Marktfalen: gesneuveld in de klimaatoorlog

Deze bijdrage van John Huige verscheen het tijdschrift Loving Geopolitics, dat in zijn tweede nummer de geopolitieke situatie vanuit het jaar 2032 bekeek.

classroom-1699745_640In oktober 2032 ging, na jarenlange dominantie van Amerikaanse en Chinese orthodoxe economen, de Nobelprijs voor de economie onder grote waardering weer naar een Europeaan. Het betreft de politiek econoom Hugo Johnsen die vanaf de vroege jaren 20 een serie artikelen scheef over systemisch marktfalen in relatie tot het uiterst moeizame transitieproces naar hernieuwbare energie. Een proces dat sterk beïnvloed werd door de Oekraïneoorlog. In het kort kan de situatie ten tijde van de publicatie van zijn artikelen als volgt omschreven worden:

Marktfalen in de orthodoxe economie is een uitzondering op de gangbare theorie dat in het proces van vraag en aanbod op markten er altijd evenwicht ontstaat. In de praktijk van alle dag is marktfalen echter een systemisch gegeven omdat evenwichtsprijzen vrijwel nooit de uitkomst zijn van vrije markten. In de meeste gevallen is er sprake van dominantie van een of enkele marktpartijen. Die dominantie kan meerdere oorzaken hebben: (1) monopolie of oligopolie; wanneer er één of een beperkt aantal aanbieders is; (2) een absoluut tekort van het betreffende product; (3) overheidsingrijpen waardoor dominantie ontstaat of versterkt wordt; (4) speculatieve bewegingen van grote marktpartijen die ervoor zorgen dat de prijs een bepaalde richting uitgaat. Vooral als het gaat om valuta of om grondstoffenmarkten treedt dit proces regelmatig op. Tenslotte is marktfalen overduidelijk zichtbaar in de milieu- en klimaatcrises doordat de natuur, het klimaat en hele samenlevingen ontwricht raken. Markten houden immers geen rekening met zogeheten externe kosten.

Het begon allemaal al veel eerder. In veel publicaties wordt de snelle opkomst en groei van de kapitalistische economie in de 19de en de 20ste eeuw toegeschreven aan de overvloedige beschikbaarheid van relatief goedkope fossiele brandstoffen: steenkool en aardolie. Later in de 20ste eeuw kwam daar ook aardgas bij. Basis voor de snelle expansie van de industrie met fossiele brandstoffen werd gelegd door de accumulatie in de koloniale slavenmaatschappij. Toen in de loop van 2022 de Oekraïneoorlog de prijzen voor fossiele brandstoffen torenhoog opjoeg werd duidelijk dat de fossiele afhankelijkheid haar grens had bereikt. Die grenzen waren al eerder vastgesteld bij de COP (conference of the parties) in Parijs in 2015 maar uitvoering van die gevolgen werd op alle mogelijke manieren nationaal en internationaal getraineerd. Bedrijven bleven kiezen voor maximale winst en overheden voor winst bij de volgende verkiezingen of voor grotere geopolitieke dominantie.

Globalisering en neoliberalisme zijn 2 processen die sinds de jaren 70/80 van de vorige eeuw grote economische en politieke invloed kregen. Het leidde tot een hausse in het ‘vrijemarktdenken’. Hele sleutelindustrieën en nutsbedrijven werden van overheidsbedrijf omgevormd tot marktbedrijf of een bedrijf nog steeds in overheidshanden maar op afstand van de overheid gezet. Bewijs in de vorm van gedegen onderzoek over de grotere effectiviteit van markten boven overheidsaansturing is nooit geleverd. Daarnaast leidde liberalisering van de financiële markten tot een financieel waterhoofd en een diepe crisis in 2007 – 2009.

Globalisering is een compleet ander proces dan internationale handel. Globalisering is de internationale organisatie van productieketens, global value chains, van technologie, van geldstromen, van mensen en van informatie. In ons boek De Macht van de Megaonderneming (met Joost Smiers en Pieter Pekelharing) spreken we van het ‘corpocratisch complex’. De globalisering leidde ertoe dat belangrijke industriële producten vooral gemaakt werden in goedkope lonenlanden (textiel bijvoorbeeld in Bangladesh), medicijnen in India en elektronica in China. Verschillende rampen en crises lieten de kwetsbaarheid zien van deze ketens, bijvoorbeeld de blokkering van het Suezkanaal in 2021 en de ongelukken met onveilige werkplaatsen in Bangladesh. De afhankelijkheid van internationale medicijnproductie werd ernstig gevoeld met de Covidcrisis en de afhankelijkheid van China voor onze IPhone bleek strijdig te zijn met onze westerse waarden rond mensenrechten en internationale vredespolitiek. Mededinging was het centrale uitgangspunt van de EU. En dus zijn alle regels die in Brussel worden afgesproken met dit virus besmet.

Energiebedrijven behoren van oudsher tot de megaondernemingen. De markten voor energie zijn dan ook het toneel van powerplay van grote ondernemingen en van de wederzijdse geopolitieke implicaties tussen die ondernemingen en staten. De grote oliemaatschappijen hebben lang de richting van de economische ontwikkeling bepaald. Ze zijn – net als de grote banken – too big to fail. In de eerste aanzetten voor een energietransitie in Nederland speelde Shell nog een dominante rol van procesvertrager. Ook de grote stroomleveranciers en eigenaren van stroomnetwerken hebben directe politieke invloed. De liberalisatiegolf uit de beginjaren van deze eeuw creëerde voor deze bedrijven een mooie speeltuin. Het is aan de nationale overheden om deze bedrijven weer op het pad van de energietransitie te krijgen en als dat niet lukt zelf te investeren. De investeringen in windmolens op de Noordzee vielen in de loop van 2022 stil omdat de marktpartijen onvoldoende zekerheid hadden over hun return on investment. Doordat de eigenaren van de stroomnetwerken onvoldoende geïnvesteerd hebben in de capaciteit trad er een tekort aan capaciteit en vertraagde de energietransitie. Interessant is dat op de stroommarkt er op grond van duurzaamheidsoverwegingen ook vele kleine en middelgrote ondernemingen zijn gekomen. Het zijn aanbieders van groene stroom als Greenchoice en vele kleinere en middelgrote coöperaties. Het meest onthutsende van de beginjaren 20 was echter het volslagen ontbreken van enig geopolitiek benul van veel landen. Hierdoor kon Rusland een dominante positie opbouwen in de levering van gas en aardolie en de oorlog tegen de Oekraïne gebruiken voor het uitspelen van hun chantagepolitiek.

Al met al was er eind 2022 echt sprake van een clusterfuck: hoge prijzen voor gas, benzine, diesel, snel stijgende inflatie, mondiale spanningen rond de Oekraïneoorlog, rond de afname van het leiderschap van de USA, groeiende Chinese claims en niet te vergeten het stilvallen van de energietransitie. Ook COP 27 in Sharm el Sheikh was niet bepaald een succes. De naam Shame el Sheikh werd dan ook vaak genoemd. Met Coca Cola (’s-Werelds grootste plastic vervuiler) als sponsor en ruim 600 fossiele lobbyisten viel het resultaat nog niet tegen. De 1,5% als streefdoel werd gehandhaafd en er werd een begin gemaakt met een schadefonds voor ontwikkelingslanden.
Wat al eerder duidelijk was geworden in de uitwerking van de energietransitie en het isoleren van woningen werd nu met de torenhoge energieprijzen nog meer duidelijk: energiepolitiek is ook inkomenspolitiek. Dat energiepolitiek geopolitiek is hoeft verder geen betoog.

Mede door de kater van COP 27 werd in de loop van 2023 duidelijk dat de economieën ingericht moeten worden als oorlogseconomieën. Dat wil zeggen dat het doel om de klimaatverandering te beperken tot 1,5 graad Celsius (of zo dicht mogelijk daarbij; najaar 2022 werd duidelijk dat 1,5 graad niet langer haalbaar was en dat eerder gedacht moest worden aan 2,5 graad stijging) leidend is. Centraal doel bij de ontwikkeling van een sociaaleconomische strategie werd: de klimaatoorlog moet gewonnen worden. Daarvoor werden de COP’s gebruikt, maar om in het noodzakelijke hoge tempo geen nieuwe vertraging op te lopen werd ook een coalition of the willing (COW) opgericht als een vertrekpunt om de rest van de wereld mee te krijgen. Het is dankzij de snelle voortgang van deze COW dat er in de jaren die daarop volgden grote doorbraken gerealiseerd werden in de klimaatoorlog.

Met de EU als initiatiefnemer, al snel gevolgd door Canada, Japan, enkele landen in Midden-Amerika en het Verenigd Koninkrijk werd in 2023 een start gemaakt. Aarzelend volgden daarna een aantal landen in Afrika en in Zuid-Amerika. Na de aansluiting van India viel het kantelpunt in mensen en in economische invloed.

Als vertrekpunten voor de COW werden geformuleerd:

– Er moest afscheid genomen worden van de dominantie van het vrije marktdenken. Dat betekende niet meteen renationalisatie van alle sleutelindustrieën, maar wel een uitgangspunt dat eerst de gewenste uitkomst geformuleerd werd van een bedrijfstak (of een belangrijk onderdeel daarvan) op grond daarvan werd bepaald welke overheidsregie noodzakelijk was.

– Afroming van alle bedrijfswinsten boven de 10%.

– De vervuiler betaalt werd voor alle industrietakken uitgangspunt. De EU speelde daarin een voortrekkersrol door in 2022 te bepalen dat dit zou gaan gelden voor watervervuiling.

– Een enorme onderzoeks- en investeringsimpuls zorgde ervoor dat hernieuwbare energie (zon, wind, groene waterstof) de basis vormde van de energievoorziening.

– Er werd een nieuwe geopolitieke strategie uitgerold die uitging van inclusiviteit naar zoveel mogelijk landen. Deze strategie hield ook steun voor de ontwikkeling in van sociaaleconomisch minder presterende landen. Dat bleek ook de juiste benadering te zijn van het vluchtelingenvraagstuk.

– Op nationaal niveau werden bij de COW-landen rigoureuze maatregelen op inkomensgebied genomen. Erfenissen werden in veel gevallen belast met een tarief van 95%; topinkomens konden maximaal vijf keer de minimuminkomens bedragen.

– Openbaar vervoer werd gratis. Particulier verkeer extra zwaar belast.

– Een mobilisatiecampagne onder de bevolking van veel COW-landen leidde tot een gedeeld gevoel van urgentie en burgerberaden werden een gangbare methode om inzichten van onderaf tot uitgangspunt van beleid te maken. Naast vermindering van de CO2-uitstoot werd ook steeds meer aandacht gegeven aan het verminderen van de consumptie van ‘spullen’. Een burgerberaad hierover leverde positieve steun en vele suggesties op.

– Het strategisch resultaat moest ook regeneratief zijn. Regeneratief wilde zeggen dat activiteiten niet langer een negatieve impact op de aarde moeten hebben maar een positieve. De aarde moet er weer beter van worden. Als meetpunt werd de jaarlijkse overshoot day gekozen. Overshoot day is de dag waarop in dat betreffende jaar de mens alle natuurlijke hulpbronnen die de aarde in een jaar kan produceren, heeft opgebruikt. Deze dag liep in de 21ste eeuw steeds sneller en verder terug. In 2022 viel deze op 28 juli. Door de eerste COW werd bepaald dat deze jaarlijks 2 weken naar achteren op de kalender moet schuiven.

In zijn dankwoord kon de nieuwe Nobelprijswinnaar onder groot applaus melden dat in dat jaar, 2032, het resultaat al merkbaar is. Earth overshoot day is teruggebracht tot eind november. Op weg naar eind december in 2034.

John Huige

Dit artikel verscheen eerder in Loving Geopolitics