Piketty plaatst de natuur in een ongelijke positie

Preview artikel John in Friesch DagbladThomas Pikettys boek Capital in the twenty-first century levert belangrijke nieuwe inzichten over de werking van kapitalistische economieën. Maar door verwaarlozing van de natuur als kapitaalfactor laat hij kansen liggen om boven het kapitalisme uit te stijgen. In dit artikel bekijkt John Huige het kapitaalbegrip dat Piketty hanteert en beschouwt hoe natuurlijk kapitaal hier een plek in zou kunnen en moeten hebben. Een verkorte versie is verschenen op duurzaamnieuws.nl en in het Friesch Dagblad van 22 juli 2014.

Het fundamentele economisch debat is weer terug van weggeweest. Ging het vele jaren lang over varianten van het neoliberalisme en neoklassieken en recenter nog om de roep voor de terugkeer van master Keynes [1]; nu staat de machtspositie van het kapitaal weer centraal en de gevolgen die de kapitalistische dynamiek heeft voor de maatschappelijke verhoudingen. Wat de financiële crisis van 2007 en de reële crisis van de jaren daarna niet vermocht is nu door het boek van Piketty [2] eensklaps weer ‘hot’. De heftigheid van sommige reacties geeft aan dat hij een punt heeft. Door de grote nadruk in het boek van Piketty op vermogensconcentratie en de nefaste gevolgen voor de maatschappij wordt te snel voorbij gegaan aan de steeds verslechterende positie van een belangrijk onderdeel van Piketty’s kapitaalbegrip: het natuurlijk kapitaal.

Het is niet de eerste keer dat indringend aangetoond wordt dat de rijken steeds rijker worden en dat we met de toepassing van de neoliberale economische uitgangspunten op de economie de concentratie enorm bevorderd hebben. In onderstaand artikel wil ik aangeven waar Piketty natuur verwaarloost en daarmee kansen laat liggen om boven het kapitalisme uit te stijgen. In wezen pleit hij voor een aanpassing van het kapitalisme zonder de uitputting van aarde als baken mee te nemen. De waarde van natuur is meetbaar zonder dat deze daarmee ook verhandelbaar wordt.

Piketty levert belangrijke nieuwe inzichten over de werking van kapitalistische economieën. Vooral de rol van kapitaal en kapitaalbezit staan daarin centraal. Uitgesproken jammer is dat hij in zijn theorie over kapitaal geen aandacht heeft voor nieuwe inzichten die te maken hebben met de belangrijke functie van natuurlijk kapitaal. Piketty definieert kapitaal in zijn boek als:

…the sum total of nonhuman assets that can be owned and exchanged on some market. Capital includes all forms of real property (including residential estate) as well as financial and professional capital (plants, infrastructure. machinery, patents and so on) used by firms and government agencies. (pagina 46)

Iets verder definieert hij: National capital = farmland + housing + other domestic capital (capital of firms and government organizations) + net foreign capital. (p49)

Hij erkent dat onontgonnen land en natuurlijke hulpbronnen moeilijk op waarde te schatten zijn. Bij land kunnen mensen verbeteringen hebben aangebracht (drainage, irrigatie) en bij natuurlijke hulpbronnen vindt Piketty het moeilijk onderscheid te maken tussen de waarde die is toegevoegd om de hulpbronnen te ontdekken en ze voor exploitatie gereed te maken en de oorspronkelijke pure waarde. Voor Piketty is dat de reden al deze welvaartsvormen op te nemen in zijn definitie van kapitaal (p47).

Hoeveel waarde hij daaraan vervolgens toekent blijft onduidelijk. Wel maakt hij nadrukkelijk duidelijk dat nationaal kapitaal of nationale welvaart bestaat uit de totale marktwaarde van alles dat eigendom is van inwoners en de overheid van een bepaald land op een bepaald moment … provided it can be traded on some market (p48). Dus wat hij eerst bij zijn definitie toevoegt aan onontgonnen land en delfstoffen wordt later weer weggepoetst omdat belangrijke onderdelen daarvan geen marktwaarde hebben. Een andere reden waarom Piketty land, of natuur geen waarde toekent is omdat zijn centrale formule [3] ß = s/g alleen toegepast kan worden op die kapitaalvormen die kunnen accumuleren (p196). Natuur accumuleert niet (of althans alleen op zeer lange termijn in marginale veranderingen). De praktijk is eerder dat de natuur snel desaccumuleert.

De wijze waarop Piketty kapitaal definieert komt in grote lijnen overeen met de manier waarop het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hiermee omgaat. In het nationaal vermogen worden de financiële en de niet-financiële vermogens bij elkaar geteld. Een groot deel van de laatste bestaat uit de publieke infrastructuur. Het is een waarde die niet onmiddellijk in geld kan worden omgezet zegt Rita Bhageloe-Datadin, de auteur van deze CBS-publicatie [4]. Interessant is overigens dat het CBS ook aandacht schenkt aan het menselijk kapitaal. Jammer genoeg laat Piketty dit achterwege want in Nederland is het zo’n 65% van het totale vermogen[5]. Deze kennis is belangrijk omdat zoals Marieke Rensman in een publicatie van het CBS aangeeft: De wereldwijde economie wordt alsmaar kennisintensiever. Om mee te kunnen doen is een hoog kennisniveau van de bevolking van cruciaal belang. De kennis van een bevolking kan gezien worden als een kapitaalgoed dat net als bijvoorbeeld de fysieke infrastructuur ontwikkeld en onderhouden moet worden. Ook is volgens de moderne economische theorie over groei en duurzame ontwikkeling menselijk kapitaal van cruciaal belang. In de kapitaaltheorie van duurzame ontwikkeling is menselijk kapitaal bijvoorbeeld onderdeel van de nationale kapitaalvoorraad, dat bestaat uit verschillende typen kapitaal (fysiek kapitaal, natuurlijk kapitaal, financieel kapitaal en kenniskapitaal). Deze theorie stelt dat voor een duurzaam groeipad het reële kapitaal per hoofd over de tijd heen op zijn minst niet mag dalen. In de Monitor Duurzaam Nederland uitgebracht (in verschillende achterliggende jaren) door de verschillende Planbureaus (CPB, PBL en SCP) en het CBS wordt deze gedachtegang gevolgd; dat geldt eveneens voor het veel aangehaalde rapport van Fitousi, Sen en Stiglitz [6].

Piketty onderscheidt nationaal inkomen en bruto binnenlands product (BBP). Om van BBP naar nationaal inkomen te geraken dienen eerst de afschrijvingen van het kapitaal te worden afgetrokken die de productie in het betreffende jaar mogelijk maakten (dus de afschrijving van gebouwen, infrastructuur, machines, voertuigen, computers en andere zaken). Piketty noemt hiervoor een percentage van 10% van het BBP in de meeste landen. Het draagt niet bij aan iemands inkomen: voordat de lonen uitbetaald worden of dividend wordt uitgekeerd aan aandeelhouders en voordat echte nieuwe investeringen plaatsvinden, moet het versleten kapitaal vervangen of gerepareerd worden [7].

Aftrek van afschrijvingen geeft het netto binnenlands product. Voorts moet het netto inkomen uit het buitenland worden afgetrokken of bijgeteld. Dat geeft tenslotte de definitie: Nationaal inkomen = binnenlands product + netto inkomen uit het buitenland (p43 / 49). Op de betekenis van deze definitie komen we later terug. Eerst meer aandacht voor het omschrijven van natuurlijk kapitaal.

Het op de juiste waarde schatten van sociaal en natuurlijk kapitaal is erg lastig. Centraal probleem voor het meten van natuurlijk kapitaal is dat er geen marktprijzen zijn voor natuurlijk kapitaal. Alhoewel sommige onderdelen van het natuurlijk kapitaal wel verhandeld kunnen worden, zoals delfstoffen en drinkwater, zijn er ook belangrijke delen van het natuurlijk kapitaal die geen marktprijzen kennen. Maar, zoals we zagen met de berekeningen van menselijk kapitaal, zo is het ook mogelijk natuurlijk kapitaal en de diensten die daaruit voortkomen een waarde toe te kennen. Zo kun je spreken van een intrinsieke waarde. Het is een waarde in zich zelf onafhankelijk van enige waarde ten behoeve van de mens. Zo citeert Hans Opschoor het Basisboek milieukunde [8]. Opschoor stelt: Voorraden van natuurlijke elementen kunnen voor de mens nut hebben; dan worden ze opeens natuurlijke ‘hulpbronnen’ of natuurlijk ‘kapitaal’. Naast de stroom van goederen en diensten die de mens benut voor zijn directe consumptie en productie, zijn er de diensten die de biosfeer biedt met betrekking tot het verwerken van de afvalstromen waar die menselijke activiteiten de bron van zijn. Dat zijn de functionele, instrumentele betekenissen die de biosfeer (of onderdelen daarvan) biedt voor elke soort of populatie [9]. Costanza [10] bijvoorbeeld noemt niet minder dan 17 ecosysteemdiensten: van gas regulation (regulation of atmospheric chemical composition) tot soil formation (soil formation processes. weathering of rock and the accumulation of organic material). De benadering op basis van ecosysteemdiensten is in feite ontleend – wees mij Hans Opschoor – aan Rudolf de Groot. Deze ontwikkelde het onderscheid tussen “regulation functions”, “carrier functions”, “production functions” en “information functions” [11]

Een andere, maar hieraan wel aansluitende benadering is te vinden in een artikel in ESB [12] in januari 2014 worden in navolging van de OESO vijf categorieën kapitaal onderscheiden:

  1. Fysiek kapitaal (machines, gebouwen en infrastructuur).
  2. Financieel kapitaal (de geldvoorraad aan aandelen, obligaties en andere waardepapieren waarmee transacties kunnen worden aangegaan).
  3. Menselijk kapitaal (intellectueel vermogen van kennis, ervaring vaardigheden).
  4. Sociaal kapitaal (vermogen relaties aan te gaan, sociale participatie, vertrouwen, sociale cohesie).
  5. Natuurlijk kapitaal (de voorraad natuurlijke hulpbronnen, zoals bodems, bossen, water en biodiversiteit).

Natuurlijk kapitaal wordt weer onderscheiden in vier categorieën:

  1. De grondstoffenfunctie
  2. De welzijnsfunctie (toerisme en recreatie)
  3. De regulerende functie (waterberging in overloopgebieden, bestuiving van planten door bijen).
  4. De life-support-functie (drinkwater, stabiel klimaat).

Aan de grondstoffenfunctie is een geldswaarde toe te kennen. Immers de gerealiseerde productie wordt op de markt verhandeld. Waarbij het overigens de vraag is of die marktwaarde ook een uitdrukking is van de mogelijke schaarste / uitputting die op middellange of lange termijn kan / zal optreden. De overige onderscheiden functies zijn veel moeilijker te beprijzen.

Voor de waarde van de welzijnsfunctie zijn berekeningen te maken. Zo levert het wandelen in de natuur al dan niet via Lange Afstand Wandelpaden directe economische waarde op voor lokale economieën (eten, drinken, overnachten). Andere effecten zijn weer veel moeilijker aan een bedrag te kopppelen. Je zou – gezien de effecten op de wandelaar – ook kunnen spreken van de productie van zingeving van natuurgebieden. Ook het mythische of voor-rationele idee dat natuurlijk ‘moreel’ beter is, is een belangrijk maatschappelijk gegeven.

In het genoemde ESB-artikel wordt in twee stappen een berekende schatting gemaakt van natuurlijk kapitaal. Eerst wordt uit bekende gegevens van de Nationale Rekeningen (die stroomgrootheden weergeven) de beloning voor de inzet van natuurlijk kapitaal bepaald. Vervolgens wordt deze beloning en de verwachte toekomstige beloning van natuurlijk kapitaal via een verdisconteringstechniek omgezet in de voorraadgrootheid: het natuurlijk kapitaal. Om tot de beloning van natuurlijk kapitaal te komen wordt van de bruto toegevoegde waarde de beloning voor menselijk en fysiek kapitaal afgetrokken. Daarna moeten schattingen gemaakt worden over het aandeel van sociaal kapitaal, rente op financieel kapitaal en ondernemerswinst. Met behulp van gegevens van de belastingdienst en De Nederlandse Bank worden hiervoor bedragen ingevuld. Dat geeft dan de uitkomst voor natuurlijk plus sociaal kapitaal. In BBP uitgedrukt zo’n 2,4% (14,5 miljard euro). Door dit te verdisconteren (met een rentevoet van 4% en een periode van 25 jaar waarin baten worden verkregen) wordt tenslotte de actuele waarde van de voorraad natuurlijk (en sociaal) kapitaal verkregen. Over 2010 gaat het dan om 235 miljard euro. De auteurs wijzen er in hun conclusie nog op dat dit cijfer niet lichtvaardig gebruikt moet worden, want als het natuurlijk kapitaal op is kunnen we niet overleven. Het bij elkaar tellen van sociaal en natuurlijk kapitaal heeft in dit artikel een technische reden, maar wat mij betreft kunnen we ook niet (prettig) overleven zonder sociaal kapitaal.

Sinds 2010 is de zogenaamde TEEB-benadering een initiatief dat ruime ondersteuning en aandacht krijgt. TEEB is de afkorting van The Economics of Ecosystems and Biodiversity. TEEB is een mondiaal initiatief dat de economische voordelen van biodiversiteit onderzoekt, berekent en beschrijft, inclusief ook de groeiende kosten van het verlies van biodiversiteit en de waardevermindering van het ecosysteem (zie: http://www.teebweb.org/ ).

In een recent artikel van Costanza[13] wordt de wijze waarop natuurlijk kapitaal samen met andere kapitaalvormen gezien moet worden in één plaatje mooi weergegeven. Immers natuurlijk kapitaal draagt altijd via interactie van de andere soorten kapitaal bij aan het menselijk welzijn.

En daarmee zo geven de auteurs aan: ”The concepts of ecosystem services flows and natural capital stocks[14] are increasingly useful ways to highlight, measure, and value the degree of interdependence between humans and the rest of nature”. De aandacht is groeiend zo blijkt uit de GLOBE-conferentie van 6-8 juni 2014. Op deze conferentie van GLOBE is een pleidooi gehouden voor een internationaal systeem waarin de nationale berekening van natuurlijk kapitaal kan worden weergegeven. Natuurlijk kapitaal wordt gedefinieerd als: “Every part of the natural environment that is capable of contributing to human well-being is a capital asset – part of our ‘natural capital’. Natural capital includes renewable components such as ecosystems and solar energy, and non-renewable components such as mineral deposits and fossil fuels”. [15]

Alhoewel in de inleiding van het artikel van Costanza benadrukt wordt dat het waarderen van eco-systeemdiensten niet hetzelfde is als ‘commodification or privatisation’ is hierop wel kritiek. Al weer enige tijd geleden liet George Monbiot zijn verontrusting blijken in een column in The Guardian:

“Like other aspects of neoliberalism, the commodification of nature forestalls democratic choice. No longer will we be able to argue that an ecosystem or a landscape should be protected because it affords us wonder and delight; we’ll be told that its intrinsic value has already been calculated and, doubtless, that it turns out to be worth less than the other uses to which the land could be put”. [16]

Een soortgelijk geluid is te horen in een artikel van Kanya D’Almeida [17]:

“While proponents of natural capital accounting argue that the system will inform government behaviour and encourage the sustainable use of resources, some say that calculating ‘natural wealth’ is one step away from the complete commodification of the planet’s bounty”. “Evaluation of nature’s ecological services and functions can cut both ways,” Vandana Shiva, author, environmentalists and founder of the Research Foundation on Science, Technology, and Ecology in India, told IPS. “Understanding the value of stable and healthy ecosystems for local communities is necessary and good,” she said. “But the minute you take a complex system with multiple functions and reduce it to a single function that can be appropriated and traded, you are already doing it wrong. After all, the currency of life is life, not money.”

Toch heeft het zo goed en volledig mogelijk berekenen van de waarde van ecosysteemdiensten en van natuurlijk kapitaal betekenis. Het vormt een belangrijke aanvulling op de traditionele natuurbeschermingsmaatregelen (aanwijzing tot natuurgebied b.v.). Het geeft aan hoe door menselijk handelen veranderingen optreden in de hoeveelheid en waarde van ecosysteemdiensten. Costanza schat een vermindering van deze diensten in de betrekkelijk korte periode van 1997 tot 2011 op 4,3 tot 20,2 biljoen dollar (1012 ) per jaar. Dit op een nieuw berekend totaal van 145 biljoen. Dat is een jaarlijkse afname van bijna 3% tot 14%.

Terugkomend op Piketty zou je kunnen stellen dat natuurlijk kapitaal al te achteloos bij het kapitaal gevoegd is. Het is een veel complexere zaak. Ook valt op te merken dat zijn definitie van welvaart, die gebaseerd is op de verhandelbaarheid, te beperkt is. We hebben gezien dat er aan natuurlijk kapitaal een waarde valt toe te kennen, maar dat is iets anders dan verhandelbaarheid. Natuurlijke kustbescherming bijvoorbeeld heeft een waarde zoals Costanza heeft berekend, maar of het in de woorden van Piketty …’can be traded on some market’ … is zeer twijfelachtig en ik hoop ook dat dit niet het geval zal worden!

Kapitaalafschrijvingen worden door Piketty geschat op 10% van het BBP. Het is moeilijk vergelijkbaar om de jaarlijkse afname van de ecosysteemdiensten hieraan toe te voegen. Duidelijk is wel dat de werkelijkheid moeilijk te vangen is in een beperkt aantal cijfers. Dus de ‘commodification of nature’ zoals Monbiot stelt is nog niet echt aan de orde; waakzaamheid is niettemin geboden.

Overigens gaat Piketty in het slothoofdstuk nog in op de waardevermindering van het natuurlijk kapitaal (p567-569). Aanleiding is de klimaatverandering die hij de belangrijkste lange-termijn-zorg noemt voor deze eeuw. Hij sluit zich daarbij aan bij de conclusies van het bekende Stern-rapport . Dat betekent dat er enorm veel geïnvesteerd zal moeten worden in klimaatmaatregelen. Veel meer dan van de private sector verwacht mag worden. Stern [18] berekende in zijn rapport uit 2006 dat mitigatiemaatregelen ons jaarlijks 1 tot 2% van ons BBP zouden kosten. Maar als we niks doen, zullen we volgens Stern in de toekomst 5 tot 20% van ons wereldwijde BBP moeten uitgeven om de gevolgen van klimaatverandering te bestrijden. Dat betekent dat we dan misschien wel een vijfde van onze welvaart kwijtraken. Ons achteraf aan de gevolgen van klimaatverandering aanpassen, kost kortom aanzienlijk meer geld dan nu al investeren. Piketty stelt: Overheden zouden in dit gat moeten springen en met de huidige lage rentevoeten is dat een aantrekkelijke gedachte. Van de overheden zouden investeringen kunnen komen in de ordegrootte van 5 % van het BBP. Piketty relativeert deze gedachte met de retorische vraag: weten we eigenlijk wel precies waarin we zouden moeten investeren en hoe we die inspanning moeten organiseren?

De enorme investeringen die nodig zijn in landelijke en Europese smart grids en in hernieuwbare energie, de ontwikkeling van de ecologische stad, adaptatie-investeringen rond klimaatverandering, nieuwe vervoersconcepten en de investeringen die nodig zijn voor de circulaire transitie kunnen denk ik deze bedragen wel aan. Dan hebben we het nog niet gehad over de maatregelen die nodig zijn om de biodiversiteit niet verder te laten verslechteren. Kortom, Piketty stopt daar waar het er echt toe gaat doen. Al deze ontwikkelingen zijn overigens beter financierbaar wanneer het centrale thema van Piketty wordt aangepakt; in zijn eigen woorden (p572): “The right solution is a progressive annual tax on capital”. Daar ben ik het zeer mee eens.

Maar als we – i.t.t. Piketty – zelf niet stoppen maar verder denken en de afname van de ecosysteemdiensten (κ) van Costanza aannemen van 5% (voorzichtig dus binnen de berekende marge) en we plaatsen deze tegenover 5% investeringen om deze ecosysteemdiensten overeind (δ) te houden (b.v. door bovengenoemde investeringen in hernieuwbare energie) of weer terug te brengen naar vroegere niveaus, dan hebben we wel een interessante balans geformuleerd. Zonder natuurlijk kapitaal kun je niet leven, zeggen de auteurs van het ESB-artikel. Het is nog geen ‘steady state economy’, maar het geeft wel een politiek handvat voor de agenda van de komende jaren. Naarmate δ > κ [19] gaat het beter met de natuur en ecosysteemdiensten en daalt op termijn ook de extra investeringsnoodzaak en kunnen we in het rustiger vaarwater komen van de steady state economy.

Tot slot. Alle onderdelen van de nationale statistieken zijn onderwerp van regelmatige bijstellingen. Dat geldt zeker ook voor nieuwe toevoegingen als natuurlijk kapitaal. Er valt nog veel te rekenen en te definiëren aan natuurlijk kapitaal. Niettemin vallen nu toch al twee belangrijke conclusies te trekken:

–       De waarde schatten van natuurlijk kapitaal opent het gevaar van commodificatie van natuur en natuurlijke systeemdiensten. Tegelijk maakt het ook duidelijk dat het in stand houden (en soms ook het herstel) van natuurlijk kapitaal enorm grote investeringen vergt.

–       Te veel nadruk op de dynamiek van financieel kapitaal geeft risico van tempoverlies op andere onderdelen. Door expliciet rekening te houden met natuurlijk kapitaal – naast financieel en menselijk kapitaal – krijg je een andere focus op te nemen maatregelen: niet alleen een jaarlijkse belasting op kapitaal, maar ook een belasting op gebruik van systeemdiensten en op onttrokken natuurlijk kapitaal. De term belasting op onttrokken waarde is hiervoor zeer toepasselijk (zie ex’tent).

 

Met dank voor stimulerende opmerkingen en toevoegingen van Hans Opschoor; voorts ook dank aan collega’s van het Platform Duurzame Solidaire Economie: Lou Keune, Jan Juffermans, Gerrit Stegehuis en Bob Goudswaard. 

John Huige, 10 Juli 2014

john@johnhuige.nl

 

[1] Vrij naar Skidelski: Keynes, The return of the master, 2009.

[2] Thomas Piketty, Capital in the twenty-first century, Harvard University Press 2014.

[3] Piketty geeft hiermee aan dat s: de spaarquote gedeeld door de g: de groeivoet gelijk is aan ß: de capital/income ratio van een land. Hij noemt als voorbeeld een ß van 6 als de kapitaalvoorraad het equivalent is van zes jaar nationaal inkomen.

[4] Rita Bhageloe-Datadin, De opbouw van het Nationaal vermogen stokt; CBS, de Nederlandse economie in 2011 no. 7.

[5] Marieke Rensman, Menselijk kapitaal in cijfers; CBS, de Nederlandse economie in 2011 no. 8.

[6] Zie: http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2011/Monitor_Duurzaam_Nederland_2011/ en http://www.stiglitz-sen-fitoussi.fr/documents/rapport_anglais.pdf

[7] Zoals altijd in dit soort redeneringen worden trouwens de reproductiekosten van arbeid buiten beschouwing gelaten.

[8] Boersema e.a. (red.) (1994) Basisboek Milieukunde, vijfde druk, Boom, Meppel/Amsterdam.

[9] Opschoor, Hans (J.B) (2006). De waarde van de walvis. In: Persoon, G., G. Barendse en H, Besemer (red) 2006; de sporen van een gedreven pionier.

[10] Costanza et al. NATURE, vol 387, 15 may 1997

[11] Rudolf S. De Groot: Functions of Nature. Wolters-Noordhoff 1992.

[12] Floor Brouwer, Martijn van de Heide en Aris Gaaff, Natuurlijk kapitaal in de Nederlandse economie; ESB jaargang 99 24 januari 2014

[13] R. Costanza et al., Changes in the global value of ecosystem services, in Global Environmental Change 26 (2014) 152–158

[14] Natuurlijk kapitaal is de voorraadgrootte waaruit de ecosysteemdiensten gegenereerd worden. Zie hiervoor ook Costanza et.al. in voetnoot 2.

[15] Globe study besproken op de genoemde VN conferentie in Mexico City https://www.bartlett.ucl.ac.uk/sustainable/documents-news-events/2nd_GLOBE_Natural_Capital_Accounting_Study

[16] The market has spoken: end of debate George Monbiot, The Guardian, 6 augustus 2012. (internet 14-6-14)

[17] E-mail nieuwsbrief: Other News 9 juni 2014

[18] Gegevens uit: http://www.kennislink.nl/publicaties/het-stern-rapport-de-prijs-van-klimaatverandering/

[19] Ik koos voor de Griekse letter κ om het kapitalistische systeem te duiden en δals symbool voor de investeringen t.b.v. de steady state economy.

1 gedachte over “Piketty plaatst de natuur in een ongelijke positie”

  1. Pingback: Piketty en het milieuvraagstuk | socrates.nu

Reacties zijn gesloten.