De alweer derde versie van de Monitor Brede Welvaart (MBW) is verschenen. Deze rapportage wordt vanuit het Platform Duurzame en Solidaire Economie (PDSE) met extra belangstelling gevolgd. In de loop der jaren heeft het Platform veel aandacht besteed aan de wijze waarop welvaart en welzijn worden gemeten, wat daaraan schort en ook welke alternatieve indicatoren gehanteerd kunnen worden. Vast kritiekpunt daarbij was de dominantie van de indicator Bruto Binnenlands Product (BBP). Want deze indicator was decennia lang het belangrijkste ijkpunt voor de meeste politieke beleidspersonen. Zolang het BBP groeit, des te beter de mensen het hebben, aldus was de redenering. Op deze dominantie van het groeidenken valt heel veel af te dingen, niet in het minst dat het BBP ook uit economisch oogpunt wezenlijke fouten bevat.
Het groeidenken
Een van de door het PDSE bepleite alternatieven was het ontwikkelen van een dashboard van indicatoren voor een breed scala van gebieden van welvaart en welzijn. Die gedachte heeft steeds meer ondersteuning gevonden. Enkele jaren geleden besloten regering en Kamers tot een dergelijk dashboard als set van indicatoren die ook beleidsmatig gevolg zouden moeten krijgen. Ons pleidooi om ook te stoppen met het hanteren van het BBP en het daaraan gekoppelde groeidenken heeft helaas in het beleid nog geen aanhang gekregen, evenmin in deze MBW 2020. Maar in de (inter)nationale samenleving is er groeiende aandacht voor, bijv. in het IPBES-rapport van 2019 over de teloorgang van de biodiversiteit.
Deze monitor doet verslag van de ontwikkelingen tot eind 2019. Dat is een enorme beperking, die ook volmondig wordt toegegeven door de betreffende medewerkers van het CBS. Want met de zogenoemde coronacrisis staat er veel op zijn kop, ook als het gaat om welvaart en welzijn. Daar kunnen de CBS onderzoekers niets aan doen. Maar het betekent wel dat deze Monitor een nogal betrekkelijke relevantie heeft. Omdat iedere nadeel nu eenmaal zijn voordeel heeft, kan deze situatie ook een mooie mogelijkheid bieden. Terecht heeft de CBS onderzoeker Jan-Pieter Smits erop gewezen dat wij met deze monitor een haast perfecte nul-meting hebben om door corona in gang gezette veranderingen te constateren en te onderzoeken.
Steeds drukker
Een trend die uit de monitor te destilleren valt, is dat we het steeds drukker krijgen. Het aantal gewerkte uren stijgt, tevredenheid met vrije tijd daalt, en sociale contacten en vrijwilligerswerk nemen af. En bij de SDG’s rapporteert het CBS dat de psychische vermoeidheid groeit. Blijkbaar is het voorstel van het CNV om tot een 30-urige werkweek te komen zo gek nog niet.
Een andere indicator die er wat ons betreft uit springt is de broeikasgasvoetafdruk, die met 3,5% is gestegen. We kunnen wel allerlei mooie klimaatplannen maken om in Nederland minder broeikasgassen uit te stoten, maar wanneer daarmee ‘onze’ uitstoot in het buitenland toeneemt schieten wij, en het klimaat, daar per saldo niets mee op.
‘Monitor 2020’ is een mooi rapport. Het geeft blijk van grote deskundigheid en vindingrijkheid. Zo weet het op een heldere manier de Nederlandse data te integreren in de statistische verbanden van de Sustainable Development Goals (SDG’s), waarmee internationaal de vooruitgang in duurzame ontwikkeling wordt gemeten. Ook de grafische weergave van de gevonden statistische ontwikkelingen verdient alle lof. Dat neemt niet weg dat er inhoudelijk nogal wat op is aan te merken.
Belangrijk punt van kritiek is dat dit rapport wat indicatoren betreft nauwelijks verschillen vertoont met dat van 2019. Eigenlijk zouden wij nu kunnen volstaan met te verwijzen naar ons commentaar van vorig jaar. Blijkbaar hebben die reactie en andere commentaren geen weerslag gevonden bij het CBS. Helaas dus niets nieuws onder de zon! Dat is jammer, maar het betekent niet dat wij het nu hierbij laten.
Urgentie
Opnieuw vinden wij het een groot gemis dat de urgentie van de beschreven problemen geen enkele aandacht krijgt. Het is allemaal nogal vlak van toon. En dan te bedenken dat nogal wat van de beschreven probleemvelden zeer acute vraagstukken zijn en dringend om een snelle en doortastende aanpak vragen. Zie bijvoorbeeld de vraagstukken van het klimaat, van de biodiversiteit, de overbevolking en de wereldwijde sociale ongelijkheid. Daar kunnen wij toch niet meer zo afstandelijk over rapporteren? Ook onderzoekers hebben de verantwoordelijkheid om aan zaken als risico en urgentie aandacht te besteden. Het is te gemakkelijk om dan maar te verwijzen naar politici en andere beleidsmakers, alsof het alleen hun taak is om iets te doen met de gevonden gegevens.
Daarbij missen wij enkele invalshoeken die van groot belang zijn. Een daarvan is dat de beschrijvingen en analyses zich beperken tot wat je de oppervlakte zou kunnen noemen. Op geen enkele manier worden verbindingen gelegd met meer systemische kenmerken van de huidige mondiale vraagstukken. Zo is er inmiddels een wereldwijde erkenning van de problematische kanten van de neoliberale manieren van globalisering. Wij zijn gevangen geraakt in een mondiaal systeem vol risico’s en kwetsbaarheden, met als cipiers de grote mondiaal opererende bedrijven en financiële instellingen. De coronacrisis maakt dit voor de zoveelste keer duidelijk. Er hoeft ergens maar dát te gebeuren en de naschokken zijn wereldwijd. En dan blijken de bestaande sociale systemen nauwelijks weerstand te kunnen bieden. Op geen enkele manier wordt aan deze en andere kwetsbaarheden aandacht gegeven.
Omgekeerde ontwikkelingshulp
Dat geldt ook de eenzijdigheid van analyses. Het rapport draagt de suggestie in zich dat er overeenstemming is over de betekenis van de gepresenteerde data. Dat is in werkelijkheid niet altijd het geval. Neem als voorbeeld de buitenlandse handel van ontwikkelingslanden. Onze importen uit die landen worden in de MBW gezien als positieve data voor de ontwikkeling van die landen. In werkelijkheid is op die opvatting veel aan te merken. Zo zien wij in de coronacrisis hoe kwetsbaar die landen zijn geworden als er in die exporten een hapering komt. Dat leidt tot grote gevolgen voor de werkgelegenheid en inkomens van miljoenen mensen. Is het dus wel verstandig vooral voor de export te produceren? Dat is een oude discussie, maar de MBW beantwoordt de vraag positief. En dan hebben wij het nog niet over andere negatieve gevolgen van buitenlandse handel voor ontwikkelingslanden. Want die handel is een van de dragers van het in ons vorig commentaar genoemde fenomeen van de ‘omgekeerde ontwikkelingshulp’. Niets van dat alles is in de MBW terug te vinden.
Teleurstellend is in dit verband dat de indicatoren onder ‘elders’ bijna ongewijzigd zijn gebleven. Al sinds het verschijnen van de eerste monitor hebben wij daar kritiek op geleverd, omdat de indicatoren een te rooskleurig beeld geven van de invloed van het Nederlands handelen op ontwikkelingslanden. Aan geldstromen worden alleen ontwikkelingshulp en overdrachten van migranten genoemd, maar niet aflossing en rente, gerepatrieerde winsten, onderbetaling, of de rol van Nederland bij belastingontwijking. Ook bijvoorbeeld land grabbing en de export van afval blijven buiten beschouwing. Vorig jaar had het CBS nog het ‘excuus’ dat de integratie van de SDG’s veel inspanning kostte, maar dat er nu geen pogingen zijn gedaan nieuwe indicatoren toe te voegen, maakt dat dit deel van de monitor een onvolledig beeld blijft geven.
Hoewel de MBW dus zeker nog verbeterd kan worden, is het een rapport, dat ons in de goede richting helpt; beleid moet gemaakt worden op basis van goede gegevens over ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’, en niet op basis van een suffe indicator als het BBP.
Mei 2020 – Platform Duurzame en Solidaire Economie