Verslag werkgroep groeiverslaving (9) congres FGD 2011.
Impressies en werkwijze:
De werkgroep werd goed bezocht. Zo’n 40 mensen deden mee. De betrokkenheid bij het onderwerp was groot. Het informatieniveau van de deelnemers was hoog. Interessant op te merken was ook dat het begrip krimp bij niemand kramp opriep. Dennis fungeerde als gesprekleider en John gaf een korte inleiding bij het onderwerp. Daarnaast hadden we een factsheet gemaakt en verspreid. Slides van de inleiding en de factsheet staan op de site www.platformdse.org . Na de inleiding werd de groep een zestal stellingen voorgelegd met de vraag deze in kleine groepjes te bespreken. In de groepjes werd met veel energie gewerkt. (powerpoint)
-
Groene groei bestaat niet.
Toelichting: Elke vorm van groei leidt tot gebruik van grondstoffen en energie. Groene groei geeft een legitimatie aan voortgezette onduurzaamheid. We moeten juist ontgroeien. We gebruiken al anderhalve aardbol. Om stabiliteit te bereiken is een achteruitgang met een factor 4 nodig.
-
Groene groei is noodzakelijk om te komen tot een verantwoorde en duurzame milieugebruiksruimte.
Toelichting: Landen in ontwikkeling en de ontwikkeling en verspreiding van duurzame technologieën maken het noodzakelijk dat er nog selectief verder kan worden gegroeid. Een ‘reboundeffect’ moet vermeden worden via een rigoureus groen belastingsysteem. Compensatieruimte voor 3-de wereldlanden bevordert snelle bevolkingsstabiliteit.
-
Het bereiken van een duurzame economie lukt alleen met autoritaire maatregelen.
Toelichting: zonder een zeer stringent prijs- en distributiesysteem zullen consumenten altijd onduurzaam gedrag blijven vertonen. Ondernemers zullen verder gaan met hun vaak aan ecocide grenzende vernieuwingsdrang. Alleen met planmatige verdeling van de schaarse voorraden is een duurzame economie bereikbaar.
-
Marktwerking via prijsprikkels en belastingmaatregelen is uiteindelijk de beste manier om tot een duurzame economie te komen.
Toelichting: Nu al is zichtbaar dat de markt veel sneller gaat dan de overheid als het gaat om verduurzaming. Door hieraan de juiste regie van de overheid toe te voegen via subsidies, duurzaam inkopen, innovatiebeleid, belasting op grondstoffen en belastingvoordelen voor groene producten wordt een enorme creatieve kracht ontsloten.
-
NGO’s moeten zich als maatschappelijke kracht aaneensluiten om met hun leden en organisatiekracht een grote groene beweging te vormen.
Toelichting: Natuurorganisaties, kerken & humanisten, vredesbeweging, 3-de wereldbeweging, vakbeweging, milieorganisaties en alles en iedereen die duurzaamheid belangrijk vindt kunnen alleen in een gezamenlijke strategie overheden en bedrijven dwingen tot de noodzakelijke duurzaamheidstransitie. De urgentie is te groot om kleine verschillen nu te laten prevaleren.
-
NGO’s in Nederland zijn juist door hun diversiteit in doelstelling, ledenbinding en lobbycontacten een belangrijke partner in de verschillende transitietrajecten.
Toelichting: NGO’s moeten hun verscheidenheid inzetten om in alle mogelijke maatschappelijke gebieden duurzaamheid te bevorderen. Vele NGO’s zijn sterker dan een grote massaorganisatie. Zoiets werkt alleen bij een relatief korte mobilisatieperiode zoals bij de grote antikernwapen demonstraties.
Bij deze stellingen werd de volgende vraag gesteld: Formuleer een ‘pitch’ om een ‘first follower’ te overtuigen (Waar / bij wie ligt het voor de hand om deze visie aan te kaarten; wie is de meest kansrijke actor?).
Rapportage groepen en vervolg:
Ad 1 Groene groei bestaat niet: In theorie is absolute ontkoppeling mogelijk. Rebound is daarbij een belangrijke valkuil. Om die absolute ontkoppeling te realiseren is het noodzakelijk om de verslaving en de daaronder liggende angstgedreven (verlies zekerheden) motieven van zeer reële alternatieven te voorzien. Sociale cohesie is daarbij een voorwaarde, evenals een goed ‘verhaal’ (storytelling). Een aanpak via betrokkenheid in de buurt zoals bij Transition Towns kan een goede invalshoek vormen.
Ad 2 Groene groei is noodzakelijk om te komen tot een verantwoorde en duurzame milieugebruiksruimte: Groei – en met name immateriële groei – is ook ontplooiing. Groei geeft ook maatschappelijke dynamiek. Om op juiste wijze over groei te kunnen spreken is een ander BBP – een andere manier om toegevoegde waarde te duiden – een absolute voorwaarde. Groei moet ook bezien worden in een continentale (Noord-Zuid) verdeling waarin voor delen ook (materiële) groei mogelijk is.
Ad 3 Het bereiken van een duurzame economie lukt alleen met autoritaire maatregelen: Het beste is een verandering die bottom up plaatsvindt. De echte verandering vindt plaats als ook de morele autoriteit verandert. Groei moet ontmaskerd worden als geluksbrenger. Alle democratisch gekozen lichamen (het primaat van de politiek blijft geldig!) moeten fungeren als democratische verleiders. Het actuele vertrouwen hierin is overigens niet groot.
Ad 4 Marktwerking via prijsprikkels en belastingmaatregelen is uiteindelijk de beste manier om tot een duurzame economie te komen: De overheid dient kaders te stellen voor de markt. Prijsprikkels blijken daarbij niet te werken. Quotering is echter een goed en aanvaard middel (denk aan melk- en visquota en aan emissierechten). Zoiets moet uiteindelijk voor Nederland, EU en mondiaal vastgesteld worden. Grote vraag is kunnen we een creatief systeem bedenken om niet op de overheid (en St Juttemus) te hoeven wachten.
Ad 5 en 6 (5) NGO’s moeten zich als maatschappelijke kracht aaneensluiten om met hun leden en organisatiekracht een grote groene beweging te vormen. (6) NGO’s in Nederland zijn juist door hun diversiteit in doelstelling, ledenbinding en lobbycontacten een belangrijke partner in de verschillende transitietrajecten: Vraag is aaneensluiten of een federatief verband met een eigen identiteit? NGO’s kunnen belangrijke partners in duurzaamheid zijn. Storytelling als verbeelding van een duurzame levensstijl met zo concreet mogelijke voorbeelden voor een periode over 5 – 10 jaar is belangrijk.
Niet ingegaan is op de vraag naar 1-st follower / meest kansrijke actor.
Zo’n 22 mensen reageerden positief op de vraag of ze met het onderwerp van de werkgroep verder zouden willen gaan. Moeten dan inzoomen op de kern van de thematiek in de zin van een routeplan en bijbehorende strategie. Eerste opgave is hiervoor een agenda te maken en na te gaan hoe eerste stappen gezet kunnen worden.
Dennis Mike van den Berg
John Huige