Workshop 6 – Landbouw – vervolg (4)


Organisaties moeten een duidelijkere strategie hebben en geen holle frasen verkopen. Daarnaast zitten er ook grote spanningen binnen de eigen beweging. Ecologische waarden moeten bijvoorbeeld soms opgeschort worden omdat het op een moment om honger gaat.
De belangrijkste punten die naar voren kwamen in deze introductie volgens de voorzitter:
1) Landbouw is en blijft een regionaal georiënteerde activiteit, maar we zien een ontregionalisering.
2) Hoe bepaal je de waarde van wat wordt geproduceerd?
Markten corrigeren?
Ecologische en sociale waarden incorporeren?
3) Hoe realiseren we de aanpassing van markten?
Coöperaties?
Gedragsverandering van consumenten?
Heffingen?

Opmerkingen en vragen uit de zaal
Er werd opgemerkt dat het BNP erbij gebaat is dat de economie het bij gezinsbedrijven houdt, omdat anders het BNP zou dalen tot 0. Toegevoegde waarde ontstaat doordat de marktprijs het referentie punt is. Guus Geurts antwoord hierop dat we in basisbehoeften zouden moeten meten. Het Westen heeft het altijd over ontwikkelen en de Wereld Bank is dominant. Woorden als ontwikkeling en armoede zijn echter misleidend, wat duidelijk wordt aan de hand van een land als Bhutaan.

De voorzitter chargeert vervolgens dat we het ons allemaal maar laten gebeuren. Daar brengt Kees Koekkoek tegenin dat consumenten niet voldoende zijn geïnformeerd. Dit zou onder andere komen door de macht van de media. Als je geld hebt kun je commercials betalen. Vervolgens merkt iemand op dat hem het probleem niet zit in informatie voorziening, maar dat mensen in de supermarkt niet kiezen voor duurzaamheid. De consument kiest voor het goedkoopste product. Dit levert vervolgens weer bedrijven van 150 ha op die niet voor de regio produceren, maar voor de wereldmarkt. Van de consument moet je niet hebben volgens de zaal. Koekkoek stelt dat duurzaamheid en grootschaligheid elkaar niet hoeven te bijten. Hier ligt volgens hem een taak voor de overheid, die het gat moet dichten tussen burger en consument.
De voorzitter brengt in dat we informatie voorziening kunnen oplossen door middel van labelling. Als de consument niet kan zien wat er anders is aan het product, dan kan de consument immers geen weloverwogen keuze maken. Als alleen de prijs anders lijkt zal de consument sneller voor het goedkoopste product kiezen. Guus Geurts meent dat zelfs als men weet wat het verschil is tussen producten, slechts 5-10% van de consumenten voor betere producten kiest.

Eén van de oplossingen zou zijn wanneer er een systeem komt waarbij de mate van subsidie overeenkomt met de inspanning die de boer doet. De vraag is of landbouw verbindend is voor Europa nu de compartimentering is opgeheven. Subsidies verstrekken aan ecologische boeren staat of valt met vertrouwen. Hoe kunnen organisaties vertrouwenwekkend zijn in hoe ze keuzes maken? Theo Koekkoek meent dat de omschakeling naar biologische landbouw komt door pushen en pushen en vraagt zich af of het wel lukt om mensen bereid te vinden om het te kopen. Volgens Koekkoek kun je het veel mensen kleine stapjes laten zetten in plaats van een paar mensen grote stappen te laten zetten.

De loskoppeling van kosten en energie gebruik kon ontstaan door de goedkope olie jaren ’50/’60 en het door de overheid gesubsidieerde wegtransport. Nu er geen olie meer is, moet de rekening worden gepresenteerd aan de winkelketens die afhankelijk zijn van goedkoop transport en moeten subsidies worden stopgezet. Dit moet de overheid doen en kan zij rechtvaardigen vanuit, bijvoorbeeld, gezondheidsoogpunt. Dit kan alleen als we bereid zijn om mondiaal te organiseren en plannen. Kosteninternalisering is een mooi verhaal, maar het gaat slechts om een productie methode. Vb.: Vorig jaar februari werd er biologische pompoen ingevlogen voor dezelfde prijs als dat het hier geproduceerd kan worden. Men moet durven te zeggen dat het anders moet en stoppen voor de markt te produceren. Er werd voorgesteld dat elke regio terug moet naar het beleid van vroeger, toen er nog heffingen werden gerealiseerd aan de grenzen.

Er werd ook gezegd dat er productie beperking nodig is, maar dat wij heel moeilijk analyses kunnen maken. De politiek kan hiervoor worden aangesproken, maar als er niet genoeg mensen zijn die dat onderschrijven, dan gebeurt er niets. De Leener gelooft er niet in dat de kapitaalkrachtigen de lijn zullen volgen van duurzaamheid, ondanks de intenties. Hij denkt dat boeren de macht moeten houden. Het probleem is dat de waar bederfelijk zijn. Als de waar niet afgegeven wordt aan de markt, moet je er iets mee doen anders bederft het. Boeren moeten volgens De Leener hetzelfde doen als de voedselimperia, maar dan met coöperaties. Confédération Paysane leverde bijvoorbeeld aan Franse coöperaties. Ze kregen helaas geen betere prijs. De meerwaarde terugbrengen naar het inkomen van de boeren blijft een heikel punt.

Vanuit de zaal kwam de optie om alle grondeigendom af te schaffen, in de trand van het Georgisme.

We moeten geen slachtoffer worden van onze eigen rekenmethode. Hoewel het BNP niet samen gaat met regionalisering, heeft de mini-ruil economie weldegelijk een reële waarde.
De prijs van producten moet ekologische en sociale externalities weergeven.

Voorzitter: Dan moet je de landbouwsector apart behandelen, zoals voor de WTO. Maar de sectoren kunnen dus niet gescheiden worden. Landbouw sector als aparte sector, buiten de WTO?

Een laatste punt vanuit de zaal was dat er meer aandacht moet zijn voor de astrale en etherische kwaliteiten van voedsel.