Wanneer wordt de economie nu eindelijk eens volwassen?

Teksten en verslagen


Wanneer wordt de economie nu eindelijk eens volwassen?


Plenair debat met economen


Download

Na de inleiding door Lou Keune en de openingstoespraak door Susan George, staat er een discussie op het programma tussen vier economen onder leiding van prof. Bob Goudzwaard (UvA). De economen zijn, zoals in het gehele programma, keurig verdeeld tussen Nederlandse en Vlaamse afkomst: prof. dr. Arnold Heertje (emeritus van de Universiteit van Amsterdam), prof. dr. Jeroen van den Bergh (Universitat Autònoma de Barcelona, Vrije Universiteit – Amsterdam), dr. Francine Mestrum (Vrije Universiteit Brussel), prof. dr. Antoon Vandevelde (Katholieke Universiteit Leuven).

Bob Goudzwaard introduceert de discussie: het gaat om de problematiek van de economische groei en hoe je daar tegen aan kijkt. Maar allereerst is er de vraag of wat gemeten wordt wel economische groei is. De gehanteerde standaard is die van het BNP, en dat kan misleidend zijn omdat daar de mens- en natuurwaarden niet goed vertegenwoordigd zijn. Je kunt het vergelijken met de cockpit van een vliegtuig waar alleen een snelheidsmeter in zit en andere meters ontbreken (bijvoorbeeld de hoogtemeter die de afstand aangeeft tot het grond-niveau van duurzaamheid)
De eerste vraag die gesteld wordt is of de huidige manier van meten misleidend is of niet. De tweede gaat over wat er nodig zou zijn; moeten er zo drastisch koerswijzigingen komen dat je over de transitie of conversie naar een ‘oorlogseconomie’ kan spreken, zoals sommigen doen?

Francine Mestrum begint met te stellen dat er altijd misleidende elementen in het BNP zijn geweest. Niet alleen op het ecologische vlak: “Je hoeft maar naar de onbetaalde arbeid van vrouwen te wijzen”. Nu geldt dat ook voor andere waarden als natuurwaarden en ecologische waarden. Naast het BNP zullen dus andere indicatoren ingesteld moeten worden die onder andere ook de genderfactor zichtbaar maken. Maar het is niet alleen een ’technisch’ probleem, in het kapitalistische productiesysteem zitten systematische fouten.
Veel wetenschappers weten wel hoe het zit, maar de politiek wil het graag zo (simpel) houden. Wat nodig is, is samenwerking onder de critici om te wijzen op de fundamentele foute redeneringen van de neoliberale economie.
Arnold Heertje verklaart zich voorstander van het ‘verruimd welvaartsbegrip’. Als economische groei in dat kader gezien wordt, hoeft er geen misleiding te zijn en kun je het BNP blijven gebruiken als die op wat punten gecorrigeerd wordt (bijvoorbeeld ook arbeid van vrouwen beter meten). Waar het wel om gaat is te erkennen dat het BNP slechts een deel meet van wat voor burgers en hun welvaart van belang is. Het gaat immers om de “omgang met schaarse middelen” en de gevoelens daarover zijn principieel subjectief. Daarbij gaat het in het verruimde welvaartsbegrip echter nooit alleen om “boter kaas en eieren” maar ook om zaken als milieu, cultuur, luchtkwaliteit etc. Economen lijken dat de laatste twintig jaar niet of nauwelijks in de gaten te hebben; ze hebben de neiging om alles te monetariseren, alsof alles meetbaar te maken zou zijn. Bij een ruim welvaartsbegrip heb je drie categorieën: sommige elementen zijn kwantificeerbaar, andere zijn dat bij benadering of indirect, maar een derde categorie is geheel niet meetbaar en moet toch “meewegen”.
Antoon Vandevelde merkt op dat de kritiek op het BNP al heel oud is. Redelijk nieuw is volgens hem dat er goed empirisch onderzoek bestaat naar wat mensen gelukkig maakt. Op basis daarvan heeft hij het concept (of maatstaf) van de “economie van het geluk” opgesteld. Dat heeft tot spectaculaire resultaten geleid.
Het BNP is de afgelopen vijftig jaar verdriedubbeld in het Westen, maar het geluk blijkt nauwelijks gestegen. Het BNP kan dus stijgen terwijl dat niet meer tot stijging van het geluk voert, soms zelfs tot daling daarvan. De winst op dat gebied kan vooral bij de armsten in de wereld geboekt worden. Verder zijn er veel vormen van economische groei die het menselijk geluk doen afnemen. De 24-uurseconomie is bijvoorbeeld wel goed voor de economie maar tast allerlei andere maatschappelijke factoren aan (zoals relaties en vriendschappen).
Volgens Jeroen van den Bergh steunen veel economen de kritiek op het BNP. Toch zie je daarvan weinig resultaten op het gebied van instituten of handboeken, dan komt er weinig van die kritiek terug. Het lijkt erop dat de economen dan toch kiezen voor de “voordelen” die het BNP biedt.
Van den Bergh relativeert die “voordelen” omdat er overal betere alternatieven voor zijn. Het is bijvoorbeeld handig voor het berekenen van belastingen, maar dat kan ook best per sector gedaan worden. Het is met die automatische verdediging eerder een soort religie. Economen zijn het verder over veel deelaspecten oneens, wat bleek uit de kritieken op zijn Engelstalige stuk ‘BNP weg ermee’. Vooraanstaande economen, zoals Lans Bovenberg zouden meer hun nek uit moeten steken en hardop verklaren “dat het BNP heel slecht is”.

Volgens gespreksleider Bob Goudzwaard gebruiken economen doorgaans “nog liever elkaars tandenborstel dan elkaars terminologie”. Hij vat een aantal conclusies uit dit eerste deel van de discussie samen: Als het gaat over geluk in het kader van het brede welvaartsbegrip, dan horen daar sociale en natuurwaarden in opgenomen te zijn. Ten tweede concluderen we dat de fixatie op materiele economische groei de welvaart per saldo kan doen afnemen. Verder is belangrijk dat het besef doordringt dat er “meer onder de zon is” dan alleen materiele aspecten. De meningen verschillen over de mate van meetbaarheid van andere dan materiele aspecten en de ene discussiant vindt hulpindicatoren daarom belangrijker dan andere.

Er volgt nog een korte discussie tussen Heertje en Van den Bergh over nut en noodzaak van het verwerpen van het BNP en het introduceren van begrippen als geluk. Heertje vindt dat niet nodig. Van den Bergh is het wel met Heertje eens, maar waarschuwt dat het BNP wordt misbruikt zolang het er is.

Vervolg >>>