Doen wat moet worden gedaan

In september vond de boekpresentatie plaats van het boek Doen wat moet worden gedaan van Lou Keune, medeoprichter en nu adviseur van het Platform Duurzame en Solidaire Economie. Greetje Witte-Rang bespreekt hieronder het boek. Voor informatie over bestellen zie http://www.loukeune.nl/

Onder de titel Doen wat gedaan moet worden schreef Lou Keune (1938) zijn herinneringen op. Lou was niet alleen één van de mensen van het eerste uur van het Platform Duurzame en Solidaire Economie, maar was ook gangmaker en betrokkene bij een zeer groot aantal andere initiatieven, organisaties en projecten. Dat begon in 1956 met een demonstratie in Tilburg ter ondersteuning van de Hongaarse Opstand en loopt door tot op de dag van vandaag. Het boek zelf geeft op de achterflap een prima beschrijving van de inhoud, die ik hier daarom overneem.

‘Lou Keune (1938, Houthem) was als kind al gefascineerd door mensenrechten, armoede en andere culturen. Missionarissen in de Rooms Katholieke kerk waar hij mee opgroeide, brachten in die jaren die buitenwereld dichterbij. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen ook veel internationale initiatieven op gang om de wereld beter te maken, waar Lou over droomde om aan deel te nemen. Lou wilde, samen met zijn vrouw Wil, in de ‘arme landen’ gaan werken en zij vertrokken in 1962 naar Colombia. Daar leerden ze snel een andere werkelijkheid kennen: armen kunnen zich best zelf organiseren, en de oplossing is niet dat ‘zij’ zo snel mogelijk net als ‘wij’ in het Westen worden. Ontwikkelingswerk is vooral verandering in het Westen doorvoeren. Lou en Wil keerden terug naar Nederland en hebben daarna een enorme hoop werk verzet om mondiale en lokale rechtvaardige verhoudingen dichterbij te krijgen. In het boek beschrijft Lou hoe zijn denken en doen in een stroomversnelling raakte. Hij vertelt over de politieke initiatieven waar hij deel van uitmaakte en de wisselende successen die daarmee werden geboekt: van de eerste Wereldwinkels tot organisaties voor alternatieve economie en ‘anders rekenen’. Ook zijn wetenschappelijke werk en de strijd die er over op gang kwam aan de Universiteit van Tilburg komen uitgebreid aan bod.’

En meer
De lezer zal concluderen dat het boek zelfs nog (veel) meer biedt dan de achterflap beschrijft. Lou Keune is er in geslaagd zijn werkzaamheden en ervaringen in zestien thematische hoofdstukken helder te ordenen en te beschrijven, waarbij de nadruk op de zaak en niet op zijn persoon ligt. En juist daardoor komt het persoonlijke op een bijzondere manier naar voren! Zo krijgt de lezer een prachtig beeld van de Tilburgse textielindustrie en de mensen die daar werkten. Lou had allerhande connecties met die industrie, onder meer als inwoner van Tilburg, vanuit het COS Tilburg dat ontslagen werknemers begeleidde, en vanuit de universiteit waar hij onderzoek deed naar de sector. Bijzonder daarin was de aandacht die daarbij uitging naar de textielwerkers, toen duidelijk werd dat in de meeste publicaties alleen de fabrikanten aan het woord kwamen. Zijn ervaring met participatieve methodes in Colombia kwam Lou hier goed van pas; er werden talloze interviews gehouden met textielwerkers en deze werden minutieus uitgewerkt (waarmee de lezer ook een aardige indruk krijgt van hoe onderzoek in een tijd zonder computers in zijn werk ging). Deze oral history kwam terecht in verschillende publicaties, en ook in Doen wat gedaan moet worden geeft Lou veel ruimte aan de levensbeschrijvingen van enkele textielwerkers. Maar behalve Tilburg komen voorts Colombia, El Salvador en Cuba (en de mensen daar) in het boek dichterbij, alsook de ontwikkelingen aan de Universiteit waar de radicale en consequente inzet van Lou niet altijd op prijs gesteld werd.

Bijzonder is ook het hoofdstuk dat de titel draagt ‘Ontwikkelingswerk is thuiswerk’ waarin Lou activiteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking beschrijft waarin hij, na terugkeer uit Colombia verzeild raakte. Hij keerde terug naar een veranderd Nederland waar het gonsde van initiatieven op het terrein van vrede en ontwikkeling, lokaal en nationaal. Daar vinden we de wortels van veel Derde Wereldorganisaties: Sjaloom (met Piet Reckman en de Studio Kosmopolitiek), de Werkgroep Kerk en Ontwikkelingssamenwerking van de Raad van Kerken, XminY, NC(D)O, de COSSEN en de Wereldwinkels. Allemaal komen ze aan bod, en heel goed laat Lou zien voor welke dilemma’s en problemen ze kwamen te staan. Aardig is ook hoe Lou, zelf afkomstig uit de Rooms-Katholieke kerk, beschrijft hoe kerken, door hun internationale presentie en werk, hier vaak gangmakers waren.

Uiteraard komen ook andersglobalisering en de solidaire en duurzame economie uitgebreid aan de orde met aandacht voor belangrijke bijeenkomsten en documenten.

Lou Keune schreef een boek dat ongelofelijk veel informatie bevat (politiek, economisch, sociaal), dat inzicht in sociale bewegingen verschaft en dat een schitterend –breed- tijdsbeeld geeft van de periode van 1960 tot heden en hoe hij daarin gevormd werd. En met dat alles is het boek de beschrijving geworden van een mens die –zo zal de lezer concluderen- inderdaad altijd gedaan heeft wat moest worden gedaan.

Greetje Witte-Rang