot door fossiele energie; het verbruikt grote aantallen grondstoffen: staal, kunststoffen, lithium en nog veel meer; het vergt een enorm ruimtebeslag met parkeerplekken en wegen. Mobiliteit is ook een factor in de ongelijkheid van de maatschappij. De rijkste 1%, schrijft de Guardian (20-11-2023), veroorzaakt 66% van de CO2-uitstoot. Met behulp van een ‘sterftekosten’-formule – gebruikt door onder meer de Amerikaanse Environmental Protection Agency – die uitgaat van 226 extra sterfgevallen wereldwijd voor elke miljoen ton koolstof, berekent het rapport dat de uitstoot van die 1% alleen al voldoende zou zijn om de hitte te veroorzaken die leidt tot de daarmee samenhangende sterfgevallen van 1,3 miljoen mensen in de komende decennia. Uit het rapport, gemaakt met Oxfam, komt ook het schrikbarende cijfer dat het ongeveer 1500 jaar zou duren voordat iemand uit de onderste 99% van de wereldbevolking evenveel koolstof zou produceren als de rijkste miljardairs in een jaar tijd. Bovendien zijn er de talloze verkeersslachtoffers, vooral gerelateerd aan het autogebruik.

Mobiliteitsbeleid kent dus drie belangrijke speerpunten: het terugdringen van de CO2-uitstoot en het verbruik van (nieuwe) grondstoffen, het bestrijden van de ongelijkheid én de aantallen slachtoffers. Het verhogen van de CO2-heffing met een aanzienlijk bedrag is een eerste noodzakelijke maatregel. Daarnaast dient mobiliteitsbeleid gericht te zijn op een andere vervoersinfrastructuur waarmee ook de ‘vervoersarmoede’ bestreden kan worden.

Bereikbaarheid van voorzieningen kan worden bevorderd door ze binnen steden goed te spreiden (’15-minuten steden’ zoals Parijs nastreeft), en door te investeren in het overeind houden van voorzieningen in dorpen. Goede en goedkope buslijnen, beheerd door provincies en grote steden, krijgen meer prioriteit dan nieuwe hogesnelheidslijnen, die ervoor zorgen dat mensen met een goed inkomen verder van hun werk kunnen gaan wonen. Er worden geen wegen meer verbreed of aangelegd, behalve voor nieuwe wijken of bij uitzondering vanwege de verkeersveiligheid, omdat die vooral meer verkeer aantrekken.

15. Algehele vergiftiging

Het duurt 240.000 jaar voordat kernafval zijn giftigheid kwijt is. Nog steeds worden nieuwe kerncentrales gebouwd en de kernenergielobby is erin geslaagd om de bouw van nieuwe centrales ook weer op de Nederlandse politieke agenda te krijgen. Naast kerncentrales vormen kernwapens nog altijd een grote bedreiging voor de mensheid en de Aarde. Productie en onderhoud vergen grote budgetten en navenante input van energie en grondstoffen. Ondanks de na de grote demonstraties in ‘81 en ‘83 gesloten verdragen gaat de verspreiding en de aanpassing aan nieuwe systemen (zoals nucleaire granaten) onverdroten door.

Een tweede belangrijke vergiftigingsbron vormen de bestrijdingsmiddelen die in de reguliere en industriële landbouw gebruikt worden. In november 2023 besloot de Europese Commissie dat een van de meest giftige landbouwbestrijdingsmiddelen, glyfosaat, opnieuw voor 10 jaar gebruik in Europa toe te staan. Het middel is een van de meest gebruikte landbouwbestrijdingsmiddelen. Het doodt alle bodemleven en kan kanker en de ziekte van Parkinson veroorzaken. In een recente uitspraak in de Verenigde Staten werd de producent veroordeeld tot betaling van 1,5 miljard dollar aan drie patiënten. We zien uit naar nog meer rechtszaken hierover. Een ander product met een hoge vergiftigingsfactor vormt PFAS. Het is een verzamelnaam voor verschillende door de mens gemaakte stoffen. De effecten zijn groot: niet of nauwelijks afbreekbaar in het milieu (ze zijn persistent), ze zijn toxisch, ze verspreiden zich gemakkelijk in het milieu en ze zijn bio-accumulerend (het hoopt op). Veel zorgen geven ook de vele microplastics die wereldwijd op het land en in de zee/oceanen rondzwerven. Ze zijn teruggevonden in het menselijk lichaam. Ze zitten bijvoorbeeld in fleecejasjes, in shampoo, in tandpasta en in wasmiddelen.

De vervuiling van de oceanen met afval, en vooral plastic, is een andere tijdbom. Ook de zogenaamde landfills, stortplaatsen voor diverse soorten afval dragen bij aan de vervuiling van grondwater en de vergiftiging van de Aarde. De uitvoer van afval uit rijke landen naar de Global South is een punt van grote zorg. Het gaat o.a. om olieresiduen, vaak vermengd met giftige stoffen, en om plastics. Nederland is volgens de Plastic Soup Foundation een spil in de wereldwijde export naar niet-Westerse landen.

Tot slot

Groei, postgroei, ontgroeien (degrowth) is een verzameling termen die vaak leidt tot misverstanden. In de eerste plaats moeten de termen niet verwisseld worden met groene groei. Dit laatste is een misleidende term en duidt op het doorgaan met groeien met een groen randje. Dat levert niets op. Sterker, het is een voortzetting van een foute koers. Ook moet degrowth niet verward worden met geringere langzamer of zelfs de negatieve groei van een recessie. Een recessie is een tijdelijke achteruitgang van het bbp. Het is niet gepland. Degrowth daarentegen is gepland en gewenst. En betekent groei van bestaanszekerheid, welzijn en rechtvaardigheid.

De onderscheiding die Parrique maakt is interessant en bruikbaar. Postgroei, schrijft hij, is de bestemming en degrowth is de transitie, de overgangsperiode. Uiteindelijk moeten we terechtkomen in een economie die sociaal acceptabel is en die het draagvlak van de Aarde en de ecosystemen niet meer overstijgt. Deze situatie heeft een voetafdruk die mondiaal houdbaar is. Op basis van eerdergenoemde berekeningen moeten we daarvoor om te beginnen onze voetafdruk te halveren in 2030.

De bewegingen die er zijn op lokaal niveau op het gebied van voedsel en energie kunnen versterkt worden en een basis vormen voor een verdere regionalisering van de economie. Hiervoor moeten nieuwe instituties ingericht worden die deze beweging helpen en verankeren. Daarmee kan ook de verbinding met macro-economische ontwikkelingen sterker worden en kunnen omgekeerd de macro-economische ontwikkelingen beter landen in de regio’s.

De resultaten die te behalen zijn voor verbetering van de natuur, van klimaat, voor het mondiale Zuiden moeten steeds expliciet gecommuniceerd worden. We worden dan ook niet armer maar rijker, we krijgen meer welzijn, meer gemeenschap en gezondheid, werken mee aan een eerlijker mondiale verdeling en we leren te leven in evenwicht met de capaciteiten van de Aarde.

De strategie om deze resultaten te realiseren is er na de Tweede Kamerverkiezingen in november 2023 niet makkelijker op geworden. De bij elk van de 15 punten aangegeven acties vergen een enorme inzet; te veel en te groot voor het PDSE. Een manier om dit te tackelen is om bij elk van die punten en bij het geheel steeds het systeemkarakter te benoemen en om eventueel speerpunten in tijd en energie te kiezen. Elke actie moet op zich en voor het geheel coherent zijn. Daarnaast ook zullen we naast voortgaande lobby actief samenwerking zoeken met andere maatschappelijke organisaties. Door hun onderscheiden focuspunten kan een brede beweging ontstaan voor de noodzakelijke maatschappelijke mobilisatie.

Aanzet voor een nieuw narratief: De zorgsamenleving

 Zorg voor elkaar, zorg voor Aarde

Grote verhalen, narratieven, grote ideeën en opvattingen in verhaalvorm. Je vindt ze in de godsdienst, in de politiek, in de reclame en in de presentatie van bedrijven. Het mondt uiteindelijk meestal uit in waarheidsaanspraken over zingeving, over de gewenste inrichting van de maatschappij, over de identiteit van een groep waarin cultuur en structuur tot uiting komt. Je hoort regelmatig dat het ontbreekt aan een narratief, aan een wervend verhaal. Maar die roep klinkt ook in meer algemene zin. Gemeente, provincies en koepelorganisaties zijn ook op zoek naar een verhaal over het hoe en waarom van klimaatbeleid. Zo begint een rapport van TNO getiteld Narratieven over klimaatbeleid (juni 2023). Het is zoals de titel aangeeft beperkt tot klimaatbeleid en daarvan de effectieve elementen. De conclusie uit het onderzoek is dat er ‘iets’ moet gebeuren. Maar waarom het nodig is wordt meestal niet concreet gemaakt. Daarom onderstaande poging.

De roep om verhalen

Een nieuw groot verhaal moet concreter aangeven waarom en wat er moet gebeuren, maar wat is eigenlijk het grote verhaal waarmee we nu leven? En wat is het grote verhaal waarmee in het verleden aanhang werd verworven? De noodzaak voor een grote maatschappelijke transitie heeft de afgelopen jaren een baaierd aan uitgeschreven ideeën opgeleverd. Maar, aan welke voorwaarden en waarden moet dan een groot verhaal voldoen?

Overal wordt de noodzaak gezien voor nieuwe structuren, voor een andere cultuur, voor een verandering die leidt tot een betere maatschappij. Soms betekent dat voor mensen die uitspraken hierover doen een groot vergezicht van een Aarde die binnen de grenzen van het mogelijke zich verder ontwikkelt. Soms is het een veel beperkter horizon door aan bijvoorbeeld een democratischer bestuur een betere maatschappij te koppelen. Ook de slogan gebruikt door de voorstanders van Brexit: take back control had met een beperkte horizon het effect van een sterk narratief.

De feitelijke klimaatontwrichting heeft geleid tot doorbraken in de discussie over de noodzaak van een nieuw narratief. In het verlengde van de kosten van de klimaattransitie kwam ook de discussie los over klimaatrechtvaardigheid en daarmee van de ongelijkheid van inkomen en vermogen en de mondiale ongelijkheid. Die ongelijkheid was ook al onderwerp van discussie geworden door de krankjorume stijging van de topinkomens van directeuren van ondernemingen, het bezit van de eigenaren van de grote platformondernemingen (Amazon, Meta etc.) en de enorme vermogens van multimiljonairs. Doordat de overheden zich gingen gedragen zoals commerciële ondernemingen maar dan met de burger als klant leidde dat tot een groot verlies van vertrouwen in overheid en politiek. Met als groot verschil tussen commerciële ondernemingen en de overheid dat de eersten wel veel zorg besteden aan klantvriendelijkheid al is het maar omdat zij wel afgerekend worden op de capaciteit om winst te behalen.

Verbondenheid zoeken en verhalen maken

De bekende Franse denker Bruno Latour heeft (met anderen) door heel Frankrijk ateliers, of werkplaatsen opgezet om politiek beleid van onder naar boven op te halen. Zie http://ouatterrir.fr/index.php/projet-pilote/. Latour zegt dat we gedeterritorialiseerd zijn. D.w.z. we verhouden ons niet meer tot onze directe omgeving. We zijn erg geglobaliseerd, qua consumptie, qua productie, qua vakanties, qua sociale media. We moeten terug naar het territoire, de wijk, het dorp, de kleine schaal. Daarvoor werkt hij met ateliers. De methodiek van een atelier is dat er 10, 20 of 30 mensen uit een klein gebied samenkomen. Deze mensen beginnen elk afzonderlijk met het maken van een zelfbeschrijving. In de zelfbeschrijving geven mensen aan welke afhankelijkheden ze kennen en wat ze daarin willen veranderen. Door deze te bespreken in de groep uit een beperkt territoire worden gemeenschappelijke afhankelijkheden duidelijk en is er een basis voor verbondenheid. Daarmee kun je gemeenschappelijke ambities genereren en kun je bondgenoten en tegenstanders identificeren. Je kunt grieven formuleren, bestuderen en voorstellen formuleren om ze te laten gelden. Daarmee maak je beleid. Het is een zeer lokaal begin, maar belangrijk om vertrouwen en zelfbewustzijn te ontwikkelen.

Ook de benadering van Jan Pronk is kernachtig. In een interview in de Correspondent van 12-01-2024 formuleert hij het zo: “Het begint met een vraag. En dan nog een vraag. En dan nog een vraag. En ik voeg daar weleens aan toe: je moet met een antwoord geen genoegen nemen, het eerste, beste antwoord wat je krijgt. Je vraagt door. En je maakt dus antwoorden die in strijd zijn met waarden ongeloofwaardig. En veranderingen, verbeteringen beginnen door dingen ter discussie te stellen door een vraag te stellen. En vol te houden, door je er niet bij neer te leggen”.

Wat doen verhalen wat wetenschappelijke propositionele kennis niet doet? Verhalen helpen mensen in tijden van onzekerheid te duiden wat er aan de hand is. Ze zetten de toon voor hoe problemen in de betreffende situatie het beste geanalyseerd kunnen worden (framing); ze identificeren wie winnaars en verliezers, daders en slachtoffers zijn; ze bieden een plot, een verslag van de opeenvolging van gebeurtenissen plus de onderliggende causale mechanismen.

Grote verhalen, karakteristieken en de bedding:

  • Beginnen met vragen stellen en nog meer vragen stellen;
  • Formuleren gemeenschappelijke interpretatiekaders en gemeenschappelijke ambities;
  • Formuleren de gedeelde waarden;
  • De verhalen kennen een samenhang, zijn coherent;
  • Verhalen moeten een toon zetten; moeten zorgen voor de beeldvorming en communicatie;
  • Geven een verslag van de gebeurtenissen;
  • Bieden zekerheden en geven hoop;
  • Verbinden mensen.

Verhalen geven zo concreet mogelijk aan wat mensen aan uitkomsten kunnen verwachten.

De bedding van het nieuwe verhaal zou kunnen bestaan uit drie veel gebruikte werkzame elementen in het duurzaamheidsdebat: herinrichten, veerkracht en regenereren of weer bruikbaar maken. In de Engelse formulering: redesign, resilience, regenerate. Anders dus dan de sleetse people, planet, profit.

Herinrichten heeft betrekking op

  • De werking van de economie; van lineair naar circulair, van ruilwaarde naar gebruikswaarde.
  • De eigendomsverhoudingen en de relatie tot stakeholders;
  • Het heeft ook betrekking op de overheid, op het bestuur. Dit moet opnieuw overdacht en ingericht worden met meer invloed van de burgers en meer regiemacht over de economie.
  • Deze herinrichting geeft zekerheden door het recht op werk, door medezeggenschap en door betrokken bestuur.

Veerkracht heeft betrekking op

  • De positie van de burgers, op een vitale leefwereld, op geborgenheid en toegang tot voldoende basisvoorzieningen.
  • Het heeft ook betrekking op het rekening houden met de veerkracht van de Aarde, op adaptatie en mitigatie.
  • We moeten tenslotte een goede balans kennen tussen efficiency en veerkracht. Teveel efficiency leidt tot starheid in het systeem; bij teveel veerkracht wordt het systeem slap.
  • De veerkracht herstelt de kracht van de niet-gecommercialiseerde leefwereld; herstelt de kracht van de Aarde en bereid ons beter voor op klimaatchaos.

Regenereren of weer bruikbaar maken heeft betrekking

  • Op de natuur. De natuur is er erg slecht aan toe. Via herbebossen, rewilden en regeneratieve landbouw is veel herstel mogelijk.
  • Maar het heeft ook betrekking op de maatschappij. Van compleet geïsoleerde consumptieve kerngezinnen moeten weer gemeenschappen ontstaan met samenhang en wederzijds dienstbetoon. Het wordt ook wel het herstel van de meent, of van de commons genoemd.
  • Het heeft tenslotte ook een belangrijke betrekking in het ontwikkelen van een evenwichtige balans in de mondiale Noord en Zuidverhouding.
  • Met een herstel van natuur, van sociale verbanden en internationale gelijkwaardigheid kunnen we ook mondiale problemen aanpakken.

De kern van het verhaal: de zorgsamenleving

Een poging om de kern van een verhaallijn te formuleren is te vinden in de zorgsamenleving. We moeten meer voor elkaar zorgen (meer dan in de betekenis van alleen onbetaald werk), in een andere dienstverlenende economie, met een zorgzame overheid, in het betrokken zorgen voor elkaar. We moeten zorgdragen de Aarde niet te overbelasten en te veel te mikken op efficiency. De natuur zorgt voor ons met voedsel, schoonheid en ontspanning; daartegenover moeten wij zorgen voor de natuur; voor herstel van de natuur. Na honderden jaren koloniale uitbuiting en oorlog moeten we ook zorg hebben voor het mondiale Zuiden en voor vrede tussen landen. Met deze zorgfocus kunnen we herinrichten, voldoende veerkracht bewaren in een weer bruikbare omgeving.

De uitwerking van het narratief van de zorgsamenleving kent meerdere mogelijkheden:

  1. Het koppelen van 15 richtinggevende domeinen (zie hiervoor) aan dit narratief maakt het concreet in de uitwerking van beleidsmaatregelen naar een noodzakelijke zorgsamenleving.
  2. De zorgsamenleving is vooral ook een samenleving op lokaal niveau; alleen dan kunnen we een breed draagvlak realiseren. De methode van de hiervoor genoemde ateliers zou daar een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren.
  3. Op onderdelen kunnen daarnaast ook burgerberaden, zowel landelijk als regionaal georganiseerd worden. Voorwaarde is wel dat de uitkomsten ook uitgevoerd gaan worden.
  4. In het programma wintergasten van 3 januari 2024 was Janine Abbring in gesprek met George Monbiot. Daarin gaf hij mooi aan hoe een sterk narratief de wervingskracht kan hebben om van ‘dit is onmogelijk’ naar ‘het is onvermijdelijk’ te komen. De zorgsamenleving is niet onmogelijk, de maatregelen die nodig zijn gaan ver, heel ver, maar zijn uiteindelijk onvermijdelijk.

We gaan erover in gesprek; met: de ondertekenaars van ons manifest
en verder wie maar wil!
We komen graag naar u toe.

[1] Timothée Parrique: The Political Economy of Degrowth, 2019 en Paul Schenderling, Er is leven na de groei, 2022

[2] De doelen zijn doordat ze uit verschillende teksten gehaald zijn niet geheel gelijkwaardig qua abstractieniveau maar vullen elkaar wel aan.