Patriottisme, welvaart en migranten

Op uitnodiging van de AntiRacismeGroep Tilburg en het Alevitisch Cultureel Centrum Tilburg hield Lou Keune op 11 september jl. de volgende voordracht.

Ik word nogal eens zenuwachtig als ik mensen hoor oproepen tot vaderlandliefde. Sybrand Buma heeft daar een handje van. Hij wil ons allemaal weer het Wilhelmus laten zingen, een lied waarvan ik nog steeds allerlei dingen niet snap: ‘van Duitse bloed’ of was het ‘Dietse’ bloed?, en van die koning van Hispanje snap ik nog minder. En ‘wij moeten trots zijn op Nederland’, Buma heeft graag vlagvertoon. Ik hoor Mark Rutte praten over ‘onze waarden en normen’, en dan bedenk ik dat zijn neoliberale normen niet bepaald de mijne zijn, want ik heb niks met al die voordelen voor het grote bedrijfsleven en de rijken op deze Aarde, en daarmee de verwaarlozing van allerlei publieke goederen en diensten, en van mensen met een laag inkomen. En dan hoor ik Geert Wilders onze zogenaamde joods-christelijke cultuur verheerlijken op een manier dat ik denk, wat is nu christelijk aan onze cultuur, al die overconsumptie bijvoorbeeld, wiens cultuur? En dan al die mensen die over vluchtelingen zeggen dat zij hier komen profiteren van onze welvaart, die wij zelf hebben opgebouwd, moet ik daar trots op zijn?

Waarom word ik daar zenuwachtig van? Omdat weer dat wij en zij-denken bovenkomt. Wij zijn wij, en zij zijn anders. En dan heel erg anders. ‘Wij’ hebben onze eigen identiteit. Dat maakt het ook gemakkelijk om die anderen de deur te wijzen, ook al is dat in strijd met internationale afspraken over vluchtelingen en die over kinderen (want wij hebben ook het Verdrag over de Rechten van het Kind getekend). Het spijt mij verschrikkelijk maar dat soort manieren van het definiëren van anderen doet mij denken aan verschrikkelijke gebeurtenissen in het verleden. De Atjeh oorlog van eind negentiende en begin twintigste eeuw met zo’n 100.000 slachtoffers. Of de genocide gepleegd op het volk van de Herrero’s in Zuid-West Afrika begin twintigste eeuw. Of de Shoah.

Kindheidsoptochten

In mijn kindertijd (jaren veertig van de vorige eeuw) werden wij opgevoed met een bewustzijn van meer te zijn dan andere volkeren. Ik herinner mij nog goed de Rooms-Katholieke Kindheidsoptochten. Die waren onderdeel van speciale aan de missie gewijde weken waarin onze verantwoordelijkheid voor de mensen in Afrika, Azië en Amerika gepredikt werd. Wij verkleedden ons als kinderen uit die streken. In zo’n optocht zag je schoolkinderen verkleed als Chineesje, als Japannertje, als Afrikaantje, als Indiaantje. Die ‘andere’ kinderen waren zielig want heiden en arm. Voor hen en hun bekering moest gezorgd worden, wij waren de beteren en verantwoordelijk voor hun verheffing. En dus werden onze missionarissen op allerlei manieren gesteund.
Ik wil dat niet zomaar wegzetten als propaganda en uitdrukking van racisme. Er waren ook gevoelens van solidariteit en van opoffering. In het bijzonder de missionarissen hadden het beste voor met die ‘heidenen’. Maar dat legitimeerde wel een breed spectrum van interventies in die ‘verre streken’, inclusief de gewapende onderwerping van vele volkeren en het uitroeien van onaanvaardbaar geachte gedachten en culturele praktijken. Daar werd niet over gesproken.

Wij?

Het zal duidelijk zijn dat ik niet erg gelukkig ben met al die vaderlandsliefde en dat op de borst slaan van ‘wij Nederlanders’. Dat wil niet zeggen dat ik niks op heb met Nederland. Ik woon hier graag, heb een grote en lieve familie, en vrienden en collega’s en buren die ik graag mag. Ik houd van allerlei Nederlandse doenertjes als op tijd komen en om 6 uur eten (in Tilburg 5 uur), en ben trots op de geschiedenis van sociale strijd die geleid heeft tot allerlei maatschappelijke voorzieningen en rechten. Maar toch word ik kribbig van al die vaderlandliefhebbers.

Twee vragen

Ik wil dat wat meer uitdiepen aan de hand van twee vragen;
1: Van wie is al die welvaart, wie heeft daar recht op?
2: Bestaat er zoiets als een Nederlandse identiteit?

1: Van wie is al die welvaart, wie heeft daar recht op?

Wat steeds vergeten wordt is dat onze welvaart een wereldwijde bestaansgrond heeft. Ik wil daarmee niet zeggen dat onze welvaart helemaal te danken is aan wat uit andere gebieden is onttrokken. Er zijn vele en vele Nederlanders die wij moeten danken dat zij onze wegen hebben aangelegd, onze bevolking gezond gemaakt en gehouden, ons brood gebakken, onze kinderen onderwijs gegeven, ons allemaal een betrekkelijk hoge graad van veiligheid gegeven, ik bedoel dus de politieagenten, en zo meer. Onze welvaart is enkele duizenden jaren geleden hier begonnen door boeren en boerinnen die oorspronkelijk van ander streken hier kwamen, land gingen bewerken en vee hoeden. Dat ging en gaat al eeuwen door. En die mensen mogen geprezen worden.

Uit andere streken

Wat meestal vergeten wordt is dat onze welvaart ook te danken is aan wat uit andere streken gehaald is, via handel maar ook via roof. Nederland en Europa hebben wat dat aangaat geen mooie geschiedenis. Heel onze Nederlandse en Europese geschiedenis is doordrenkt van interventies in samenlevingen buiten Europa die de economieën van die landen in verregaande mate afhankelijk hebben gemaakt van ‘onze’ economieën. Ik vind het prima dat er weer actiegroepen zijn die bijvoorbeeld wijzen op de rol van slavenhandelaars en slavenhouders in de Nederlandse geschiedenis. Prima is ook het hernieuwde debat over de naoorlogse ‘politionele acties’ (eufemisme voor een koloniale oorlog) in Indonesië.

Europa verder ontwikkeld?

Dikwijls wordt gedacht dat toen de eerste ontmoetingen plaatsvonden tussen Europa en Afrika, Azië en Amerika, Europa verder ontwikkeld was dan die andere volkeren en streken. Niets is minder waar. Neem Afrika. Dat was zoals Walter Rodney dat noemt een normaal gebied waar qua welvaart ook sprake was van ongelijke ontwikkelingen, ongelijk in de tijd en naar streken. Samir Amin bevestigt dit, volgens hem maakten Afrikaanse volkeren toen eigen autonome ontwikkelingen door, het ene welvarender dan het andere, net als in Europa.
In die vóór-koloniale periode waren er ook al handelsrelaties tussen delen van Afrika en Europa, zij het niet zo intensief als tegenwoordig. De eerste premier van India, Jawaharlal Nehru, heeft het ironisch over ‘de ontdekking van India’, alsof dat gebied pas bestond toen de Britten zich daar meester van maakten. Hij wijst erop dat geschiedenis bijna altijd geschreven is door de overwinnaars en veroveraars. India was in die tijd van eerste grootschalige ontmoetingen met Europa een rijkgeschakeerd gebied dat alle kentekenen vertoonde van zowel primitiviteit als van hoogstaande culturen. Mamoria beschrijft onder anderen de textielmanufacturen die al bestonden vóór de Britse kolonisatie, en die door diezelfde Britten om zeep werden geholpen ten gunste van de opkomende textielindustrie in Engeland.

Barbaarsheden

Van de dikwijls zeer gewelddadige ontmoetingen tussen Hollanders en de volkeren van voormalig Nederlands Oost-Indië getuigen vele documenten. De Hollanders waren tuk op de schatten uit de Oriënt, waaronder de specerijen. Er zijn vele verhalen van moordpartijen en van vernietigingen van woongebieden. Thomas S. Raffles, heeft het over ‘een niet te overtreffen beeld van verraad, omkoperij, sluipmoord en laagheid’. Karl Marx citeert W. Howitt: ‘De barbaarsheden en de goddeloze gruweldaden van het zogenaamde Christelijke ras in ieder deel van de wereld en tegen ieder volk dat zij konden onderwerpen, vinden hun weerga niet in enig tijdperk van de wereldgeschiedenis’. Dat kan ook gezegd worden van de gebieden die na de ‘ontdekking’ door Europa Amerika werden genoemd.
In eerste instantie leidden de grootschalige bemoeienissen vanuit Europa met de ‘vreemde’ volkeren niet tot verregaande onderwerping en koloniale verhoudingen. Het ging o.a. de Nederlanders om roof en om lucratieve handel, waaronder de slavenhandel. Geleidelijk aan werden die gebieden herordend tot koloniale wingewesten waarbij die economieën onderworpen werden aan de belangen van de koloniale mogendheden.
De ontwikkeling van het op dwangarbeid gebaseerde Cultuurstelsel op Java is een van de beruchtste voorbeelden. Vele voorbeelden kennen wij ook van de andere gebieden. Zij werden steeds meer gezien als gebieden waar grondstoffen en voedingsmiddelen werden verbouwd, minerale grondstoffen gedolven, en producten uit de koloniale mogendheden konden worden afgezet. Mamoria beschrijft dit voor India: Boeren werden gedwongen, via o.a. belastingheffingen, om katoen als cash crop te verbouwen voor Engeland, ten koste van de eigen voedselvoorziening. Tegelijkertijd werden de in India bestaande manufacturen kapot belast, ten gunste van de import van Engelse textiel en andere producten.

Ontwikkeling van de onderontwikkeling

Wat waren de gevolgen van deze ‘ontwikkeling van de onderontwikkeling’? Nu niet bepaald positief, althans voor de volkeren van Afrika, Azië en Amerika. Keith Griffin beschrijft diverse voorbeelden: Vernietiging van scheepsbouw, metaalbewerking en textielproductie op Java, de afbraak van Malakka als voor die tijd belangrijkste handelscentrum in Zuidoost-Azië.
De gemiddelde jaarlijkse rijstconsumptie op Java en Madoera daalde van 114 kilo in 1856-70 naar 89 in 1940. De industrie in India ging snel achteruit als gevolg van het beleid van de-industrialisatie. Reële lonen daalden met tientallen procenten. In Afrika werden samenlevingen door de slavenhandel volledig overhoopgehaald. De beste, gezonde krachten werden geroofd en daarmee onttrokken aan de mogelijkheden van verdere ontwikkeling.
In verschillende gebieden was dan ook sprake van ontvolking. En grote gebieden met de beste gronden werden onttrokken aan de volkslandbouw. Jomo Kenyatta heeft dat gedetailleerd beschreven voor Kenya. In Algerije daalde de output van de inlandse landbouw van granen van gemiddeld 1.000 kg in 1863 naar 202 kg per hoofd van de bevolking in 1954.
De bevolking van Mexico daalde in enkele decennia van 13 miljoen naar 2 miljoen. Colin Clark schatte dat in 1500 de oorspronkelijke bevolking van Amerika zo’n 40 miljoen mensen omvatte. Daarvan waren er in 1650 nog zo’n 12 miljoen over.
Overgrote delen van Azië, Afrika en Amerika werden gekoloniseerd en gericht op de Europese economieën. Tekenend voor de Europese mentaliteit was de Conferentie van Berlijn (1884/1885), gedurende welke Afrika ‘eerlijk’ werd verdeeld onder de Europese mogendheden, met dikwijls kaarsrechte lijnen die bestaande volkenkundige territoria doorkruisten en opsplitsten. De gevolgen daarvan zijn nu nog zichtbaar. Overigens herhaalden Frankrijk en Engeland begin van de twintigste eeuw dat kunstje in het Midden-Oosten, met de bekende gevolgen.

Nog steeds

Dergelijke praktijken gaan nog steeds door, misschien wat minder bloederig. Wij betalen nog steeds veel te weinig voor producten uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Wij laten nog steeds gebeuren dat grote winsten gemaakt elders in de wereld naar Nederland en andere landen worden overgebracht, en dus niet aangewend om daar welvaart en welzijn te verbeteren. Ik heb zelf al verschillende keren berekend dat als het gaat om financiële stromen wij meer geld ontvangen uit het zuiden dan omgekeerd. Ik noem dat omgekeerde ontwikkelingshulp. Andere onderzoekers laten zien hoe groot de ontduikingen van belastingen zijn. De verliezen van ontwikkelingslanden als gevolg van prijsmanipulaties door internationale ondernemingen zijn enorm.

Natuur en milieu

En daarbovenop komen allerlei ernstige gevolgen voor natuur en milieu. Neem de klimaatproblemen die veroorzaakt worden door de uitstoot van CO2: de oorzaak daarvan ligt allereerst in de snel gegroeide uitstoot sinds de industriële revolutie in Europa. De ernstigste gevolgen daarvan vind je nu in ontwikkelingslanden waar toenemende droogte afgewisseld wordt met nog onstuimiger regenval en windstoten. Onze ecologische voetafdruk is op dit moment voor 2/3 te groot, eigenlijk zouden wij ons materiële gebruik met 2/3 moeten verminderen. Mede daardoor is er ginds steeds minder goede grond beschikbaar en wordt de natuur in hoog tempo afgebroken.

Eén wereldeconomie

Op deze en andere manieren heeft zich een wereldeconomie ontwikkeld waarbij de wereld één markt is, één produktenmarkt, één geldmarkt, één arbeidsmarkt. Eigenlijk is het niet meer terecht nog te spreken van bijvoorbeeld de Nederlandse economie. Want alle sectoren in Nederland zijn nauw verbonden met producties en consumpties elders in de wereld. Je kunt wel statistieken maken over Nederland, maar economisch gaat het om het mondiale krachtenveld. Als Rusland het gas afsluit dondert hier de hele boel in elkaar. Als in de VS banken weer van die ongedekte leningen verstrekken als die welke 10 jaar geleden ontploften, zet zich ook hier een fikse economische crisis in met inkomensdalingen en groeiende werkloosheid. Als Brexit doorgaat, in welke vorm ook, begint het overal ter wereld te trillen. En als die ene man in dat witte huis in de VS door mag gaan met zijn strapatsen, dan zullen ook wij de gevolgen voelen, linksom of rechtsom. Nationale grenzen hebben wel betekenis, maar dan vooral om groepen werkenden tegen elkaar uit te spelen. Wij zijn allemaal geconfronteerd met de races to the bottom, zoals dat wordt uitgedrukt, van lonen en van vennootschapsbelasting. Wij, alle mensen van de wereld, zijn met elkaar in concurrentie gebracht. Hoezo ‘Nederlandse’ economie?
Kortom, waar hebben wij het over als wij spreken van onze welvaart. Is die van ons? Hebben mensen uit Afrika of Azië die hier op de deur bonzen minder recht op die welvaart? Die welvaart hoort ook hen toe.

2: Bestaat er zoiets als een Nederlandse identiteit?

Eerlijk gezegd weet ik het niet. Als ik naar mijzelf kijk, dan zie ik een man, een al wat oudere man, een witte man, een intellectueel (om dat deftige woord maar eens te gebruiken), een voormalig katholiek met overigens nog steeds christelijke overtuigingen. En zo kan ik doorgaan. Mijn identiteit heeft vele facetten, net als bij iedereen. Ik verschil op veel van die kenmerken van vele andere mensen. Ik kom ook met veel mensen overeen. Maar nooit helemaal, ik heb mijn eigen identiteit. In hoeverre is mijn identiteit Nederlands? Ik ben natuurlijk ook Nederlander, ben hier geboren en getogen. Maar de uitdrukking Nederlander suggereert dat allen die hier geboren en getogen zijn op zijn minst op elkaar lijken, met elkaar overeenstemmen. Maar is dat echt zo? Ik deel met Mark Rutte allerlei waarden juist niet, waarden die hij hoogacht, als concurrentie en economische groei. Hij stelt zich in dienst van de ongelijkheid, terwijl ik solidariteit vooropzet.

Levensstijl

Die twijfel over mijn identiteit en die van anderen die hier geboren en getogen zijn heeft ook te maken met onze levensstijl. Neem de mode, als er zich ergens nieuwe ontwikkelingen voordoen, en het is draagbaar, dan verspreidt zich dat razendsnel over heel de wereld. De mode hier in Nederland is mondiaal bepaald. Dat geldt ook ons eten. Daarin zie je steeds meer sporen van heel de wereld. ‘De chinees’ is gewoon geworden. In mijn kindertijd aten wij geen paprika’s, nu is dat normaal. Kookboeken van heel de wereld worden hier geraadpleegd. En zoiets kan ik ook zeggen van de muziek die wij mooi vinden. Neem de popmuziek: Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse invloeden zijn gewoon geworden. En dezer dagen komen in die muziek ook steeds meer sporen van Arabische en Turkse en Indiase muziek.

Multicultureel

Heel onze cultuur is multi geworden. En dat is ook de normaliteit in de Nederlandse geschiedenis. Er is pas een mooi boek over de ‘Wereldgeschiedenis van Nederland’ verschenen. Daarin wordt weer eens duidelijk gemaakt dat Nederland altijd multiculti is geweest, vanaf het begin tot nu aan toe, en dat wij weer rijker werden als er nieuwe migranten aan de deur klopten. Er zijn nog wel enkele stijfkoppen die dat niet willen aanvaarden. Maar wij waren altijd multicultureel en blijven altijd multicultureel. En dat is maar goed ook. Want onze mode is erop vooruitgegaan, wij eten steeds lekkerder en gevarieerder, en genieten van steeds verrassender en gevarieerder muziek.
Mensen die hardnekkig blijven spreken van de pracht van de Nederlandse identiteit, die verdenk ik ervan dat zij opnieuw en op zeer discutabele gronden proberen anderen uit te sluiten. En daarvoor worden die anderen minderwaardig gemaakt, en hebben zij minder rechten dan wijzelf.

Bedenkingen

Kortom, ik heb zo mijn bedenkingen bij al die oprispingen van vaderlandsliefde. Onze welvaart is niet van ons alleen, bovendien zijn wij niet zo verschillend van anderen, even divers. Het is helaas gemakkelijk om anderen te benoemen op één enkel kenmerk en hem of haar daarom minder rechten toe te kennen. En zeker als er een onrustig klimaat is, als gevolg van een financiële crisis of van falende overheden, is de verleiding groot om één groep tot vijand te verklaren. Maar dat is onrechtmatig. Bovendien lost dat niets op. En dat laatste is heel erg belangrijk. Wij, de wereldsamenleving staan voor enorme opgaven, en wel op korte termijn. Wij zullen echt werk moeten maken van herverdeling van de welvaart, en van daling van de ecologische voetafdruk, en van drastische vermindering van de CO2 uitstoot, om maar eens wat te noemen. Wij mensen die in Nederland wonen, zullen bijvoorbeeld moeten erkennen dat wij onze consumpties flink moeten gaan inkrimpen. Kortom, wij moeten en zullen een deel van onze welvaart prijsgeven.