Deze week publiceerde het CBS weer de Monitor Brede Welvaart, met daarbij het rapport over de voortgang die Nederland maakt bij het behalen van de Sustainable Development Goals (SDG’s). Met een veelheid aan indicatoren geeft de Monitor aan hoe Nederland ervoor staat in het ‘hier en nu’ (hoe gaat het nu met de Nederlanders), ‘later’ (welke gevolgen heeft wat wij doen voor komende generaties) en ‘elders’ (welke gevolgen heeft wat wij doen voor mensen in andere landen, met name ‘ontwikkelingslanden’). Hoe ziet het beeld er dit jaar uit?
Hier en nu
Zoals gebruikelijk wordt geconstateerd dat Nederland, in vergelijking met andere EU-landen, een relatief sociale en welvarende samenleving is. Sociaal, want het vertrouwen in andere mensen en in instituties is hoog, de hoeveelheid vrijwilligerswerk dat wordt gedaan steeg het afgelopen jaar nog. En welvarend, want het gemiddelde besteedbaar inkomen is hoog. Nederlanders zijn relatief tevreden over hun leven, en hebben relatief veel regie over het eigen leven (al betwijfelde de WRR dat vorig jaar in het rapport ‘Grip’). Toch is niet alles rozengeur en maneschijn: de verdeling van al dit moois is nogal ongelijk: voor lager opgeleiden, voor mensen die buiten Nederland geboren zijn of met ouders waarvoor dat geldt, en voor jongeren is de brede welvaart duidelijk lager dan voor andere groepen. Uit de SDG-rapportage valt op te maken dat het percentage huishoudens dat met geregistreerde problematische schulden kampt, is gestegen naar 8,8% (SDG 1), dat nergens in de EU zoveel mensen een flexibele, en dus onzekere, arbeidsrelatie hebben als in Nederland (33,6%, SDG 8.2), en dat het functioneren van de rechtsorde, de kwaliteit van overheidsregelgeving en de effectiviteit van het overheidsbestuur verslechteren (SDG 16.2).
Later
Het CBS concludeert zelf al dat de brede welvaart nu steeds meer ten koste gaat van latere generaties, vooral omdat we interen op ons natuurlijk kapitaal. En dat kan natuurlijk niet onverwacht komen, want al jaren is onze ecologische voetafdruk veel te groot. Earth Overshoot Day viel voor Nederland dit jaar op 1 april, dus in drie maanden hadden we de hulpbronnen opgebruikt waar we eigenlijk het hele jaar mee hadden moeten doen. Stikstof- en fosforoverschot zijn bijna nergens zo groot als in Nederland, er zijn nog maar net half zoveel vogels van het boerenland als in 1995 (SDG 15), en de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater is praktisch nergens voldoende. De uitstoot van broeikasgassen per inwoner daalt weliswaar tot 8,4 ton CO2-equivalenten per inwoner, maar onze broeikasgasvoetafdruk, die ook rekening houdt met import en export, daalt niet, en is met 15,7 ton bijna twee keer zo hoog (SDG 13). Er is dus alle aanleiding voor een nieuwe regering om hard te werken aan het overeind houden van een leefbare Aarde voor komende generaties. Zoals het nu gaat zijn ze echt de klos.
Elders
Op het dashboard voor ‘elders’ lijkt zoals gewoonlijk niet veel aan de hand: de meeste trends zijn neutraal, en aan de ene kant rapporteert de monitor de invoer van goederen (handel, dus positief), en aan de andere kant de invoer van grondstoffen en biomassa (extractie, dus negatief). Op financieel gebied worden alleen geldstromen naar andere landen meegenomen (ontwikkelingshulp, overboekingen van migranten die hier wonen), maar geldstromen vanuit die landen naar Nederland (zoals rente, aflossingen, weggeboekte winsten) blijven onbesproken. Ook de rol van Nederland als doorsluisland voor het ontwijken van belastingen ontbreekt, terwijl die duidelijk invloed heeft op ‘elders’. Het beeld is dus weer veel te rooskleurig, en doet niet vermoeden dat Nederland in de Spillover Index bijna onderaan staat, wat betekent dat maar weinig landen een negatievere invloed hebben op het bereiken van de SDG’s door andere landen dan Nederland.
Terwijl de broeikasgasemissies in Nederland dalen, blijft de (veel grotere) broeikasgasvoetafdruk ongeveer gelijk, wat betekent dat ‘onze’ uitstoot in het buitenland stijgt.
De landvoetafdruk van 0,7 ha per Nederlander laat zien dat verreweg het grootste deel van de hoeveelheid land die nodig is voor de Nederlandse consumptie in het buitenland ligt, want ons eigen oppervlak beslaat ongeveer 0,2 ha per persoon. Het PBL, dat deze cijfers aanlevert, rekent hierbij met ‘echte hectares’, in tegenstelling tot de ‘mondiale hectares’ waarmee de ecologische voetafdruk wordt aangegeven, en waarin ook rekening wordt gehouden met de vruchtbaarheid van de bodems. De Nederlandse ecologische voetafdruk is 6,2 ha per persoon, terwijl Nederland zelf een biocapaciteit heeft van 1,1 ha per persoon. Ook als je er rekening mee houdt dat zo’n 60% van die ecologische voetafdruk nodig is voor de opslag van CO2, blijft het beslag op land nog veel groter uitvallen dan met de nu gebruikte landvoetafdruk (ongeveer 2,5 mondiale ha p.p.). Over deze verschillende berekeningswijzen zie dit artikel van Jan Juffermans op onze site.
Onze gebruikelijke conclusie: er blijft veel te wensen rond het dashboard ‘elders’. Het ook op 15 mei gepubliceerde Actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling geeft meer handvatten om beleid minder ten koste van ‘elders’ te laten gaan.
Beleid
Het CBS levert via de Monitor Brede Welvaart informatie aan waarvan het de bedoeling is dat die wordt gebruikt om beter beleid te kunnen maken. Op dat vlak lijkt er bijzonder weinig te gebeuren. In 2022 diende Lammert van Raan (Partij voor de Dieren) een motie in die vroeg om een visie te ontwikkelen waarin de economie binnen de grenzen van de planeet blijft en die de brede welvaart bevordert. Minister Kaag ontraadde die motie omdat de planbureaus bezig zijn indicatoren rond brede welvaart op te nemen in hun modellen, en ze daar niet op vooruit wilde lopen. Maar Building Change constateert recent in een position paper, dat er sinds juni 2022 geen update meer is geweest van de planbureaus. Kortom, voor de buitenwereld lijkt het project stil te liggen. Commentaar van Building Change: “Het is begrijpelijk dat ambtenaren de ‘dimensie elders’ lastig meetbaar vinden, maar wachten op juiste data en indicatoren is geen optie. Zolang de projecten van de planbureaus en het IMF om dit in kaart te brengen niet afgerond zijn sneeuwt de dimensie elders onder. Geef daarom een verondersteld of verwacht effect weer in huidige beleidsstukken”.
In elk geval is er alle reden voor de Kamerleden om in het Verantwoordingsdebat te vragen naar de stand van zaken in het project van de planbureaus.
Gerrit Stegehuis, met dank aan Lou Keune, Marion Eeckhout en Jan Juffermans