Platform DSE heeft een uitvoerige open brief gestuurd aan de linkse partijen in Nederland, met inhoudelijke voorstellen voor een samenwerkingsprogramma dat een alternatief zou bieden voor de huidige economische koers. Het voorstel is in eerste instantie aan GroenLinks en PvdA gestuurd, omdat die vorige maand overleg voerden op datzelfde gebied, maar er toen niet uitkwamen.
Programma voor politieke samenwerking richting duurzame en solidaire economie (DSE)
maart 2011
Inleiding:
Het formuleren van doelen voor een transitie naar een duurzame en solidaire economie (DSE) vereist een breed gedragen politieke steun. Velen zagen de gesprekken over samenwerking tussen PvdA en Groen Links als eerste stap naar een bredere politieke samenwerking op dit gebied. De gesprekken hierover in de leiding van deze twee partijen zijn gestrand. De leiders van de partijen riepen evenwel op tot initiatieven ‘van buiten’ om alsnog tot zo’n samenwerking te komen. Het Platform Duurzame & Solidaire Economie is van mening dat er een gemeenschappelijk programma te maken is van tien kernpunten op dit terrein. Daarom hebben wij de handschoen opgenomen en hieronder de punten geformuleerd die dit kernprogramma[1] zou kunnen omvatten. De punten zijn ontleend aan de verkiezingsprogramma’s van beide partijen en aan de teksten van het Platform DSE zelf[2].
We roepen op tot discussie over deze punten, ook in andere partijen en daarbuiten, omdat het bieden van een reëel perspectief op een duurzame en solidaire economie een grote wervende kracht heeft. Onze definitie van zo een dergelijke economie luidt: Een duurzame en solidaire economie is een economie die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Ieder heeft daarbij recht op een gelijk deel van de natuurlijke hulpbronnen, dus laat voldoende over voor anderen, van vergelijkbare kwaliteit.
Wij vragen partijleden, partijafdelingen, verwante organisaties (zoals vakbeweging, natuur- en milieubeweging, vredes- en noord-zuidgroepen) en individuele creatieve denkers om met ons mee te denken en deze in duurzame richting te profileren. Wij zullen daartoe de komende tijd het overleg openen met politieke partijen die meerdere van de hier door ons gepresenteerde punten kunnen onderschrijven.
Thema’s:
1. Inleiding: crisis of duurzaam & solidair
2. Werk en inkomen
3. De financiële wereld
4. Duurzaam inrichten
5. Regionale economie vormt de basis
6. Particulier initiatief waar dit kan; overheid waar dit moet
7. Innovatie en wetenschappelijk onderzoek
8. Sterkste schouders, zwaarste lasten en belastingvergroening
9. Internationale economie en duurzame/eerlijke wereldhandel
10. Eerlijk meten
Ad 1 Crisis of duurzaam & solidair
We putten in hoog tempo de wereld en onszelf uit. Binnenkort hebben we (in termen van grondstoffen, natuur en landbouwgrond) een tweede aarde nodig; en gebruiken nu al een halve aarde extra. We consumeren maar raak. Wij moeten stoppen met het beleid van blinde bevordering van economische groei. Economische groei gaat steeds vaker ten koste van milieu, welzijn, gezondheid en de groene ruimte. We moeten niet alleen de financiële en economische crisis aanpakken, maar tegelijkertijd ook de klimaatcrisis en de dreigende schaarste aan voedsel, energie en grondstoffen. De gerichtheid op het bevorderen van het marktdenken in alle maatschappelijke sectoren leidt tot verstoringen in het sociaal evenwicht. Dit voert tot een snelle stijging van topinkomens en gelijkstand of achteruitgang van midden- en lagere inkomens, met algemene onvrede en het zoeken naar zondebokken als resultaat. Er is een tendens gaande dat de winsten steeds meer worden geprivatiseerd (aandeelhouders, investeerders en managers van bedrijven) en dat de kosten worden afgewenteld op de samenleving als geheel, die dan ook opdraait voor de ecologische en sociale schades. Dit laatste is vooral zichtbaar in het Zuiden, maar ook meer en meer in het Noorden. Een duurzame en solidaire economie moet voor iedereen aantrekkelijk zijn en betere perspectieven bieden. Zonder dit uitgangspunt ontstaat er geen draagvlak. Deze situatie is geen natuurverschijnsel. Er zijn geloofwaardige alternatieven. Niets doen is bovendien geen optie. We moeten de kracht van Nederland mobiliseren. We beginnen in Nederland maar richten ons daarna en daarnaast ook op Europa en de rest van de wereld.
Ad 2 Werk en inkomen
De komende jaren moet iedereen zijn of haar bijdrage leveren, groot of klein, aan het oplossen van de grote problemen van deze tijd. Dat vraagt om perspectief. En om de zekerheid dat, in goede en slechte tijden, de lusten en lasten eerlijk verdeeld worden. Korter werken en werk beter verdelen hoort daar ook bij. Werkloosheid leidt immers vaak tot uitsluiting van mensen. Werk leidt tot meedoen. De economische crisis maakt werkloosheid weer tot een tastbare realiteit. Een hoge arbeidsparticipatie zorgt voor een betere benutting van talent en een geringer beroep op uitkeringen. Een moderne arbeidsmarkt vereist meer zekerheden voor flexwerkers, betere sociale bescherming voor zelfstandigen en forse investeringen in om- en bijscholing. Tegelijk moeten we vaststellen dat betaalde arbeid geen fetisjkarakter moet krijgen. Werk moet ook zinvol zijn. Het hoeft niet altijd fulltime te zijn. En, er is ook een grote behoefte aan maatschappelijk noodzakelijke vrijwilligersarbeid. We zullen creatieve oplossingen moeten bedenken om de mensen die maatschappelijk nuttige arbeid verrichten ook inkomenszekerheid te verschaffen. Sociale zekerheid is in meerdere opzichten wederkerig.
Ad 3 De financiële wereld
De financiële crisis markeert het failliet van het neoliberale marktdenken. De combinatie maximaal winstbejag, absurde bonussen en minimaal toezicht, moest wel eens mis gaan lopen. Grote solide lijkende banken bleken allemaal achter een piramidespel aan te lopen; en er werden financiële producten verkocht die vrijwel niemand meer begrijpt. Banken moeten terug naar hun oorspronkelijke functie: intermediair tussen spaarders en investeerders. De geldcreatie moet aan banden gelegd worden en ondergeschikt gemaakt aan de reële economie Een streng toezicht is nodig op het functioneren van banken en hun producten. Het streven naar superwinsten werkt onduurzaam gedrag in de hand. Een bescheiden rente en langdurige participaties zijn betere uitgangspunten. Zulke banken zijn ook nodig voor een overgang naar een duurzame economie. Invoering van een nieuwe nationalisatiewet moet de overheid in staat stellen om onder uitzonderlijke omstandigheden banken te nationaliseren, bijvoorbeeld als de rekening voor de belastingbetaler te hoog dreigt op te lopen. Als de kredietverlening door de banken niet goed herstelt, moet de overheid zelf een fonds oprichten om dat doel te realiseren. De overheid richt in elk geval een Groene Investeringsbank op, die gunstige kredieten beschikbaar stelt voor groene investeringen en duurzame woningbouw. Financiering van dat fonds is mogelijk met de opbrengst van een belasting op financiële transacties (Financial Transaction Tax, FTT), waarvan de opbrengst voor de helft voor binnenlandse besteding is bestemd en de andere helft voor de financiering van mondiale publieke goederen en diensten (zie verderop).
Ad 4 Duurzaam inrichten
We putten de planeet uit en zijn te afhankelijk van een eindige voorraad grondstoffen. We produceren te veel afvalstoffen en belasten zo bodem, water en lucht. Het lukt ook niet om op wereldschaal het klimaatprobleem, de opwarming van de aarde, dichter bij een oplossing te brengen. Dit vraagt om grote aanpassingen in economie en samenleving. Het is een kwestie van solidariteit tussen onze en volgende generaties- maar ook tussen ons en mensen in ontwikkelingslanden. Dit vergt aanpassingen die bepaald niet pijnloos zullen zijn: aanpassingen in consumptiepatronen, aanpassingen in prijzen, aanpassingen in de activiteiten waarmee we ons geld verdienen. De eerste grote stap zullen we de komende jaren moeten zetten. De transitie naar een andere economie gaat uiteindelijk veel langer duren dan de gemiddelde tijd die verkiezingsprogramma’s meegaan. Daarom is het van belang dat we een visie ontwikkelen voor een duurzame en solidaire maatschappij die een breed draagvlak heeft en een lang(er) termijn perspectief biedt. Een mooi begin is de nota ‘Nederland krijgt nieuwe energie’ van het Duurzaamheidberaad van zeven landelijke politieke partijen.
Centraal onderdeel van een visie op duurzaamheid is immers de energiepolitiek. In de afgelopen tien jaar zijn we in Nederland dertig procent meer energie gaan gebruiken. In plaats van fors te investeren in hernieuwbare energie maakt de overheid ruimte voor vier nieuwe kolencentrales en mogelijk riskante projecten als winning van schaliegas in kwetsbare Brabantse natuurgebieden. Onderzoeksgeld gaat vooral naar fossiele energiebronnen. Als wind- en zonne-energie net zoveel steun hadden gekregen, was de groene economie al een stuk dichterbij geweest. Wij willen in 2020 de duurzaamste energievoorziening van Europa hebben. Zo leveren we onze bijdrage aan een houdbaar klimaat. Het prikkelt tot innovatie en ondernemerschap en het draagt bij aan onze welvaart. Het geeft ons bovendien trots en zelfvertrouwen als het lukt. En het maakt ons minder afhankelijk van olie en gas uit windstreken met politieke instabiliteit en dubieuze regimes. We gaan dat bereiken met een verdere vergroening van de belastingen, door subsidies toe te spitsen op duurzaamheid, en door grote investeringen in duurzame energievoorziening. We stellen strakke milieuwetten op en maken ruim baan voor ‘groen’ ondernemerschap.
Cruciaal is dat de vervuiler gaat betalen en dat de eisen aan producten en productieprocessen worden opgeschroefd voor een eerlijk speelveld. Dan veroveren groene voorlopers sneller de markt. Zo ontstaat nieuwe werkgelegenheid. In Duitsland heeft alleen al de omschakeling naar hernieuwbare energie (met hulp van het feed-in tarief) honderdduizenden banen opgeleverd. Het is doodzonde dat Nederland een dergelijke slag heeft gemist.
Als we nu het geld en de daadkracht opbrengen voor groene investeringen, kan de aanpak van de klimaatcrisis tevens de weg uit de economische crisis zijn. Nederland maakt zich sterk voor strenge Europese voorschriften voor producten en productieprocessen, die aanzetten tot een zuinig gebruik van energie, water en grondstoffen. Bedrijven worden gestimuleerd om warmte, water en restproducten uit te wisselen voor hergebruik.
Nederland streeft naar drie procent energiebesparing per jaar. Via kredietgaranties wordt het besparingspotentieel in de industrie benut. Een uitvoerig isolatieprogramma en duurzame renovatie voor bestaande woningen en gebouwen wordt opgezet. Alle subsidies die niet passen in een duurzame economie worden afgebouwd. Vooral duurzaamheid bevorderende subsidies moeten een langjarige stabiele basis krijgen zodat bedrijven beter kunnen plannen.
Het bedrijfsleven moet een belangrijke rol spelen in de bevordering van duurzaamheid en ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Om voorlopers binnen het bedrijfsleven aan te moedigen en achterblijvers aan te sporen tot een fatsoenlijk sociaal en duurzaamheidbeleid, is vanuit de overheid een combinatie nodig van positieve prikkels, sancties en regelgeving. De overheid zet zich in voor uitbreiding van de mogelijkheden om extraterritoriale schendingen van mensenrechten door Nederlandse bedrijven (zoals dwangarbeid of kinderarbeid) strafrechtelijk te vervolgen. Een rechtsbijstandfonds voor benadeelden van investeringen van bedrijven wordt opgericht. Ten slotte moeten bedrijven in jaarverslagen meer inzicht geven in de relatie tussen moederbedrijf en dochterbedrijven.
Met het oog op betere belastingstelsels – en daarmee meer belastinginkomsten en minder afhankelijkheid van buitenlandse hulp – in ontwikkelingslanden, moeten we paal en perk stellen aan belastingontduiking en –ontwijking door multinationale ondernemingen. Dat betekent een andere belastingmoraal, geen dubieuze belastingconstructies via belastingparadijzen en rapportage van winsten en afgedragen belastingen per land (Country-by-Country Reporting).
Ad 5 Regionale economie vormt de basis
Terwijl de grootste aandacht het afgelopen decennium vooral naar de globalisering ging, ontwikkelde zich een heel nieuwe trend: regionalisering. De ontwikkeling van een regionale economie, van een regionale energie- en voedselvoorziening, van een regionale infrastructuur en van een sterkere regionale bestuurlijke oriëntatie gaat snel. Veel producties kunnen veel beter regionaal gemaakt worden. Dat geldt zeker (maar niet alleen) voor de productie van voedsel. De voorziening daarvan moet maximaal geregionaliseerd worden dus in de eigen regio voortgebracht. Dat maakt de keten korter, maakt de productie direct zichtbaar voor de consumenten, en leidt tot besparingen op vervoer. Bovendien verkleint het de druk op ontwikkelingslanden om “voor ons” te produceren, waardoor daar meer capaciteiten aangewend kunnen worden voor de eigen binnenlandse behoeften. Door regionale afzetcoöperaties zijn efficiënte vormen van samenwerking tussen stad en platteland te realiseren.
Ook de energieproductie kan goed de regio als basis hebben. Het ruimtelijk beleid, de organisatie van de zorg, het beter sluiten van kringlopen (afval, materiaalgebruik). Regionaal economisch beleid speelt in op de kansen van krimp in sectoren als natuur, recreatie, zakelijke dienstverlening, creatieve industrie en zorg. Complementaire geldsystemen met een regionale basis kunnen de regionalisering van de economie faciliteren. Regionale samenwerking over de grens met Duitse en Belgische regio’s en gemeenten past ook goed in zo’n aanpak en sluit aan bij bestaande inspanningen tussen Euroregio’s.
Ad 6 Particulier initiatief waar dit kan; overheid waar dit moet
De neoliberale wind van de afgelopen decennia zorgde ervoor dat marktwerking tot leidend organisatiebeginsel van onze samenleving werd. Kerntaken van de overheid zijn de afgelopen jaren op grote schaal uit handen gegeven. Delen van het onderwijs, de zorg, de huisvesting, maar ook de energievoorziening en het openbaar vervoer werden overgelaten aan oncontroleerbare zelfstandige bestuursorganen, maatschappelijke instellingen en private partijen. De afstand tussen beleid maken en beleid uitvoeren werd steeds groter. Energieproductie bijvoorbeeld is te belangrijk voor een duurzame samenleving om aan winstmaximalisatie over te laten. Dat de overheid minder efficiënt zou zijn dan de markt, blijkt vaak niet op te gaan.
Wij zijn geen voorstander van het introduceren van commerciële motieven bij publieke diensten waar toegankelijkheid voorop moet staan. Investeren in goed management is vaak veel effectiever en efficiënter. Anderzijds moet de overheid zich alleen daar laten gelden waar haar optreden effectief is. Iets pretenderen te beschermen of te beïnvloeden en dat vervolgens niet waarmaken schaadt het vertrouwen in haar functioneren. We moeten dus scherper gaan onderscheiden wat zich leent voor particulier initiatief en op welke terreinen de overheid leidend moet zijn. Dat kan door zelf sommige ‘goederen’ te maken zoals veiligheid, maar dat kan ook door de regie te voeren en zo gewenste ontwikkelingen te realiseren. De economische crisis heeft ons nog eens goed duidelijk gemaakt dat een fundamentele herbezinning op de verhouding tussen overheid, toezicht en markt nodig is.
Daarbij moeten we ook beseffen dat de overheid geen bedrijf is. Niet kille cijfers, maar duidelijke maatschappelijke doelen stellen, zorgvuldigheid, zeggenschap, dienstbaarheid en effectiviteit zouden centraal moeten staan in de publieke sector. We hebben een actieve overheid nodig, die de publieke zeggenschap herstelt over taken als zorg, onderwijs en huisvesting. Maar tegelijkertijd ook een overheid die selectief is en ruimte geeft aan mensen om zelf actief te zijn. Die balans moet worden hervonden in de publieke sector.
Ad 7 Innovatie en wetenschappelijk onderzoek
Verschillende historische voorbeelden van grootschalige ingrepen in de economie laten zien dat het in korte tijd mogelijk is om de economie radicaal te transformeren. Innovatie en wetenschappelijk onderzoek kunnen hierin een vitale rol spelen. Wetenschap, kunst en creatieve industrie vormen de ideeënmotor van deze innovatieve economie.
Door wetenschap in duurzame ontwikkelingen extra te stimuleren via onderzoeksopdrachten en subsidies, stimuleren we ook een toekomstgerichte en innovatieve kenniseconomie. Aandachtspunten zijn daarbij de toegang van het MKB en zzp-ers tot kennisinstellingen, de focus op duurzame energie en op energiebesparing, en biologische en duurzame landbouw, duurzamer gebruik van water, voedingsstoffen, energie en grond, alsmede op de verhoging van de ziekteresistentie van gewassen en dieren. De inkoopkracht van de overheden moet worden gebruikt om innovatie aan te jagen.
Ad 8 Sterkste schouders, zwaarste lasten en belastingvergroening
Vergroening van de belasting, ook op gemeentelijk en provinciaal niveau, kent als algemeen uitgangspunt dat er een verschuiving moet plaatsvinden van een belasting op arbeid naar een belasting op grondstoffen. Dit heeft als gevolg dat arbeid goedkoper kan worden, waardoor sectoren als zorg, persoonlijke dienstverlening, cultuur en reparaties eveneens goedkoper worden. Deze sectoren zijn in het algemeen bevorderlijk voor meer duurzaamheid. Het belasten van het gebruik van grondstoffen leidt tot het toepassen van Cradle to Cradle-ontwerpen, hergebruik en zorgvuldiger gebruik. Verder betekent dit vooral op het gebied van energie een verschuiving van belastingen en subsidies. Het streng toepassen van het principe dat ‘de vervuiler betaalt’ is uitgangspunt. Daarbij horen ook emissierechten en soms quota.
Met de opbrengsten van de vergroening worden deels het overheidstekort en deels de lasten op arbeid verlaagd. Nog steeds is er sprake van een armoedeval onderaan de arbeidsmarkt. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt moeten de tarieven omlaag en de belastingkortingen omhoog. Ook zullen bestaande fiscale regelingen (zoals de hypotheekrenteaftrek) in lijn gebracht worden met het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen.
Een eerlijke globalisering blijft een illusie zolang we met de ene hand afpakken wat we
met de andere geven. Rijke landen staan onder andere toe dat multinationals hun winsten wegsluizen uit ontwikkelingslanden, zonder daar voldoende belasting over te betalen. Zo lopen arme landen meer inkomsten mis dan zij via ontwikkelingshulp ontvangen. Deze belastingontduiking en ontwijking moeten stoppen, om te beginnen in Nederland. Nederland mag geen belastingparadijs meer zijn voor multinationals. Nederland moet daartoe het Extractives Industries Transparency Initiative (EITI) ondertekenen en uitvoeren en rapportage van land tot land van winsten en daarover afgedragen belastingen (CbyC) ondersteunen.
Ad 9 Internationale economie en eerlijke wereldhandel
Nederland heeft baat bij een krachtige internationale aanpak van falende markten mensenrechtenschendingen en de roofbouw op de aarde. We zijn een wereldland: de zestiende economie van de wereld, de vierde exporteur van landbouwproducten, en met Amsterdam als het derde financiële centrum van Europa. Maar onze economie draait op landbouwgrond, energie en grondstoffen van elders.
Afspraken over internationale hulp dienen niet alleen te worden gehandhaafd en nagekomen (de 0,7% ODA) maar zelfs uitgebreid (voor samenwerking betreffende de grote duurzaamheidproblemen zoals klimaat, water en voedsel; en voor een universeel bestaanszekerheidsysteem). De wereldinkomensverdeling moet rechtvaardiger worden. Dat vraagt, naast hulp, ook om kwijting van schulden, en een nieuw financieel stelsel dat landen de mogelijkheid biedt om in tijden van nood een beroep te doen op nieuwe wereldwijde reserves.
Daarom pleiten we voor een ‘vereerlijking’ van het (internationale) handelsbeleid. Er moeten rechtvaardige internationale handels- en klimaatverdragen komen, evenals eerlijke belastingverdragen. Prijzen van producten uit ontwikkelingslanden moeten een weergave zijn van alle sociale en ecologische kosten en schaarsten, ook die waarvoor niet met geld betaald wordt. Nederland moet zich inzetten om in Europees verband afspraken te maken waardoor het niet langer mogelijk is dat multinationale ondernemingen winsten onbelast uit ontwikkelingslanden wegsluizen. En ook andere vormen van “omgekeerde ontwikkelingshulp” moeten worden bestreden. Handelsakkoorden dienen een sociale paragraaf te bevatten en moeten daadwerkelijk bijdragen aan lokale en regionale ontwikkeling. De onderhandelingen over deze verdragen moeten op een gelijkwaardige manier worden gevoerd.
Wij zetten ons in internationaal verband in voor een internationale heffing op de financiële sector of op financiële transacties (FTT). De opbrengsten kunnen ten goede komen aan het herstel van de schade die de crisis in de financiële sector heeft aangericht in de economie. Ook vanuit andere bronnen (als verzwaring van de belasting op de hoge inkomens) moeten fondsen gevormd worden om bestaanszekerheid (basisbehoeften) voor iedereen op deze aarde te garanderen.
Ad 10 Eerlijk meten
Het is tijd voor een andere kijk op welvaart. Cijferfetisjisme vertroebelt de blik op de toekomst. Van alles meer produceren levert voor korte tijd mooie groeicijfers op, maar op termijn een uitgeputte aarde. Door het Centraal Planbureau, en meer nog door het Planbureau voor de Leefomgeving, worden plannen ontwikkeld voor andere manieren van meten die meer recht doen aan duurzame en solidaire welvaart. Belangrijke achtergrond daarbij is de kritiek op de dominantie van het Bruto Binnenlands Product (BBP) in het publieke debat en bij het bepalen van het overheidsbeleid. We moeten toe naar indicatoren die deels een aanvulling geven op het BBP zoals de Human Development Index (HDI), ontwikkeld door het UNDP, de Ecologische Voetafdruk en de Living Planet Index van het Wereld Natuur Fonds. Andere indicatoren corrigeren het BBP zoals de het bekendste voorbeeld de (integratieve) Index for Sustainable Economic Welfare ontwikkeld door H. Daly en anderen. In Nederland is het Duurzaam Nationaal Inkomen ontwikkeld door R. Hueting.
Het gaat bij deze indicatoren niet alleen om anders meten maar ook om een andere kijk op economie, op andere waarden. Als iedereen gaat leven zoals de gemiddelde Nederlander, Europeaan of Amerikaan, dan hebben we aan één aardbol al lang niet meer genoeg. Het behoud van natuurlijke hulpbronnen voor toekomstige generaties vraagt om een grote omwenteling. Elk jaar uitstel leidt tot meer vervuiling, minder leefbaarheid en minder biodiversiteit. We moeten nu de uitstoot van broeikasgassen verminderen, bossen beschermen en de visvangst beperken voor herstel. Als het klimaat echt op hol slaat en de natuur is uitgeput, dan is de mensheid pas echt duur uit. Dan jagen voedseltekorten, watergebrek en onbewoonbare kuststreken miljoenen mensen op de vlucht. Hoe hoog we de dijken ook maken, de klimaatcrisis gaat aan ons land niet voorbij.
————–
[1] We beperken ons tot de belangrijkste sociale en economische punten. Het is dus beslist niet een compleet politiek (verkiezings)programma.