Steeds weer worden wij overvallen met berichten over de ernst van verschillende mondiale problematieken. Zoals nu weer de berichten van de FAO over de voortdurende voedselcrisis; dagelijkse berichten over de financieel-economische crisis; het nieuwste UNDP rapport over de gevolgen van de verschillende milieucrises in vooral de ontwikkelingslanden, èn over de grote inkomensongelijkheden in de wereld; een WHO rapportage dat jaarlijks 3 miljoen kinderen jonger dan 5 jaar sterven als gevolg van milieugerelateerde oorzaken; afgelopen week de World Energy Outlook volgens welke wij gaan in de richting van een verdere opwarming met 6 graden, terwijl Kyoto dit wilde beperken tot 2 graden; en ook berichten over de verdere stijging van de ecologische overshoot, dus het overgebruik van de biocapaciteiten uitgedrukt in de ecologische voetafdruk; en de voortgaande daling van de biodiversiteit.
Wij hoppen financieel-economisch van crisis naar crisis, proberen die op allerlei manieren de baas te worden (wat maar zeer gedeeltelijk lukt). Maar wij dreigen die andere crises, die ook ònze crises zijn, als maar weer weg te drukken. Er is veel bekend over wat aan al die vraagstukken in structurele zin gedaan zou moeten worden, zie bijvoorbeeld de mede door ons ontwikkelde FGD. Maar in die dagelijkse druk om iets te doen aan de financieel-economische crises wordt gemakkelijk het verband tussen al die problematieken uit het oog verloren. En dat verband is dat wij te maken hebben met een diepgaande structurele crisis van ons economisch bestel.
Neem bijvoorbeeld de manier waarop prijzen tot stand komen. Het is al sinds decennia, mede dankzij mensen als Tinbergen en Daly, bekend dat de prijzen die op de markten gehanteerd worden niet echt vertegenwoordigend zijn voor het totaal van kosten van voortbrenging en distributie van goederen en diensten. Want veel milieuschades maar ook sociale kosten zijn daar niet in verrekend. Dat is ook de reden dat wij te weinig betalen voor wat wij verbruiken, en dus een hoge “welvaart” vertonen. Maar dat gaat wel ten koste van het milieu, van veel mensen, zeker in ontwikkelingslanden, en ook van de jongere en de toekomstige generaties. En toch blijven wij daarmee doorgaan, mede dankzij de misplaatste theorie dat vrije markten tot correcte prijzen leiden.
Of, een ander voorbeeld, neem onze drive om steeds meer te consumeren. Het is ook al heel lang bekend dat meer consumptie vanaf een zeker niveau ons echt niet gelukkiger maakt, en nauwelijks tot niets meer toevoegt aan ons welzijn. Maar toch is meer consumptie een heilige plicht geworden, wij worden haast dagelijks door politici en economen opgeroepen om onze verantwoordelijkheid te nemen. Want hoe kunnen wij anders uit de crisis komen?, is de leidende gedachte.
In het Plan dat wij vandaag presenteren hebben wij de brutaliteit om bij ontstentenis van anderen, zeker de verschillende beleidsinstanties, althans in Nederland, om zelf de koe bij de hoorns te vatten. Wij presenteren dit Plan dat wel uitgaat van het grote verband tussen de verschillende crises. Wij hebben daarbij een aantal uitgangspunten en principes van economisch beleid ontwikkeld die nogal verschillen van wat nu in beleidskringen de dominante opvattingen zijn. In ons Plan vormen mens en milieu en hun mogelijkheden en belangen, dè leidraad, dus niet geldswaarden als het BBP. Het is ook een Plan van transitie (of als u wilt: transformatie) van onze economie. Mijn collega John Huige zal dat nader toelichten. En dat allemaal in de hoop dat ook u, net als vele duizenden individuele burgers en sociale verbanden, de handschoen oprapen en plannen en programma’s gaan ontwerpen zoals mensen als Tinbergen en Voskuil deden in de jaren dertig van de vorige eeuw.