Theo Koekkoek benadrukte dat hij in de markt blijft geloven, hoewel hij geen conservatief verhaal wil houden. Volgens Koekkoek is de consument leidend, maar de vraag is of de consument voor lokale producten kiest zonder regulering? Volgens hem moeten we met elkaar verstandige keuzes maken in wat we kopen als voedsel, dan kan de vrije markt er zijn. Desondanks moet overheidsingrijpen blijven, want totale liberalisering kan niet in de landbouw. Landbouw is van oudsher een heel duurzame sector, omdat het grondgebonden is en het denkt in generaties. Duurzaamheid past in landbouw.
Riky Schut richt zich voornamelijk op Nederland. Ze sluit zich aan bij de inleiders en is het ermee eens dat er in een duurzame en solidaire economie een balans moet zijn tussen ecologie, economie en culturele waarden, maar er moet vooral een inkomen zijn. Als er geen inkomen is kun je niet aan milieuvoorwaarden doen en dus de natuur niet onderhouden. Voedsel imperia zijn ook in Nederland aan het ontstaan, bijvoorbeeld in de kippen, varkens en mestverwerkende industrie. De boeren in de glastuinbouw vinden dat ze de metropolen op de wereld voeden. We moeten niet vergeten dat Nederland het 2e export land is, ondanks het feit dat Nederland een klein land is. We zitten vol en moet zuinig zijn met de ruimte die we nog hebben.
Grote zorg waar Claes ook aan refereerde, is dat de gezinsbedrijven worden opgeslokt. Dat is heel jammer voor platteland, duurzaam bestaan, en productie. Een grote zorg die niet naar voren kwam in de inleidingen, is die van buitenlandse werknemers. Polen werken hier graag, verdienen hier graag, maar hun gezinnen worden sociaal uiteen getrokken. We moeten veel meer kijken naar voedsel soevereiniteit in de landen zelf. Hoewel er zoveel deviezen verdiend worden op landbouw producten komt dit niet terug bij de boeren. Tegelijkertijd wordt er geknabbeld aan sociale voorzieningen zoals de WAZ, wat onbetaalbaar is.
Joost Visser stelt dat de situatie onduurzaam is tot het onhoudbaar toe (energie, erosie etc). Deze situatie is niet aan te bevelen. Iets dat bodem degradatie bevordert moet per direct worden gestopt. Er is iets geïnstitutionaliseerd waar grote jongens gebruik van kunnen maken, maar er zit niets onder. De nitraatrichtlijnen zijn niet te halen, maar toch was het idee dat het te beheersen was. Er is een foute insteek in de landbouw. Landbouw kan niet industrieel ingericht worden omdat primaire productie tijd en plaats gebonden is. Wanneer de illegale activiteiten in de landbouw sector worden herkend en erkend, kan er tegen op worden getreden door de overheid op basis van gefundeerde argumenten. De ‘grote jongens’ zijn vaak niet alleen sociaal, maar ook ecologisch destructief. De voedsel imperia lijken een groot machtsblok te vormen, maar er zit geen ethische fundering onder. Daar moet de overheid instappen.
Jean-Pierre de Leener is ook mondiaal actief, onder andere met Via Campesina. Het VAC is vooral gericht tegen de vrije markt. Nergens willen boeren de vrije markt, daar waar ze samen werken. Realiteit is dat het er al is. De vraag is hoe dat veranderd kan worden en met welke allianties. Om dit te onderzoeken wordt in Vlaanderen de Ronde van Vlaanderen georganiseerd door een Syndicalistische organisatie. Het probleem is dat medestanders verdwijnen, omdat kleine boeren bedrijven verdwijnen en de groten overblijven. De vrije markt vindt plaats en het aantal boeren daalt elke dag. De laatste kleine bedrijven verkopen ook aan de groothandel en vertrouwen erop dat ze het daarmee kunnen redden. Ze kiezen ervoor grondstoffen te produceren voor de verwerkende industrie en hopen dat de prijzen en de vraag goed blijven. Een alternatief is het syndicalistische bedrijfstype: een biologisch, gediversifieerd bedrijf dat kleinschalig verhandelt in een coöperatie. Men kan een aandeel nemen in de coöperatie en meebeslissen over het bedrijf. De Leener is niet tevreden met de huidige situatie, maar zegt dat er toch een inkomen gehaald moet worden. Dit moet samen gedaan worden met lokale en mondiale boerenbewegingen. Consumenten kunnen ook iets anders wensen van de landbouw. Bij de Ronde van Vlaanderen merkt men dat de boeren een te kleine speler zijn. Het grote politieke verhaal kan door boeren alleen niet gerealiseerd worden. Vandaar het grote belang van allianties met boeren uit ontwikkelingslanden en consumenten.
Luc Vankrunkeslven werkt in Brazilië en schrijft een boek. Er is geen eko landbouw mogelijk als zij niet sociaal rechtvaardig is. Volgens Vankrunkelsven zijn er drie punten:
1) voedsel imperia
2) bevolkingslandbouw
3) waarden discourse
Er vindt een “her-boering” plaats, terwijl er 14 jaar geleden gedacht werd dat de boerenlandbouw ten orde ging. Nu moeten we het anders bekijken: de industriële landbouw is in crisis en de boerenlandbouw is de toekomst. We moeten daarbij niet bang zijn om de dingen bij zijn naam te noemen en een waarde oordeel te durven vellen.
David Renkema stelt het wereldvoedselvraagstuk centraal. Al tien jaar zijn er 800 miljoen mensen die honger hebben en ondervoed zijn. Het is enerzijds goed te noemen dat het nog steeds op de agenda staat en dat het aantal niet groter is geworden, maar het duidt op een verstoring van de voedselmarkt. In de inleidingen wordt al het kwaad toegeschreven aan de voedsel imperia en deze worden tegenover sociaal kapitaal en kleine boeren geplaatst. Maar willen we vooruit komen, dan moeten we op zoek gaan naar de aanknopingspunten binnen die imperia. Dit kan door middel van keten verantwoordelijkheid / MVO / tegenmacht van coöperaties vanuit landbouw tegenover particuliere ondernemingen. Een voorbeeld van ketenverantwoordelijkheid is de koffiesector. Douwe Egberts werd tegengewerkt door Max Havelaar, omdat het hun marktpositie benadeelde.