Op 10 januari voltrok zich aan de Universiteit van Tilburg een opmerkelijk gebeuren: meer dan 300 mensen kwamen daar bij elkaar om een hele dag te debatteren over de schaduwzijden van economische groei. Lange tijd leek het thema onbespreekbaar maar kennelijk is de tijd er nu rijp voor.
(Dit is een kort verslag van de conferentie ‘Een Comfortabele Waarheid’. Meer gedetailleerde verslagen van de afzonderlijke onderdelen vind u via de kolom rechts op deze pagina. De integrale tekst van dit verslag kan hier als pdf bestand gedownload worden. Verslag)
De conferentie wordt om 10.30 geopend door dagvoorzitster Saskia Kouwenberg.
Vervolgens krijgt Lou Keune, een van de initiatiefnemers, het woord. In zijn bijdrage belicht hij de ontstaansgeschiedenis en de achtergrond van het project en geeft wat huishoudelijke mededelingen. Hij wijst erop dat “het spectrum van voorgestelde alternatieven breed is:” van volledig stoppen met economische groei tot alleen technologische oplossingen. De initiatiefnemers hebben hun eigen opvattingen vervat in het document ‘oogmerken’.
Susan George: tijd voor een nieuwe New Deal
De eerste uitvoerige toespraak komt van Susan George. Zij is vooral bekend geworden als medeoprichtster van Attac, de beweging voor eerlijker globalisering. Ook is zij fellow van het Amsterdamse Trans National Institute (TNI). Van oorsprong Amerikaanse is ze in Frankrijk al jaren bezig met het formuleren van economische kritiek en alternatieven. In haar Engelstalige toespraak van drie kwartier roert ze een aantal belangrijke thema’s aan. Naast de crisis in de mondiale financiĆ«le markten, is dat met name de huidige discussies omtrent klimaatverandering en wat er ondernomen zou moeten worden om die onder controle te krijgen. “Enkele jaren geleden zouden jullie mij dit niet horen zeggen,” verklaart ze “maar ik denk dat we de verlichte geesten onder de ondernemers moeten inlijven”. Ondanks al haar kritiek op het ‘roofzuchtige’ kapitaal, ziet Susan George de enige oplossing in een verbond tussen ondernemers, politici en activisten gericht op een minimumconsensus. “Dat we de planeet willen behouden zou die minimumconsensus in ieder geval kunnen zijn”. De reden daarvoor is dat kleine, locale alternatieven, hoewel belangrijk niet langer voldoende zijn om het tij te keren. Het is nu echt alle hens aan dek.
Daarbij zouden we twee niveaus in de gaten moeten houden: regering en economie. Wat ‘regering’ (of ‘bestuur’) betreft, merkt Susan op dat “burgers meestal vooruitlopen op het beleid” en dus weten hoe het beter moet. Het gaat er niet om politici te vervangen door andere, want die doen dan toch weer min of meer hetzelfde als hun voorgangers. Belangrijker is om ze ervan te overtuigen over te stappen op ecologische alternatieven. Daarvoor zijn brede netwerken noodzakelijk, en zij hoopt dat deze conferentie daar een begin van zou kunnen zijn. Wat de economie betreft stelt George voor om nu eens te beginnen niet alleen over de armen te praten, maar (ook) over de rijken en hun verantwoordelijkheid.
Ze komt met wat rekensommen over het bezit van de rijke toplaag en wat die daarmee zouden kunnen doen. Omdat ze dat meestal niet vrijwillig doen, moeten we belastingen veranderen zodat hun rijkdom afgeroomd wordt. Maar er is meer nodig. Ze maakt een vergelijking met de voorstellen van Keynes die leidden tot de New Deal in de VS, voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog.
We moeten een nieuwe ‘New Deal’ produceren, dit keer om de ecologische crisis en de mondiale armoede te overwinnen. Daartoe moeten we bondgenootschappen aangaan “zelfs met mensen waarmee we maar heel weinig overeenstemmen”. Dat is wat anders dan ondernemers maar de vrije hand geven, waarschuwt George: kapitalisme is niet ‘sane’ en zal ons dus ook niet kunnen beschermen, we hebben daarbij politieke krachten nodig, wetgeving en allerlei menselijke initiatieven om dat te doen. Maar ze gelooft heilig in het perspectief van een dergelijke operatie: “als programma zou het de droom moeten zijn van elke politieke partij”. (Haar integrale toespraak komt z.s.m. apart op de website te staan)
Het Economen Debat
Het volgende programmaonderdeel is een discussie tussen vier economen onder leiding van prof. Bob Goudzwaard (UvA). De economen zijn, zoals in het gehele programma, keurig verdeeld tussen Nederlandse en Vlaamse afkomst: prof. dr. Arnold Heertje (emeritus van de Universiteit van Amsterdam), prof. dr. Jeroen van den Bergh (Universitat Autonoma de Barcelona, Vrije Universiteit – Amsterdam), dr. Francine Mestrum (Vrije Universiteit Brussel), prof. dr. Antoon Vandevelde (Katholieke Universiteit Leuven).
Wellicht tot verbazing van sommigen, economie heeft de naam nogal saai te zijn, werd het een zeer levendig en vermakelijk debat.
De discussie begint over de heersende manier van meten van de economie, en de oppermachtige indicator Bruto Binnenlands Product (BBP, ook wel BNP genaamd). Deze geeft een stelselmatig verkeerd beeld van de groei van de economie, waardoor ecologische achteruitgang er als economische vooruitgang uitziet. Sommige discussianten vonden daarom dat het BBP geheel weg moest (Jeroen van den Bergh: “BBP weg ermee!”). Maar Arnold Heertje vindt dat de indicator best mag blijven als maar eerlijk verteld werd dat die maar een klein gedeelte meet van wat belangrijk is.
Heertje verklaart zich in het voetspoor van prof. Hennipman voorstander van een ‘verruimd welvaartsbegrip’: “niet alleen boter, kaas en eieren, ook zaken als milieu, cultuur, lucht en hoe het daar mee staat moeten meegeteld worden.”
Antoon Vandevelde formuleerde als tegenhanger van de BBP-cultus de ‘economie van het geluk’; hoe wel mensen zich voelen blijkt goed te meten te zijn en vanaf een bepaald welvaartsniveau blijkt welvaartsstijging niet te leiden tot meer geluk. Heertje wil hier niets van weten en vindt dat economen zich moeten beperken tot “omgang met schaarse middelen”.