Voor de interne discussie binnen het Platform DSE schreef John Huige een uitgebreid discussiestuk. Wij maken het hier graag beschikbaar, wie liever een PDF-versie leest kan het stuk via het plaatje hiernaast downloaden.
Inleiding
Oplossingen voor de huidige crises zijn inmiddels genoegzaam bekend. Dan hebben we het over de klimaatontwrichting, de biodiversiteitscrisis, de nationale en internationale crises in de solidariteit, en de algehele vergiftiging van de Aarde en haar bewoners. De belangrijkste doelen zijn benoemd, al kunnen sommige nog verder uitgewerkt worden, en de middelen om die te realiseren zijn vaak ook al beschreven. Te weinig nog worden deze doelen in systemisch verband aan de orde gesteld. Maar gelukkig komt ook hier licht in de tunnel met de aandacht voor klimaat- en voetafdruk-rechtvaardigheid. Alleen wordt rechtvaardigheid nog te veel gekoppeld (door bv. de WRR) aan een eerlijke verdeling van de kosten van de klimaattransitie. Die is belangrijk, maar rechtvaardigheid moet gaan over een andere economie waarin niet steeds door groei nieuwe ongelijkheden en aanslagen op het vermogen van de Aarde worden gedaan.
Politiek lijken we in een parallel universum terecht te zijn gekomen. We hadden dit niet verwacht maar konden het wel zien aankomen in buurlanden maar ook in Nederland in benoemde en onbenoemde ontevredenheid en weerstand. De opgave voor het PDSE in dit verband is in het hiernavolgende ook meegenomen.
Onze gestelde doelen zijn gericht op een zo breed mogelijk publiek. We streven ernaar om via maatschappelijke organisaties naar gelang hun eigen focus elk van deze doelen verder uit te dragen en uit te werken. Om hiervoor een strategie te ontwikkelen zijn vijf sets van doelen naast elkaar gezet. Deze zijn deels verwoord door twee belangrijke auteurs van dit moment, en door drie onderdelen van PDSE-discussies: ons Manifest 2023 ‘Nieuwe Economie Nu!’, de punten van De Grote Transitie (DGT) van het PDSE en recente discussies in het PDSE. Bij elkaar sluiten deze punten goed aan bij de PDSE-‘Verklaring van Tilburg’ van 2008.
Deze doelen/punten worden hierna weergegeven en voor de overzichtelijkheid samengebracht in een tabel. Elk van de genoemde punten wordt daarna uitgewerkt en voorzien van mogelijke acties. Eerst worden hieronder de voorwaarden uitgewerkt waaraan genoemde doelen moeten voldoen. Deze samengebrachte en onderling afhankelijke doelen vormen een enorme breuk met de gangbare samenleving. We moeten ons van dit disruptieve karakter steeds bewust zijn zonder concessies aan de radicaliteit van de voorstellen. De effecten op klimaat en natuur en de baten voor iedereen moeten daarom ook duidelijk zijn.
Allereerst de uitgangspunten:
1. Het doel moet wervend zijn en niet afschrikken.
2. Het verhaal moet aansluiten bij de behoeften/noden/beleving van een grote meerderheid van de bevolking.
3. Het verhaal moet coherent zijn. Het moet een systeemverhaal zijn.
4. Het moet in elk van de onderdelen ook een eigen verhaal zijn.
5. Het moet uit te werken zijn in concrete politieke doelen. De politieke doelen moeten oplossingen aanreiken voor de ervaren noden. De onderdelen van het verhaal moeten te relateren zijn aan een verkleining van de (mondiale) voetafdruk.
6. Het doel moet bruikbaar zijn voor mobilisatie.
7. De urgentie moet duidelijk een plaats hebben; dus geen pappen en nathouden.
Een uitwerking van deze uitgangspunten:
1. We zitten, schrijft Timothée Parrique, met een kip-en-ei-paradox. We moeten een nieuw denkbeeld over een maatschappij formuleren die nog niet bestaat. Een oplossing voor deze paradox, schrijft Parrique, is om de linkervoet van het denkbeeldige altijd dicht bij de rechtervoet van het reële te houden om het evenwicht niet te verliezen. Het is steeds balanceren. Daarbij luistert het heel precies hoe hierover gecommuniceerd wordt. Een voorbeeld: de term asielzoekers wordt door mensen meestal negatief gekleurd, terwijl de term vluchtelingen wel positief ervaren wordt. Een ander voorbeeld: het stellen dat de consumptie van de Nederlanders met 75% moet dalen zal weinig enthousiasme opwekken. De stelling dat we samen wegen gaan zoeken om de consumptie te verschuiven van materiële naar immateriële zaken is beter over het voetlicht te brengen. We moeten als het ware een nieuwe ‘degrowth-taal’ ontwikkelen.
2 Veel inkomens zijn te laag om zonder zorgen (bij afwezigheid van reserves) het eind van de maand te halen. Andere inkomens en vermogens zijn torenhoog en blijven ten opzichte van de lagere inkomens groeien. Deze grote ongelijkheid in inkomens en vermogen moet een van de centrale beleidspunten vormen in een degrowth-strategie.
3 Populistische stromingen en bepaalde politieke partijen scoren goed omdat ze de complexe werkelijkheid in een beperkte set samenhangende beelden samenbrengen. De kunst is om die samenhang en de begrijpelijkheid ook in ons verhaal aan te brengen. Dus in plaats van te stellen dat vluchtelingen onze banen innemen moeten we weten aan te geven dat de meerderheid van de vluchtelingen noodzakelijk is om onze zorg en onderhoudsarbeid op peil te houden. Verder – zo stelt Parrique – is een selectie van beleidsmaatregelen coherent als er geen conflicten tussen bestaan, of beter nog, als ze elkaar aanvullen. Ze zijn delen van het systeem.
4 Elk van de onderdelen van ons verhaal moet ook als zelfstandig item of als zelfstandig politiek doel gebracht kunnen worden, zonder dat hiermee het totale verhaal uit het zicht verdwijnt. Op de onderdelen wordt in de volgende paragraaf verder ingegaan.
5 Het ingewikkelde is om beleidsdoelen te formuleren die voldoende concreet zijn zonder dat we vervallen in onnodige details. Wel moet bij elk van de beschreven doelen duidelijk zijn wat het bijdraagt aan het oplossen van de ervaren noden en zorgen van de mensen, evenals de bijdrage aan degrowth en verkleining van de voetafdruk.
6 Zonder mobilisatie, die grote groepen mensen letterlijk op de been kan brengen, zullen veel politieke doelen sterven in schoonheid. Het klimaatprotest is een duidelijk mobilisatiepunt. Ook bomen planten (zoals met de actie van Urgenda) levert veel activiteit op.
7 Uitstellen en witwassen levert alleen maar hogere kosten op en verergering van de systeemcrises in de toekomst. Daarom ook moeten onze doelen radicaal geformuleerd worden. De urgentie is groot.
Tot slot deze stelling van Parrique: Beleidsvorming heeft meer te maken met politieke filosofie dan met technisch bestuur. Achter elk doel schuilt een diepe vraag die te maken heeft met (1) rechtvaardigheid (Hoe gelijk moet een samenleving zijn?), (2) productie (Wat moeten we produceren en hoe?), (3) natuur (Wat is onze relatie met de natuur ?)[1], (4) tijd (Hoeveel tijd moeten we besteden aan (betaald) werk?), (5) democratie (Hoe moet werk georganiseerd worden?), (6) het doel van het leven (Waarom moeten we werken?), (7) vertrouwen (Hoe organiseren we vertrouwen?), (8) schulden (Wat zijn we elkaar verschuldigd?), en (9) de toekomst (Hoe verhouden we ons tot de toekomst?). De beleidsvorming die degrowth moet nastreven moet deze vragen weer centraal stellen in de sociaaldemocratische discussies.
De keuze van de doelen:
We gaan uit van vijf sets van doelen:
1. De doelen genoemd in ons Manifest 2023
2. De 10 doelen genoemd in De Grote Transitie
3. De doelen genoemd door Timothée Parrique
4. De doelen zoals omschreven door Paul Schenderling
5. De items zoals omschreven en besproken in de notitie voor het strategisch debat en de gehouden bijeenkomst hierover.
Manifest ‘Nieuwe Economie Nu!’
1. Stop de oriëntatie op bbp-groei en richt je op doelen/indicatoren die noodzakelijk zijn om samen te kunnen overleven. Dat zijn vooral Welzijn, Inclusiviteit en Duurzaamheid, in het Engels: Wellbeing, Inclusion en Sustainability, samengevat als WISE.
2. Verlaag de belasting op arbeid, en belast vooral het gebruik van grondstoffen en de uitstoot van broeikasgassen. Zorg daarbij dat mensen met een laag inkomen goed in hun basisbehoeften kunnen voorzien.
3. Nederland bereidt zich voor om in 2025 lid te worden van de Wellbeing Economy Governments, waar de andere indicatoren voorrang krijgen.
4. In al het economie-onderwijs wordt vanaf 2025, in aanvulling op de mainstream, inzicht gegeven in de belangrijke nieuwe stromingen, zoals de Betekenis-economie, de Donut-economie, de Economy for the Common Good, de mondiale Wellbeing Economy Alliance, de Degrowth- en Postgrowth-beweging.
5. Nederland volgt het voorstel van de EU om in 2030 de mondiale ecologische voetafdruk met 50% verkleind te hebben.
6. Er komt een nieuw sociaal contract, waarbij een veel minder ongelijk inkomen en vermogen wordt nagestreefd. De balans tussen laagstbetaalden en hoogstbetaalden wordt fundamenteel veranderd.
1. Ongelijkheid in inkomen en vermogen
2. Werk en inkomen; bestaanszekerheid voor iedereen; waaronder basis- of participatie-inkomen
3. Naar een circulaire regionale economie
4. Herontwerp het belastingstelsel
5. Beter meten van welvaart
6. Realiseren van 100% duurzame energie in 2030
7. Armoede de wereld uit
8. Een eerlijk geldstelsel
9. Goed, democratisch bestuur
10. Vernieuw het economieonderwijs.
Parrique komt in zijn dissertatie[2] uit op negen doelen, gegroepeerd in drie drietallen:
Eerste drietal: (A) ongelijkheden in inkomen en vermogens aanpakken; (B) democratiseren van bedrijven (waaronder o.a. aandacht voor coöperaties en kleine bedrijven); (C) Natuurbeheer, waaronder beperking van extractie en beperking afvalproductie.
Tweede drietal over hervorming van werk: (D) arbeidstijdverkorting; fatsoenlijk werk (sociaal nuttig en ecologisch duurzaam); (E) Democratie en werk; (F) Postwork (het nieuwe werkethos, het recht op luiheid).
Het derde drietal over geld: (G) Monetaire diversiteit (waaronder parallelle geldsystemen); (H) onafhankelijk bankieren (waaronder het temmen van het monetaire groei-imperatief, democratische controle op geldschepping; (I) Slow finance (definancialiseren, ontmantelen grootbanken, scheiding tussen spaarbanken en investeringsbanken, financiële ethiek).
Schenderling gaat in zijn boek (samen geschreven met 13 anderen) ‘Er is leven na de groei’[3] uit van de volgende aandachtspunten (waarbij vermeld moet worden dat ze soms erg verpakt zijn in een verhaal):
• Eerlijke heffing op consumptie; verlaging belasting op arbeid
• Werkzekerheid en daartegenover minder onzekerheid (ook in sociale wetgeving)
• Bevordering van een inclusieve samenleving en reproductieve kanten van de maatschappij
• Minder precaire arbeid
• Samenhang klimaatmaatregelen en sociale maatregelen
• Creëer basisbanen
• Verminder flexibilisering van de arbeidsmarkt
• Arbeidstijdverkorting (meer vrije tijd; minder stress)
• Pensioenfondsen moeten sociale en ecologische doelen nastreven
• Beperk ongelijkheid door een progressief belastingstelsel
• Een ander landbouw- en voedselbeleid; een transitie naar bosbouw, polycultuur en hybride landbouwmethoden, en verandering van consumptie door middel van een andere voorlichting
• Energie en mobiliteit: meer aandacht voor energiebesparing is nodig, energiecoöperaties, beperk reclame-uitingen, investeer in een betere voervoerinfrastructuur, postgroei > minder consumptie > reductie vervoerinfrastructuur.
• Zorg: welvaart maakt ons ziek > meer zorgkosten; degrowth is minder ziekmakend, daarnaast meer progressie in belastingen, en meer preventie kunnen de zorgkosten beheersbaar houden.
In de notitie voor het strategisch debat van PDSE worden 6 items genoemd. Toegevoegd zijn de door Gerrit Stegehuis bepleitte universele basisdiensten. Daarnaast hebben de conclusies uit de verkiezingsuitslag een plek gekregen:
1. Volledig duurzaam
2. Sociaal, minder ongelijkheid, meer inclusief
3. Maximale regeneratieve biodiversiteit
4. Internationale solidariteit
5. Breed maatschappelijk draagvlak
6. Democratie bevorderend
7. Universele basisdiensten
8. Conclusies verkiezingsuitslag.
In een tabel geplaatst zien we dit beeld.
Doelen/bron | Manifest | DGT | Parrique | Schenderling | Strategisch debat |
---|---|---|---|---|---|
1 anders meten | Stop bbp-oriëntatie; moet gaan om: Welzijn, Inclusiviteit en Duurzaamheid; NL wordt lid van WEGo | Beter meten van welvaart | |||
2 halvering voetafdruk | Voetafdruk in 2030: minus 50% | Minder adverteren | Volledig duurzaam | ||
3 internationaal | Grondstoffen besparen en eerlijk verdelen | Armoede de wereld uit | Internationale solidariteit, Mondiaal basisinkomen, Arbeidsmigranten, Bevolking | ||
4 vermindering ongelijkheid | Minimuminkomen moet kunnen voorzien in basisbehoeften | Verminder ongelijkheid in inkomen en vermogen | Ongelijkheden in inkomen en vermogens aanpakken | Samenhang klimaat en sociaal (Klimaatrechtvaardigheid) | Universele basisdiensten; Minder ongelijkheid, meer inclusiviteit |
5 belasting | Verlaag belasting op arbeid; verhoog kosten CO2-uitstoot en gebruik nieuwe grondstoffen | Ander belastingstelsel | Beperk extractie en afvalproductie; Extra belasting op luxeproducten | Eerlijke heffing op consumptie, verlaag belasting op arbeid, Progressief belastingstelsel | |
6 arbeid | Arbeidstijdverkorting, Fatsoenlijk werk | Arbeidstijdverkorting, Ander arbeidsethos, Recht op luiheid | Werkzekerheid, Minder precaire arbeid, Creëer basisbanen, Arbeidstijdverkorting, Minder flexibele arbeidsmarkt | ||
7 natuur | Natuurbeheer, Intrinsieke rechten voor natuur | Maximale regeneratieve biodiversiteit, Rewilding | |||
8 inrichting economie | Circulaire regionale economie, Regeneratieve kringlooplandbouw, Minder dierlijke producten | Democratiseer bedrijven | Ander landbouw- en voedselbeleid, Betere vervoersinfrastructuur | Lokale- en buurteconomie bevorderen, Prioriteit volkshuisvesting, Regie overheid | |
9 energie | 100% duurzame energie in 2030 | Meer aandacht energiebesparing | |||
10 geldstelsel | Eerlijk geldstelsel | Parallelle geldsystemen, controle op geldschepping, slow finance | Pensioenfondsen streven sociale en ecologische doelen na | ||
11 democratie | Democratisch bestuur | Democratie bevorderend en breed draagvlak, Burgerberaden, Ombudssystemen op lokaal niveau, Recht als verdedigingslinie | |||
12 zorg | Welvaart maakt ziek > postgroei is minder materiële welvaart, meer aandacht preventie | ||||
13 onderwijs | Verbreed het economie-onderwijs | Vernieuw economie-onderwijs | Leerplannen lager en middelbaar onderwijs | ||
14 mobiliteit | Investeer in een betere vervoers-infrastructuur | Bestrijd vervoersarmoede; terugdringen autoverkeer | |||
15 vergiftiging Aarde | Beperk afvalproductie | Ander landbouw- en voedselbeleid | Kernwapengevaar, en de enorme budgetten (en energie en grondstoffen) |
Op deze tabel gebaseerd, zijn de volgende vragen te formuleren:
1. Hoe bereiken we dat anders meten uitgangspunt wordt van alle sociaaleconomisch beleid?
2. Welke stappen zijn nodig om volledig duurzaam te worden; om te beginnen hoe effectueren we een halvering van onze mondiale voetafdruk?
3. Politiek is niet alleen Nederlandse politiek, of EU-politiek maar heeft altijd een internationale/mondiale dimensie.
4. Hoe komen we tot een vermindering van de grote sociale ongelijkheid?
5. Welke rol kan een nieuw belastingstelsel spelen?
6. De plaats en de inzet van arbeid is een belangrijke factor in de inrichting van een degrowth samenleving.
7. De natuur staat er mondiaal en erger nog een Nederland bedroevend voor. Hoe kunnen we die weer op niveau brengen?
8. Hoe richten we de economie in in een degrowth samenleving? Een aantal belangrijke aspecten waaronder landbouw, voedsel, democratisering, lokale economie en circulariteit, volkshuisvesting. Regie van markt naar overheid.
9. Hoe komen we tot 100% duurzame energie en welke rol is er voor energiebesparing?
10. Hoe kunnen een eerlijk geldstelsel en een andere rol voor de banken bijdragen aan een degrowth samenleving?
11. Meer vertrouwen in de democratie en een grotere rol voor de overheid zijn onmisbaar in een degrowth samenleving. Welke belangrijke elementen kunnen hieraan bijdragen? Wat is de rol van burgerberaden, lokale ombudsfuncties en het rechtssysteem?
12. Het zorgsysteem is een erg belangrijke collectieve verworvenheid maar is te marktgericht geworden en te weinig gericht op preventie.
13. Hoe kan ander economieonderwijs bijdragen aan de transitie naar een degrowthsamenleving?
14. Onze manier van leven en mobiliteit.
15. De algehele vergiftiging van de Aarde moet stoppen.
In samenhang vormen deze vijftien punten het economisch-politieke systeem. Er zijn van deze punten zeker onderdelen te realiseren. Die moeten ook nagestreefd worden. Maar de punten allemaal tegelijk realiseren is een te grote overgang. Wel kunnen we aan punten gaan werken en laten zien dat verandering mogelijk is en gunstige effecten oplevert.
De vragen worden hierna uitgewerkt in teksten; rekening houdend met de 6 eerdergenoemde uitgangspunten (wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht).
1. Anders meten
De traditionele methode om de welvaart van een land en van de groei van die welvaart te meten is het bbp. Dit staat voor Bruto Binnenlands Product. Het CBS geeft hiervoor de definitie: Het bbp wordt berekend uit de som van de waarde die door ondernemingen, huishoudens en overheden wordt toegevoegd aan de goederen en diensten die zij hebben moeten gebruiken om hun producten te kunnen maken. Tegen deze berekeningsmethode bestaan grote bezwaren. De belangrijkste zijn: er wordt geen rekening gehouden met diensten die niet in geld zijn uitgedrukt, zoals huishoudelijke arbeid of mantelzorg, er wordt geen rekening gehouden met natuurvernietiging en vervuiling, het is vooral een politieke statistiek die overheden ertoe aanzet om alsmaar te blijven groeien. Het is een statistiek die economische omzet registreert zonder dat rekening gehouden wordt met welzijnsaspecten en aangerichte schade.
Om die reden wordt er al geruime tijd gediscussieerd over andere manieren om welvaart en welzijn te registreren. Zo is de sustainable development index ontwikkeld (de SDI), en is er in Bhutan een index ontwikkeld voor Gross National Happiness (GNH).
In Nederland heeft dat geleid tot een jaarlijkse Monitor Brede Welvaart. Het commentaar van het PDSE op de meest recente versie: De zesde Monitor Brede Welvaart (MBW), die afgelopen week verscheen, inclusief de rapportage over de Sustainable Development Goals (SDG’s), schetst een beeld dat redelijk overeenkomt met het beeld van de voorgaande versies: in het ‘hier en nu’ gaat het vanuit ‘de economie’ gezien vrij goed, maar dat legt een grote druk op mensen hier en elders, en op de natuur. De ongelijkheid tussen praktisch en theoretisch opgeleiden, en tussen mensen die buiten Nederland geboren zijn, en mensen die in Nederland geboren zijn met ouders waarvoor dat ook geldt, blijft schokkend. Het gebruik in de praktijk van deze index, bijvoorbeeld om de effecten op de begroting, van een beleidsmaatregel of een nieuwe wet te beoordelen, is vrijwel afwezig.
Juist door steeds maar te herhalen dat in geld uitgedrukte goederen en diensten de kern van de economie vormen, zitten we in een onduurzame spiraal omhoog. De afweging wordt niet gemaakt tussen enerzijds bijvoorbeeld meer vrije tijd en de aanwending in huisonderhoud, een groentetuin of vrijwilligerswerk en anderzijds de eventuele vermindering van het brutosalaris.
Inmiddels is een aantal landen lid geworden van WEGo. Het Wellbeing Economy Governments partnership is een samenwerkingsverband van nationale en regionale overheden die geïnteresseerd zijn in het delen van expertise en overdraagbare beleidspraktijken om hun gedeelde ambitie van het opbouwen van welzijnseconomieën te bevorderen. WEGo is opgericht vanuit de erkenning dat ‘ontwikkeling’ in de 21e eeuw het leveren van menselijk en ecologisch welzijn met zich meebrengt, en bestaat momenteel uit zes nationale regeringen: Schotland, Nieuw-Zeeland, IJsland, Wales, Finland en Canada. Het Manifest 2023 bepleit dat Nederland lid wordt van WEGo waardoor er meer politieke aandacht komt in uitvoering en planning van een echt brede welvaart. Naast WEGo bestaat een WEAll, de Wellbeing Economy Alliance (met ook een Nederlandse hub) waarvan personen en organisaties deel uitmaken met ook als doelstelling het bevorderen van die brede welvaart.
Anders meten Acties: nadruk blijven geven aan verbetering van de Monitor Brede Welvaart, aandringen op gebruik ervan bij beleidsvorming Lobby bij overheid; en ook bij andere organisaties, Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Coherent, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht (richting organisaties), urgentie is groot. |
2. Halvering voetafdruk
De stappen die nodig zijn om volledig duurzaam te worden kunnen goed worden weergegeven in onze mondiale ecologische voetafdruk. De ecologische voetafdruk geeft aan hoeveel biocapaciteit we gebruiken voor het huidige niveau van consumptie, inclusief de verwerking van de afvalproductie. Deze voetafdruk wordt gemeten in (mondiale) hectares. We kunnen dus de impact van onze leefstijl (consumptie, vervoer, energiegebruik etc.) vaststellen en vergelijken met die van anderen. In Nederland gebruiken we 5,6 ha per persoon. In de VS 8,1 ha, in Kenia 1,3 ha. De voetafdruk is in feite zowel een ecologische als een sociale indicator (van de grote ongelijke claims op de mondiale gebruiksruimte van de Aarde).
Mondiaal bekeken is er nu nog 1,6 ha (de biocapaciteit) beschikbaar per persoon. Maar de gemiddelde mondiale voetafdruk is al 2,8 ha, dus 1,2 ha te groot per wereldbewoner! Dat betekent dus dat we met onze consumptie de draagkracht van de Aarde ver te boven gaan en dat dat op termijn niet te handhaven is. Dit wordt ook wel weergegeven door te kijken naar de jaarlijkse ‘Earth Overshoot Day’. Dat is de dag waarop we de hernieuwbare productieve vermogens van de Aarde voor een jaar verbruikt hebben. Het zal geen verrassing zijn dat deze dag elk jaar meer naar voren in het jaar verschuift. In 2023 viel deze op 2 augustus.
We moeten dus deze datum weer naar achter weten te schuiven. Op termijn moet deze terug naar 31 december. Willen we ook iets herstellen van wat we teveel hebben opgesoupeerd dan is ook 31 december niet genoeg. Dus een begin maken met een halvering van de voetafdruk in 2030 is een van de belangrijkste opgaven voor de mensheid; vooral voor dat deel dat extreem veel gebruikt. Dat betekent dat we minder moeten produceren en consumeren van die producten die een aanslag op de biocapaciteit van de Aarde doen. Om een paar belangrijke categorieën te noemen: fossiele energie, onduurzame landbouw, dierlijke producten, overmatige visvangst, niet repareerbare goederen, onduurzame kleding. Daar staat tegenover dat ons welzijn, ons welbevinden, erop vooruit kan gaan. Meer vrije tijd, meer onderwijs, meer tijd voor opvoeding, meer tijd voor mantelzorg, schonere lucht etc. Ook moeten we ons realiseren dat bijv. een gerepareerde gsm niet slechter werkt. Duurzame kledij kan zelfs prettiger en gezonder zijn. De neveneffecten van een kleinere voetafdruk zijn ook van grote invloed op de CO2-uitstoot.
Naast een halvering van de enorme mondiale voetafdruk van de rijke geïndustrialiseerde landen moet er ruimte blijven voor landen die nog onder het mondiale beschikbare zitten. Hierboven staat het cijfer voor Kenia met 1,3 ha. Daar zit dus nog ruimte voor ontwikkeling. Laten we hopen op een verstandige en duurzame ontwikkeling.
De halvering van de mondiale voetafdruk is eigenlijk de kern van de degrowth-samenleving. We zitten gevangen in een groeimodel waarin het elk jaar meer, meer, meer moet zijn. Dat betekent dat we een heel andere economie en een heel andere samenleving moeten gaan inrichten. Om te beginnen kunnen de advertenties voor overbodige producten extra zwaar belast worden. Bijvoorbeeld voor vliegvakanties.
Halvering voetafdruk Acties: concrete stappen verder uitwerken, werken aan Footprint Justice Lobby bij overheid; bij andere organisaties Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Coherent, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht (richting organisaties), urgentie groot. |
3. De mondiale dimensie
Nog altijd is het koloniale verleden, de gevolgen van de slaveninzet en neokoloniale grondstoffenroof de olifant in de kamer van publicaties en conferenties over mondiale klimaat-, natuur-, en sociale rechtvaardigheid. De praktijk van omgekeerde ontwikkelingshulp is veelzeggend. Deze houdt in dat er veel meer geld van arme naar rijke landen gaat dan andersom. We geven hulp (waarop al sinds jaar en dag beknibbeld wordt) maar veel meer geld stroomt van Zuid naar Noord, in de vorm van rentebetalingen en afbetalingen van leningen, het wegsluizen van corrupt geld van het mondiale Zuiden, naar de rijke landen. Uit het PDSE-archief: Die omgekeerde ontwikkelingshulp werd weer duidelijk uit een rapport van UNCTAD, ‘Tackling Illicit Financial Flows for Sustainable Development in Africa’ (2020). Dat rapport berekent dat er jaarlijks $ 88,6 miljard op illegale wijze vanuit Afrika verdwijnt naar andere continenten, bijna twee keer zoveel als er jaarlijks aan ontwikkelingshulp binnenkomt. De illegale geldstromen worden in vier categorieën opgedeeld. De grootste daarvan heeft te maken met illegale zakelijke geldstromen, waarbij bijvoorbeeld belasting wordt ontweken door met behulp van rekeningen met fake prijzen winsten in belastingparadijzen terecht te laten komen. Nederland wordt (uiteraard) ook door UNCTAD genoemd als een van de belangrijkste doorvoerhavens van weg te sluizen gelden naar belastingparadijzen. Andere illegale geldstromen hebben te maken met corruptie, illegale markten en diefstal.
Naast deze ongelijke ontwikkelingshulp is de ongelijkheid qua voetafdruk enorm. In de vorige paragraaf werd hierop al gewezen. Wij gebruiken de grondstoffen, wij vissen de zee leeg, wij stoten de CO2 uit. Wij hebben de middelen om te werken aan mitigatie en adaptatie om de klimaatcatastrofe minder groot te maken.
De groei van de wereldbevolking is een probleem op zich. Hoe sneller dit stabiliseert hoe beter. Naast onderwijs aan meisjes en vrouwen en het bevorderen van de lokale ontwikkeling is een goede regulering van arbeidsmigratie belangrijk. Ook een begin maken met een mondiaal basisinkomen kan helpen om ongewenste stromen van mensen te beperken en om van de omgekeerde ontwikkelingshulp weer echte hulp te maken.
Op verschillende fora zijn toezeggingen gedaan om veranderingen aan te brengen in dit onrecht. Op internationale conferenties zoals in Glasgow waarin de belofte werd vastgelegd om jaarlijks 100 miljard dollar te verstrekken van de ontwikkelde landen aan de ontwikkelingslanden. Ook in de CoP’s over natuur werden beloften gedaan. In de praktijk kwam van deze beloften weinig terecht. In Dubai is op de CoP de afspraak opnieuw vastgelegd maar de invulling laat nog op zich wachten.
Een belangrijk richtpunt voor internationale solidariteit vormen de Sustainable Development Goals (SDG’s), Deze zijn uitgewerkt in 17 doelen, die elk weer bestaan uit vele subdoelen. De doelen gaan van stop de armoede en een einde aan de honger tot aan doel 17: Versterk de implementatiemiddelen en revitaliseer het wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling. De realisatie van deze doelen in 2030, zoals de opzet is, ligt bij lange na niet in het verschiet.
Om de internationale solidariteit echt inhoud te geven, zijn er maatregelen nodig die de systemische uitbuiting en onderdrukking verminderen en uiteindelijk stoppen. Daarbij valt te denken aan: het beëindigen van belastingparadijzen. Ook het zogenaamde Investor to State Dispute Settlement (ISDS), dat een onderdeel is van internationale handelsverdragen, plaatst landen in het Zuiden in een nadelige positie. De belangen van grote bedrijven wordt daarin meestal voorrang gegeven boven de belangen van ontwikkelingslanden. Verplicht daarnaast multinationals tot ‘country-by-country reporting’ waarin ze per land hun activiteiten, het aantal werknemers, en de omzet en winst aangeven. Scheld schulden van ontwikkelingslanden geheel of grotendeels kwijt.
De mondiale dimensie Acties: aandacht blijven vragen en concrete stappen voorstellen. Werken aan Footprint Justice Lobby bij overheid; bij andere organisaties Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht (richting organisaties), urgentie groot. |
4. Vermindering sociale ongelijkheid
‘Het valt wel mee met de sociale ongelijkheid in Nederland’ is een vaak gehoorde bewering. Zeker in vergelijking met landen als de Verenigde Staten valt het mee. Maar de inkomens van CEO’s zijn gemiddeld 40 keer hoger dan die van de gemiddelde werknemer. Dat het meevalt voor de inkomensongelijkheid wordt vaak aangeduid met de Gini-coëfficiënt. Die loopt van totale gelijkheid (0) tot totale ongelijkheid (1) en bedroeg volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek vorig jaar 0,285. De NRC (6 nov. 2023) relativeert deze beperkte inkomensongelijkheid: De inkomensgelijkheid in Nederland wordt mede bereikt door het sinds de eeuwwisseling sterk gegroeide stelsel van inkomenstoeslagen. Een toeslag kan als minder zeker worden ervaren dan het inkomen – loon of uitkering – zelf. De toeslag kan elk moment vervallen, stijgen of dalen of – ten onrechte – worden afgepakt. De affaire rond de kinderopvang heeft er wat dat betreft diep ingehakt. De roep om vereenvoudiging van het stelsel is dan ook begrijpelijk: juist het systeem dat is opgetuigd om de inkomensongelijkheid te beteugelen, draagt tegelijkertijd bij aan de gevoelde bestaansonzekerheid. Het grote probleem ligt daarnaast in de hoogte van de minimuminkomens en in de daarvan afgeleide uitkeringen. Het is te laag om zonder angst en vrees het einde van de maand te halen of voor extra reparatiekosten aan een wasmachine of auto.
De omvang van de vermogensongelijkheid is veel groter in Nederland, maar ook mondiaal. In het recente bezoek van Bernie Sanders haalde deze vaak aan dat de drie rijkste miljardairs van Amerika bij elkaar meer vermogen hebben dan de onderste helft van de samenleving.
Een degrowth-samenleving kan niet op stabiele bodem rusten als niet radicaal wordt ingegrepen in deze ongelijkheden. Er kan geen echte klimaatpolitiek gerealiseerd worden als de lagere inkomens hiervoor de zwaarste lasten moeten dragen. Geopolitiek kan er geen sprake zijn van evenwichtige betrekkingen wanneer de landen in het mondiale Zuiden blijven leven in onrecht. Zo leidt een grotere ongelijkheid tot afnemend vertrouwen in andere mensen en instituten, tot een lagere geestelijke gezondheid en tot een toename van stress en kans op burn-out.
Ook is de ongelijkheid in koopkracht slecht voor het milieu. In een samenleving met veel ongelijkheid zijn mensen ook bezig met hun onderlinge posities. De ongelijkheid maakt het ook moeilijker om maatregelen te nemen die bijvoorbeeld nodig zijn om klimaatverandering tegen te gaan. Huishoudens met een laag inkomen betalen een groter deel van dat inkomen aan energie, maar ze worden bovendien relatief zwaarder geraakt door komende klimaatmaatregelen dan huishoudens met een hoog inkomen. Het is logisch dat er verzet tegen zulke maatregelen is opgekomen. Mensen voelen zich teveel een speelbal van economie en politiek. Mensen moeten weer het idee krijgen dat ze ‘grip’ op het leven hebben.
Maatregelen die direct effect sorteren zijn: verhoging van het minimumloon, afschaffing van het eigen risico in de zorg, verhoging van de progressie in de inkomstenbelasting en verhoging van de erfbelasting. De drang om de economie te laten groeien kan verminderen wanneer bestaanszekerheid uitgangspunt wordt. Daarnaast moet er gewerkt worden aan een verbetering van de basisdiensten. Door het opzetten van een systeem van universele basisdiensten. De diensten die in de basisbehoeften moeten voorzien kunnen wat variëren door de tijd heen, maar je kunt om te beginnen denken aan onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, energie, water, voedsel, mobiliteit, kinderopvang, ouderenzorg en communicatie.
Pas als er sprake is van redelijke inkomens- en vermogensverhoudingen, en wanneer de bestaanszekerheid gewaarborgd wordt, kunnen we spreken van een inclusieve samenleving.
Vermindering sociale ongelijkheid Acties: dit punt steeds op een radicale manier formuleren en inbrengen. Werken aan Footprint Justice Lobby bij overheid, bij politieke partijen, bij andere organisaties Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht (richting organisaties), urgentie groot. |
5. Nieuw belastingstelsel
Belastingen vormen naast het geweldsmonopolie het tweede belangrijkste overheidsmonopolie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij voorstellen voor economische en sociale politiek de belastingen fungeren als een soort snoepdoos. Waar het echter om gaat zijn de belastingmaatregelen die bijdragen aan systemische veranderingen. Een procentpuntje meer of minder btw heeft niet dat effect. In grote lijnen gaat het om de volgende maatregelen in relatie tot degrowth en CO2-reductie:
• Verlaag de belasting op arbeid waardoor arbeid minder duur wordt en bijvoorbeeld zorg en andere diensten en reparaties minder duur worden.
• Hef een eerlijke belasting op consumptie; de huidige ongeremde consumptiegroei is dweilen met de kraan open. Hef bijv. een progressieve CO2-belasting op het niveau van het individu. Met extra belasting voor luxeproducten.
• Belast het gebruik van nieuwe grondstoffen zwaarder en maak afvalproductie veel duurder.
• Maak de belasting op inkomen en erfenissen progressiever. In het huidige stelsel met de verschillende ‘boxen’ zitten daarnaast te veel ontsnappingsmogelijkheden voor hogere inkomens (bijv. de belasting op aanmerkelijk belang in een onderneming).
• Verhoog in snel tempo de CO2-heffing voor bedrijven. Door de invoering van een heffing op CO2 aan de EU-buitengrenzen leidt dat niet langer tot concurrentienadeel.
• Belast vermogens boven een grens van 1.000.000 € met jaarlijks 2% extra. Dit staat inmiddels in veel verkiezingsprogramma’s. En zorg ervoor dat vermogensvlucht zwaar belast wordt.
• Maak een eerlijk systeem, helder voor iedereen en zonder stressvolle en vaak discriminerende toeslagen.
Nieuw belastingstelsel Acties: Voor de PDSE ligt het voor de hand dat de acties rond belasting op arbeid en de CO2-heffingen meegenomen worden in alle activiteiten. Lobby bij overheid, bij politieke partijen, bij andere organisaties Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over de verschillende voorstellen, urgent. |
6. Arbeid
Arbeid kent erg veel aspecten. Zo is er het onderscheid tussen productieve en onproductieve arbeid bij Marx. Alleen arbeid die meerwaarde oplevert is productief. Arbeid heeft ook religieuze en zingevingsaspecten. Ook filosofen hebben er veel over geschreven. Hannah Arendt bijvoorbeeld is mede bekend geworden om haar omschrijving van vita activa; in ons actieve leven vormen arbeid, werk en handelen de kern van onze bestaansvoorwaarde. Naast arbeid als abstract begrip kennen we o.a. het arbeidsproces, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Arbeid staat historisch vooral bekend om het daaraan verbonden begrip uitbuiting. De kapitalistische groei-economie wordt voortgestuwd door uitbuiting. Alhoewel dit tegenwoordig niet meer zo (vaak) ervaren wordt, zijn in de feitelijke krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal nog steeds actueel. Onder de neoliberale dominantie van de afgelopen decennia is de verhouding arbeid – kapitaal, uitgedrukt in de arbeidsinkomensquote, positief verschoven in de richting van kapitaal.
In de degrowth-economie krijgt arbeid een andere plaats. Aan de hand van zes kernkwesties:
• Het huidige arbeidsethos is gebaseerd op: geen werk dus geen inkomen. Werk is daarin betaald werk terwijl veel vormen van arbeid geen inkomen opleveren. Een ruimere arbeidsdefinitie is gewenst. Het recht op luiheid, bekend van het boekje van Marx’ schoonzoon Paul Lafargue (jaren ’80 van de 19de eeuw), is een verzet tegen te grote werkzucht en -discipline. Hij bepleitte onder meer een drie-urige werkdag.
• Arbeidstijdverkorting (ATV) is daarna steeds een discussiepunt geweest en is nog steeds actueel. Een aanzienlijke arbeidstijdverkorting is gewenst. Het zorgt voor minder stress, minder arbeidsverzuim, de mogelijkheid om langer door te werken voor ouderen en meer ruimte voor zorgtaken. Ook het recht op een sabbatjaar, bijv. na 10 jaar werken, verdient erkenning.
• Een van de grote problemen bij arbeid vormt de werkzekerheid. Wanneer je niet voldoet aan het ideale plaatje zijn de baanmogelijkheden beperkt. Ook is er al snel sprake van discriminatie wanneer je niet de juiste voor- of achternaam hebt.
• Werkzekerheid kan een uitgangspunt vormen voor een nieuwe arbeidspolitiek. Volgens het PBL heeft een kwart van de mensen een beperkte werkzekerheid. Ook in de arbeidsmarktregio worden grote verschillen geconstateerd in werkzekerheid.
• De enorme toename van nulurencontracten, uitzendwerk, oproepcontracten en flexcontracten (vaak in langdurige opeenvolging) geeft veel onzekerheden, het zijn dikwijls precaire banen, vooral bij starters. Ook de vaak noodgedwongen ZZP-constructies leveren vaak weinig zekerheden. Uitgangspunt moet zijn een vaste baan.
• Creëer daarnaast basisbanen voor mensen met een uitkering en weinig perspectief op de arbeidsmarkt.
Arbeid Acties: Uitwerken nieuw arbeidsethos, bepleiten ATV, werkzekerheid, vast werk en basisbanen. Lobby bij overheid, bij politieke partijen, bij vakbeweging en bij andere organisaties, Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over de verschillende voorstellen, urgent. |
7. Natuur
Natuur krijgt veel te weinig aandacht bij de meeste ideeën rond een degrowth-economie. Een betere biodiversiteit, een versterking van de bestaande en vorming van nieuwe natuur worden mondjesmaat genoemd. De enorme achteruitgang van de mondiale, en meer nog de landelijke biodiversiteit, vormt een enorme bedreiging voor de toekomst. De achteruitgang van de insectenpopulaties is gigantisch en zeer zorgelijk. Uit onderzoek bleek dat op 63 locaties verspreid over 31 natuurgebieden in Duitsland de totale biomassa aan vliegende insecten in de laatste 27 jaar met 76% achteruit is gegaan. De bestuiving van bomen en planten, en daarmee ook onze voedselvoorziening, wordt precair.
Stikstof, intensieve landbouw, verdroging en de versnippering van natuurgebieden zijn de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van de natuur, aldus het WNF. Ook is veel natuur kwetsbaarder geworden en soms al verdwenen door de klimaatverandering. De voortdurende uitbreiding van de intensieve landbouw, en het voortgaande gebruik van glyfosaat en andere bestrijdingsmiddelen, moeten gestopt worden.
Ook mondiaal is de achteruitgang groot. Het heeft grote gevolgen voor arme en kwetsbare bevolkingsgroepen en vooral voor inheemse volkeren. Herstel van biodiversiteit is soms zelfs een voorwaarde voor het kunnen realiseren van andere opgaven, zoals het halen van de klimaatdoelen. De houding van veel boeren en boerenorganisaties, dat zij zorgen voor ons voedsel, kan zomaar omslaan in het tegendeel: zij zorgen ervoor dat ons voedsel niet meer gegarandeerd is. In veel publicaties wordt dan ook al gesproken over de zesde massa-extinctie. De laatste massa-verdwijning van soorten betrof de dinosauriërs.
Internationale afspraken waarin aan landen in het Globale Zuiden steun verleend wordt, zoals in de COP 26 in Glasgow, komen niet van de grond. Hierop moet de aandacht gevestigd blijven. Zonder internationale rechtvaardigheid kan er ook geen regionale rechtvaardigheid zijn.
Voor verbetering van de natuur en de biodiversiteit zijn grootschalige programma’s nodig. In de eerste plaats het werken met regeneratieve programma’s om natuur en biodiversiteit terug te krijgen, zoals herstel van mangrovebossen in tropische en subtropische gebieden. Naast herstel van biodiversiteit zorgen deze hersteloperaties ook voor extra veiligheid bij zeespiegelstijging. Ook in de landbouw zorgen regeneratieve programma’s voor herstel van biodiversiteit en een verbetering van de voedselveiligheid. Naast regeneratie vormt rewilding een heel belangrijk punt. Rewilding, in een definitie van een onderzoeksproject van de WUR, is een vorm van ecologisch herstel met de nadruk op het verminderen van de menselijke controle en het vertrouwen op ecosysteemprocessen om hersteldoelen te bereiken. Het kan bijdragen aan het vergroten van de biodiversiteit en aan extra CO2-opslag. Tenslotte is het toekennen van rechten aan natuur een belangrijk instrument. Door een rivier of een bos de status van rechtspersoon te geven kan de status beter verdedigd worden.
Natuur Acties: regeneratieve projecten en het stimuleren van rewilding in Nederland en mondiaal verdient veel meer aandacht. We moeten dit meenemen in onze activiteiten. Lobby bij overheid, bij politieke partijen en bij andere organisaties Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over de verschillende voorstellen, urgentie groot. |
8. Inrichting economie
Er zijn weinig beschrijvingen van alternatieven voor de huidige economische structuur, terwijl dat wel een kernpunt is om te komen tot een echt duurzame economie. De huidige economie is maximaal ingericht op groei. Schaalvoordelen worden maximaal uitgenut en de daarmee samenhangende concentratie zorgt voor een klein aantal mondiale bedrijven die het tempo en de richting van de economie in hoge mate bepalen. Vooral de platformbedrijven (als Meta, Microsoft), ook wel samen big tech genoemd, met hun monopolieachtige voordelen, profiteren daar maximaal van. Het is een economie die gekenmerkt wordt door aandeelhouderskapitalisme. Om de aandeelhouders tevreden te houden worden alle mogelijke trucs uit de kast gehaald. Een van de bekendste is de inkoop van eigen aandelen waardoor de beurskoers stijgt. Ook het manipuleren van winsten en kosten, door deze over diverse landen heen en weer te schuiven, hoort daartoe. Ook de lobbymacht van de grote bedrijven is immens. Zowel landelijk, in de EU als bijna spreekwoordelijk in de VS. De National Rifle Association is een van de meest beruchte.
Naast de marktmacht is de politieke en maatschappelijke invloed zo groot geworden dat deze ontwrichtend werkt. De sociale media en de apparaatjes die daarbij horen, zoals de gsm, bepalen steeds meer het dagelijks leven. Kinderen zitten dagelijks te veel uren op schermpjes te staren en politici proberen met hun gebruik van sociale media hun positie te verbeteren.
Concentratie van bedrijven betekent ook regionale concentratie waardoor er naast grote samenklonteringen ook perifere gebieden ontstaan met een veel lagere economische bijdrage en daarmee ook minder werkgelegenheid.
Om een transitie naar een andere economie te realiseren wordt al geruime tijd aandacht gegeven aan de realisatie van een kringloopeconomie. Een kringloopeconomie is ingericht om zo weinig mogelijk nieuwe grondstoffen te gebruiken en maximaal de mogelijkheden voor hergebruik en reparatie uit te buiten. Dat bekent voor bedrijven intern een andere organisatie en daarnaast meer samenwerking tussen bedrijven. Doordat de grote internationale bedrijven al erg ingesteld zijn op het realiseren van optimale productieketens kunnen de voorwaarden voor een circulaire economie daarin goed passen. In het nationaal programma Nederland Circulair worden vier onderdelen genoemd: grondstoffengebruik verminderen, grondstoffen vervangen, levensduur verlengen en hoogwaardige verwerking (recycling).
De neoliberale orde staat vooral ook bekend om haar liefde voor marktwerking. Daarvoor zijn er vele privatiseringen doorgevoerd in vitale maatschappelijke sectoren. Vooral de zorg heeft hier nog steeds onder te lijden. De opzet van de eerdergenoemde basisdiensten kunnen veel van deze privatiseringen weer doen kantelen. Bijvoorbeeld: onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, energie, water, voedsel, mobiliteit, kinderopvang, ouderenzorg en communicatie (zie hier). Met name volkshuisvesting verdient grote aandacht.
De markteconomie moet weer ondergeschikt gemaakt worden aan maatschappelijke doelen. De overheid moet de regie terugpakken van de aandeelhouders. We willen de markten niet afschaffen, maar wel kunnen we (deel)markten reguleren op een manier die leidt naar positieve maatschappelijke uitkomsten. Ook moeten we de instituties herijken. Deze zijn vrijwel allemaal gekleurd door de neoliberale golf van de laatste veertig jaar. Daarnaast moeten instituties als de Sociaal Economische Raad aangepast worden aan de huidige verhoudingen door hierin onder andere natuur op te nemen, en door aandacht voor de platformeconomie en de tech-bedrijven.
Behalve voor een kringloopeconomie is extra aandacht nodig voor regionalisering van bedrijven. Dat houdt in dat daar geproduceerd wordt waar ook de consumptie plaatsvindt. Het leidt onder meer tot minder vervoersbewegingen, betere controle op de productie, efficiënter energiegebruik en spreiding van de werkgelegenheid. Een lokale en een buurteconomie legt de controle weer dichter bij de mensen zelf.
In de jaren 80 van de vorige eeuw was arbeiderszelfbestuur een veel besproken thema. Uiteindelijk is er niet veel meer over van die discussie. We kennen een ondernemingsraad in bedrijven en vergelijkbare raden in scholen, bij de overheid en in de zorg. Discussie over uitbreiding van de bevoegdheden is zo goed als dood. Toch moet in een nieuwe economie dit onderwerp opnieuw op de agenda komen, want een nieuwe economie wordt niet meer gedomineerd door de aandeelhouder maar vooral door de werknemers en andere stakeholders, zoals consumenten en overheden. Een manier om dit te veranderen is flink in opkomst: Sociale ondernemingen. Daarnaast zijn er zogenaamde steward-owned bedrijven. Bij zulke bedrijven hebben niet de aandeelhouders het voor het zeggen maar stewards, een soort rentmeesters die waken over het bedrijf, ook voor de komende generaties. Ook de bedrijven die werken volgens de uitgangspunten van de Gemene-Goed-Economie van Christian Felber houden rekening met alle stakeholders.
Belangrijke onderdelen van een nieuwe economie vormen de landbouw en de voedselindustrie. Voor de landbouw betekent dit het afzweren van de doorgaande uitputting van de grond, het stoppen van de inzet van gevaarlijke pesticiden en kunstmest. Het stoppen van de verspillende omzetting van plantaardige voedingsmiddelen in vleesproductie en het over grote afstanden transporteren van voedsel. Ook de voedselindustrie die steeds verder gaat in de productie van te zout, te zoet en te vet voedsel kan veel eenvoudiger en gezonder.
Met de inrichting van een regeneratieve kringlooplandbouw kunnen we wereldwijd voldoende voedsel produceren en tegelijk het biodiversiteitsherstel bevorderen. Voor Nederland geldt dat de productie voor de export van de landbouwsector veel te ver is doorgeschoten en dat we terug moeten naar een meer regionale voedselproductie. De voedselketens kunnen korter, duurzamer en gezonder.
Inrichting economie Acties: blijven benadrukken van de regionale economie; van echte circulariteit en van regeneratieve kringlooplandbouw. Hervorm of actualiseer de economische instituties. Hernieuwde aandacht voor de zeggenschap in bedrijven is een must. Lobby bij overheid, bij politieke partijen, bij de vakbeweging en bij andere organisaties Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over de verschillende voorstellen, urgent. |
9. 100% Duurzame energie
Dat duurzame energie een must is en een centrale plaats inneemt in de transitie van een degrowth-economie is algemeen geaccepteerd. De grote verschillen in opvattingen op dit gebied liggen vooral in het tempo en in de middelen om dit te realiseren. De macht van de huidige grote fossiele bedrijven is nog altijd immens. Als Shell kucht dan springt de VVD in de houding, om het maar beeldend uit te drukken. Dit leidt ertoe dat er makkelijk omgesprongen wordt met data. Onvoldoende wordt benadrukt dat het later realiseren van voldoende duurzame energie navenant steeds duurder wordt.
Energiebesparing is de eerste en veruit de belangrijkste stap op weg naar duurzame systemen. De belasting op CO2-uitstoot stijgt, maar snelle effecten kunnen alleen verwacht worden wanneer deze belasting sneller stijgt. Voor besparing is daarnaast samenwerking belangrijk. Dat betreft samenwerking tussen bedrijven in de energie-afname en in stedelijke gebieden tussen alle mogelijke betrokken partijen. Decentralisatie van energieproductie is tevens een goed instrument voor de bevordering van de regionale economie en voor de betrokkenheid van burgers (via b.v. coöperaties).
Lastenverdeling is een belangrijk struikelpunt bij het streven naar duurzame energie. Daarom zijn forse beloningen nodig om de lasten zo te verdelen dat de lagere inkomens daadwerkelijk merken dat energiebesparing hen ook geld oplevert.
Nieuwe technieken kunnen veel opleveren in energiebesparing. Enkele voorbeelden: energie uit rioolwater, riothermie genoemd door de Amsterdamse woningcorporatie die hieraan werkt. Ook batterijen voor buurten en bedrijven worden steeds aantrekkelijker. Het investeren door de overheid in dergelijke initiatieven is aantrekkelijker en levert op korte termijn meer resultaat op dan het bouwen van nieuwe kerncentrales die altijd een treurige erfenis achterlaten, voor eeuwen. Mariana Mazzucato is bekend om haar moonshot-economics. Stel jezelf als overheid een ver gelegen doel (b.v. naar de maan gaan) en richt processen erop in om dat te bereiken. In de meeste gevallen blijkt dat dan ook te lukken. Dus een overheid die 10 miljard investeert in grote batterijen komt waarschijnlijk verder in een echt duurzame economie dan met kernenergie.
100% Duurzame energie Acties: benadrukken van energiebesparing; van eerlijke lastenverdeling; protest tegen nieuwe kernenergiecentrales. Lobby bij overheid, bij politieke partijen, bij de vakbeweging en bij andere organisaties Publicaties Organisatie debatten Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over de verschillende voorstellen, urgentie groot. |
10. Het geldstelsel veranderen
Geld is de verborgen kracht van de groei-economie. Geld (of voorwerpen die waarde uitdrukten) heeft altijd al bestaan, maar in de kapitalistische geldeconomie heeft geld een speciale plaats gekregen; ging het daarvoor altijd om geld als ruilmiddel, in de kapitalistische economie is geld(vermeerdering) een doel op zich. Dat heeft zich geuit in het geld- en kredietsysteem. Door te werken met bankkredieten worden bedrijven gedwongen extra inkomsten te realiseren om de rente en aflossing van de kredieten te kunnen betalen. Dat is een belangrijke verklarende factor in de groeidwang. Het verklaart ook de centrale plaats van financiële instellingen in de economische orde.
Omdat banken geld kunnen scheppen door de kredietverlening is de controle op hoeveelheid en aanwending van geld niet in overheidshanden. Natuurlijk zijn er middelen om als overheid hierin te interveniëren door bijvoorbeeld eisen te stellen aan de reserves van banken of via centrale banken de rentevoet te manipuleren, maar de kern van de dynamiek wordt hiermee niet aangetast.
Willen we tot een geldstelsel komen waarin de groeidwang niet meer aanwezig is, dan zijn er diverse opties voor de discussie:
Werken met parallelle geldstelsels. Deze zijn vaak lokaal ingericht, maar komen toch niet echt van de grond.
Een betere controle op de geldschepping, door deze bijvoorbeeld voor te behouden aan de rijksoverheid (of de EU).
Een algemene wens is te komen tot een enorme verlaging van de invloed van de financiële sector en daarmee het realiseren van een financiële sector die proportioneel is ten opzichte van de reële economie. Parrique spreekt van slow finance. Daarbij horen het ontmantelen van grote banken en het scheiden van investeringsbanken en spaarbanken. Financiële activiteiten moeten ethisch zijn in de zin dat je gemotiveerd wordt door sociale en ecologische missies en niet door meer geld verdienen. De heffing van een door velen gesteunde financiële transactie taks (FTT), een belasting op alle financiële transacties, zorgt voor het afremmen van flitstransacties. Daarnaast is een FTT een welkome financiële bron in de transitie naar een duurzame economie.
Omdat veel vermogensbestanddelen van bedrijven deel uitmaken van de beleggingen van pensioenfondsen, zal ook hier de nadruk niet meer op maximaal rendement moeten liggen maar op ecologische en sociale doelen.
Het geldstelsel veranderen Acties: in publicaties en debatten neer aandacht voor dit onderdeel. Lobby bij overheid, bij politieke partijen, bij de vakbeweging en bij andere organisaties Publicaties. Organisatie debatten. Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over de verschillende voorstellen, urgent. |
11. Democratie
Bij alle vragen rond de strategie voor een degrowth-economie speelt de kwestie: hoe gaan we dat organiseren? Dat vergt nogal een andere overheid. De huidige manier waarop het land bestuurd wordt roept erg veel kritiek en weerstand op. De dominante rol van politieke partijen leidt ertoe dat de meeste plannen gericht zijn op de komende vier jaar en op stemmenmaximalisatie voor de betreffende partijen. Ook de EU is nog lang niet democratie-proof. Vooral het Europees Parlement moet meer bevoegdheden krijgen.
Een aantal voorstellen wordt al in brede kring bediscussieerd. In het algemeen wordt de burgerparticipatie bevorderd. Verder wordt door velen de invoering van burgerfora of burgerberaden bepleit. Hierbij gaat het om een representatieve selectie van een groep inwoners die met elkaar in gesprek gaan over een maatschappelijk vraagstuk. De betrokken overheid, de regering, de provincie of de gemeente, committeert zich om de aanbevelingen ook uit te voeren. Ook de invoering van een bindend referendum moet geregeld worden. Daarnaast kan ook het ontwikkelen van een preferendum waarbij in een referendum meer keuzes worden voorgelegd dan alleen ja/nee een betere keuze bevorderen (zie David van Reybrouck in NRC 09-10-2021).
Daarnaast is het zaak om het lobbyen aan banden te leggen. Het kan niet zo zijn dat lobbyisten tekstvoorstellen voor wetgeving schrijven. Ook de invloed van de (nieuwe) media is een belangrijk punt van aandacht. In Frankrijk wordt ook gesproken over nieuwe vormen van lokale democratie. De zogenoemde basin de la vie vormt het kleinste territorium waarin bewoners toegang hebben tot de meest voorkomende voorzieningen en diensten. Te denken valt aan kleine gemeentes, kleine kernen, wijken etc. Deze vormen een goede basis voor nieuwe participatievormen. Ombudssystemen, spreekuren door politieke partijen op lokaal niveau kunnen daadwerkelijk mensen ondersteunen in de chaos van regelingen en mogelijkheden.
Het recht, tenslotte, blijkt steeds meer een laatste verdedigingslinie. Als de politiek niet helpt, als debatten niet helpen, als acties niet helpen, dan is het recht een betrouwbaar systeem om recht te verkrijgen.
Democratie Acties: meer aandacht geven in PDSE-verband aan democratisch draagvlak. Lobby bij overheid, bij politieke partijen, bij de vakbeweging en bij andere organisaties Publicaties. Organisatie debatten. Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen die leiden tot verkleining van de voetafdruk, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over de democratische plannen, urgent. |
12. Zorg
Er is veel discussie over de steeds stijgende kosten van de zorg. Weinig aandacht daarbij is er voor de perverse prikkels die uitgaan van de marktwerking in de zorg. Nog minder aandacht is er voor het feit dat veel van onze ziekten, veel van onze stress en ons maatschappelijk ongenoegen, voortkomen uit de opgebouwde enorme welvaart.
Door materiële welvaart, en zeker ook de verdere groei daarvan, te verminderen in het voordeel van meer tijd voor elkaar, minder spanning rond baanloosheid, treedt automatisch een vorm van preventie op die grote invloed kan hebben. Het is de positieve gezondheid, die uitgaat van veel meer preventie.
Door een inclusieve maatschappij te realiseren, met een degrowth-samenleving, creëren we andere uitzichten, andere omgangsvormen, andere verwachtingen en toekomstbeelden.
Zorg Acties: Dit punt benadrukken in debatten, publicaties en in contacten met anderen. Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, aansluiten bij noden, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, uit te werken in concrete maatregelen, urgent. |
13. Onderwijs
In het algemeen is onderwijs ingericht om leerlingen goed te laten functioneren in de huidige maatschappij. Hoe zou onderwijs eruitzien wanneer het gericht is op een toekomstige maatschappij waarin niet welvaart maar welzijn en culturele waarden centraal staat. Dit ook inclusief de noodzakelijke maatregelen rond klimaat-adaptie en -mitigatie. Zo’n aanpassing van leerplannen moet kinderen voorbereiden op de toekomstige maatschappij.
Even belangrijk, en daarvoor worden al veel initiatieven ondernomen, is het veranderen van het economie-onderwijs. De huidige orthodoxe economieopleidingen zijn tamelijk monomaan gedacht vanuit de neoklassieke leer van de vrijemarkteconomie.
Vanuit het PDSE is Our New Economy ontstaan (ONE). ONE richt zich vooral op een ander economie-onderwijs. Het brengt lesbrieven uit voor docenten, organiseert bijeenkomsten en neemt deel aan het publiek debat over economie.
Onderwijs Acties: aandacht blijven geven, steun voor ONE. Het is een herkenbaar punt voor iedereen die ooit enig economie-onderwijs gehad heeft. Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over het economie-onderwijs, urgent. |
14. Mobiliteit
Mobiliteit heeft een enorme invloed op onze manier van leven en op onze omgang met de Aarde. Het veroorzaakt CO2-uitstoot door fossiele energie; het verbruikt grote aantallen grondstoffen: staal, kunststoffen, lithium en nog veel meer; het vergt een enorm ruimtebeslag met parkeerplekken en wegen. Mobiliteit is ook een factor in de ongelijkheid van de maatschappij. De rijkste 1%, schrijft de Guardian (20-11-2023), veroorzaakt 66% van de CO2-uitstoot. Met behulp van een ‘sterftekosten’-formule – gebruikt door onder meer de Amerikaanse Environmental Protection Agency – die uitgaat van 226 extra sterfgevallen wereldwijd voor elke miljoen ton koolstof, berekent het rapport dat de uitstoot van die 1% alleen al voldoende zou zijn om de hitte te veroorzaken die leidt tot de daarmee samenhangende sterfgevallen van 1,3 miljoen mensen in de komende decennia. Uit het rapport, gemaakt met Oxfam, komt ook het schrikbarende cijfer dat het ongeveer 1500 jaar zou duren voordat iemand uit de onderste 99% van de wereldbevolking evenveel koolstof zou produceren als de rijkste miljardairs in een jaar tijd. Bovendien zijn er de talloze verkeersslachtoffers, vooral gerelateerd aan het autogebruik.
Mobiliteitsbeleid kent dus drie belangrijke speerpunten: het terugdringen van de CO2-uitstoot en het verbruik van (nieuwe) grondstoffen, het bestrijden van de ongelijkheid én de aantallen slachtoffers. Het verhogen van de CO2-heffing met een aanzienlijk bedrag is een eerste noodzakelijke maatregel. Daarnaast dient mobiliteitsbeleid gericht te zijn op een andere vervoersinfrastructuur waarmee ook de ‘vervoersarmoede’ bestreden kan worden.
Bereikbaarheid van voorzieningen kan worden bevorderd door ze binnen steden goed te spreiden (’15-minuten steden’ zoals Parijs nastreeft), en door te investeren in het overeind houden van voorzieningen in dorpen. Goede en goedkope buslijnen, beheerd door provincies en grote steden, krijgen meer prioriteit dan nieuwe hogesnelheidslijnen, die ervoor zorgen dat mensen met een goed inkomen verder van hun werk kunnen gaan wonen. Er worden geen wegen meer verbreed of aangelegd, behalve voor nieuwe wijken of bij uitzondering vanwege de verkeersveiligheid, omdat die vooral meer verkeer aantrekken.
Mobiliteit Acties: de oorzaken van CO2-uitstoot steeds duiden en alternatieven aangeven; daarnaast vervoersarmoede bestrijden. Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over mobiliteit, verkleining van de voetafdruk, urgent. |
15. Algehele vergiftiging
Het duurt 240.000 jaar voordat kernafval zijn giftigheid kwijt is. Nog steeds worden nieuwe kerncentrales gebouwd en de kernenergielobby is erin geslaagd om de bouw van nieuwe centrales ook weer op de Nederlandse politieke agenda te krijgen. Naast kerncentrales vormen kernwapens nog altijd een grote bedreiging voor de mensheid en de Aarde. Productie en onderhoud vergen grote budgetten en navenante input van energie en grondstoffen. Sinds de grote demonstraties in ’81 en ’83 kennen we de proliferatie verdragen maar de verspreiding en de aanpassing aan nieuwe systemen (zoals nucleaire granaten) gaat onverdroten door.
Een tweede belangrijke vergiftigingsbron vormen de bestrijdingsmiddelen die in de reguliere en industriële landbouw gebruikt worden. In november 2023 besloot de Europese Commissie dat een van de meest giftige landbouwbestrijdingsmiddelen, glyfosaat, opnieuw voor 10 jaar gebruik in Europa toe te staan. Het middel is een van de meest gebruikte landbouwbestrijdingsmiddelen. Het doodt alle bodemleven en kan kanker en de ziekte van Parkinson veroorzaken. In een recente uitspraak in de Verenigde Staten werd de producent veroordeeld tot betaling van 1,5 miljard dollar aan drie patiënten. We zien uit naar nog meer rechtszaken hierover. Een ander product met een hoge vergiftigingsfactor vormt PFAS. Het is een verzamelnaam voor verschillende door de mens gemaakte stoffen. De effecten zijn groot: niet of nauwelijks afbreekbaar in het milieu (ze zijn persistent), ze zijn toxisch, ze verspreiden zich gemakkelijk in het milieu en ze zijn bio-accumulerend (het hoopt op). Veel zorgen geven ook de vele microplastics die wereldwijd op het land en in de zee/oceanen rondzwerven. Ze zijn teruggevonden in het menselijk lichaam. Ze zitten bijvoorbeeld in fleecejasjes, in shampoo, in tandpasta en in wasmiddelen.
De vervuiling van de oceanen met afval, en vooral plastic, is een andere tijdbom. Ook de zogenaamde landfills, stortplaatsen voor diverse soorten afval dragen bij aan de vervuiling van grondwater en de vergiftiging van de Aarde. De uitvoer van afval uit rijke landen naar de Global South is een punt van grote zorg. Het gaat o.a. om olieresiduen, vaak vermengd met giftige stoffen, en om plastics. Nederland is volgens de Plastic Soup Foundation een spil in de wereldwijde export naar niet-Westerse landen.
Algehele vergiftiging Acties: actief bestrijden nieuwe nucleaire middelen en vergiftiging, via acties en steun aan juridische procedures. Relatie tot uitgangspunten: Wervend karakter, coherent zijn, zelfstandig bruikbaar, mobilisatiekracht hangt erg af van een goede communicatie over aspecten van de vergiftiging, urgent. |
Tot slot
Groei, postgroei, ontgroeien (degrowth) is een verzameling termen die vaak leidt tot misverstanden. In de eerste plaats moeten de termen niet verwisseld worden met groene groei. Dit laatste is een misleidende term en duidt op het doorgaan met groeien met een groen randje. Dat levert niets op. Sterker, het is een voortzetting van een foute koers. Ook moet groei niet verward worden met geringere langzamer of zelfs de negatieve groei van een recessie. Een recessie is een tijdelijke achteruitgang van het bbp. Het is niet gepland. Degrowth daarentegen is gepland en gewenst. En betekent groei van bestaanszekerheid, welzijn en rechtvaardigheid.
De onderscheiding die Parrique maakt is interessant en bruikbaar. Postgroei, schrijft hij, is de bestemming en degrowth is de transitie, de overgangsperiode. Uiteindelijk moeten we terechtkomen in een economie die sociaal acceptabel is en die het draagvlak van de Aarde en de ecosystemen niet meer overstijgt. Deze situatie heeft een voetafdruk die mondiaal houdbaar is. Op basis van eerdergenoemde berekeningen moeten we daarvoor om te beginnen onze voetafdruk te halveren in 2030.
De bewegingen die er zijn op lokaal niveau op het gebied van voedsel en energie kunnen versterkt worden en een basis vormen voor een verdere regionalisering van de economie. Hiervoor moeten nieuwe instituties ingericht worden die deze beweging helpen en verankeren. Daarmee kan ook de verbinding met macro-economische ontwikkelingen sterker worden en kunnen omgekeerd de macro-economische ontwikkelingen beter landen in de regio’s.
De resultaten die te behalen zijn voor verbetering van de natuur, van klimaat, voor het mondiale Zuiden moeten steeds expliciet gecommuniceerd worden. We worden dan ook niet armer maar rijker, we krijgen meer welzijn, meer gemeenschap en gezondheid, werken mee aan een eerlijker mondiale verdeling en we leren te leven in evenwicht met de capaciteiten van de Aarde.
De strategie om deze resultaten te realiseren is er na de Tweede Kamerverkiezingen in november 2023 niet makkelijker op geworden. De bij elk van de 15 punten aangegeven acties vergen een enorme inzet; te veel en te groot voor het PDSE. Een manier om dit te tackelen is om bij elk van die punten en bij het geheel steeds het systeemkarakter te benomen. Elke actie moet op zich en voor het geheel coherent zijn. Daarnaast ook zullen we naast voortgaande lobby actief samenwerking zoeken met andere maatschappelijke organisaties. Door hun onderscheiden focuspunten kan een brede beweging ontstaan voor de noodzakelijke maatschappelijke mobilisatie.
John Huige
Noten:
[1] – Hieraan wat mij betreft toevoegen: hoe kunnen we natuur herstellen, regenereren?
[2] – Timothée Parrique: The Political Economy of Degrowth, 2019
[3] – Paul Schenderling, Er is leven na de groei, 2022, Bot Uitgevers