Loonsverhoging als aanjager voor De Grote Transitie

De toenemende urgentie van de klimaatontwrichting maakt dat we alle zeilen moeten bijzetten om tot voldoende reductie te komen van de CO2-uitstoot. Het continue streven naar economische groei is een belangrijke aanjager van die uitstoot. Zie ook onze oproep: Stop met juichen bij BBP-groeicijfers. Naast de overheid, bedrijven en burgers moeten ook alle belangrijke maatschappelijke groeperingen nagaan welke bijdrage zij kunnen leveren aan die CO2-reductie. Daartoe hoort ook de Nederlandse vakbeweging.
Voor de vakbeweging is er sprake van een groot dilemma. De nog steeds groeiende mondiale ecologische voetafdruk (als gevolg van meer productie en consumptie) staat tegenover de doorgaans terecht geëiste loonsverhogingen. Dit dilemma is in onderstaand artikel nader geduid en daarna wordt nagegaan welke mogelijkheden er zijn om uit dat dilemma te komen.

Gerechtvaardigde loonsverhoging

Een paar jaar geleden concludeerde de Utrechtse econoom Bas van Bavel in een paper voor de commissie SZW van de Tweede Kamer “dat de daling van de AIQ (Arbeidsinkomensquote) ook in Nederland in de afgelopen decennia substantieel moet zijn geweest”. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat uitdrukkingen als “winsten die tegen de plinten klotsen” moesten leiden tot substantiële looneisen van de vakbeweging. De corona-pandemie heeft deze ontwikkeling tijdelijk gematigd, maar nu de bedrijven weer volop draaien is ook de cao-motor weer opgestart. Tegenover de gedaalde AIQ staan immers de gestegen kapitaalinkomens. Deze komen vooral ten goede aan de aandeelhouders en worden steeds minder aangewend voor sociale verbeteringen, innovatie of duurzame investeringen, die verder gaan dan greenwashing.

Onacceptabele groei van de mondiale ecologische voetafdruk

Tegelijk baart deze ontwikkeling ons zorgen. Het streven naar hogere lonen zit weliswaar in het DNA van de vakbeweging maar, zoals in de (aanvankelijke) betrokkenheid van de vakbeweging bij de klimaattafels ook duidelijk zal zijn geworden, is het streven naar een steeds groeiend BBP niet vol te houden. We moeten van een groei-economie naar een economie gericht op (onder meer) een verkleining van onze (mondiale) voetafdruk en een betere kwaliteit van leven.

Duivels dilemma

We begrijpen dat dit een ‘duivels dilemma’ oplevert voor een vakbond. Hoe kunnen de ecologische en sociale effecten van de beoogde loonstijgingen verenigd worden met het streven van de vakbeweging naar reële loonsverhogingen. Voor de korte termijn, en in de sfeer van persoonlijke consumptieve keuzes, valt daarbij te denken aan het creëren van een aanbod in ledenvoordeelprogramma’s waarbij meer dan tot nu toe het accent komt te liggen op het verbeteren van de energieprestatie van de eigen woningen. En dat naast de nu al door overheden aangeboden voorzieningen en subsidieregelingen.
Omdat velen geen eigen woning hebben is daarnaast een aanbod voor technische ondersteuning bij deze transitie richting woningbouwcorporaties, en een gezamenlijk programma voor de energietransitie in flatgebouwen, woonblokken en straten, via coöperatieve verenigingen, naar onze mening belangrijk omdat het zowel bewustmakend werkt als ook tot feitelijke energiereductie leidt.
En als het gaat om sociale effecten zou een beleid kunnen worden ontwikkeld om de consumptieve bestedingen zo fair mogelijk te maken, opdat werkenden in ontwikkelingslanden inkomens krijgen die voldoen aan internationale maatstaven als die van de ILO.

Structureel beleid

Macro-economisch en meer gericht op de langere termijn zijn er structurele maatregelen nodig en mogelijk. Steeds vaker wordt gesproken over de urgentie de huidige economische situatie te vergelijken met een oorlogseconomie: een alle sectoren omvattend beleid is nodig om de noodzakelijke maatregelen te kunnen nemen die leiden tot sterke reductie van de CO2-uitstoot, verkleining van de voetafdruk, en garantie van bestaanszekerheid, ook wereldwijd. In een artikel How to Pay for the Green New Deal van Yeva Nersisyan en L. Randall Wray, over de wijze waarop Keynes meende dat de oorlogseconomie te financieren viel, wordt aangegeven hoe die ideeën nu aangewend kunnen worden bij de financiering van de ‘oorlog’ tegen ecocide en onrechtvaardigheid.
Belangrijk uitgangspunt in genoemd artikel is de door ons onderschreven stelling: Workers have been “paying for” neoliberalism for two generations. We cannot ask them to pay more to reverse the damages done.

Oorlogseconomie

De oplossing die Keynes zag in de Tweede Wereldoorlog was: deferred consumption (uitgestelde consumptie). Instead of taxing away workers’ income, which would prevent them from enjoying the fruits of their labor (and possibly reduce support for the war effort), he proposed to defer their consumption by depositing a portion of their wages in “blocked” interest-earning deposits. This solution would avoid inflation, while at the same time more evenly distribute financial wealth toward workers.
Uitgestelde consumptie is kortom een goed middel om wel looneisen te stellen en te realiseren, maar om de directe consumptieve effecten in meer goederen te vermijden. Ook nu geldt dat de steun voor een verkleining van de voetafdruk niet moet verminderen.
He recommended three principles to guide war planning: (1) use deferred compensation to reward workers; (2) tax higher incomes; and (3) maintain adequate minimum standards for those with lower incomes such that they would be better off, not worse off, during the war.
Verhoging van de inkomstenbelasting, en met name verscherping van de progressie, is iets waar we het makkelijk over eens kunnen worden. Dat geldt in het bijzonder voor de superinkomens van CEO’s en dergelijken. Daarnaast moet armoedebestrijding door verhoging van het minimumloon ook een aandachtspunt zijn. Het laatste punt van Keynes is immers evenzeer waar: we kunnen de laagste (lagere) inkomens niet slechter af laten zijn.

Uitgesteld inkomen

Het eerste punt van Keynes, uitgesteld inkomen, is een idee dat ook in Nederland al een hele geschiedenis heeft. In de jaren ‘70 en ‘80 werden ideeën hierover veel besproken en werden onderwerp van politieke strijd. Een van de vier hervormingsvoorstellen van het kabinet Den Uyl betrof de Wet op de Vermogensaanwasdeling (VAD) [1]. Werknemers laten delen in de groei van het ondernemersvermogen via de VAD was een interessant instrument en kan in de huidige verhoudingen ook gezien worden als een correctie van de arbeidsinkomensquote op het vermogensaandeel. Later is door werkgevers en werknemers ook gesproken over investeringsloon (zie een nota van de Stichting van de Arbeid uit ‘82). Destijds was de redenering ook dat hiermee extra inflatie vermeden wordt, dat lijkt vandaag de dag ook weer actueler te worden. De huidige toepassing van dergelijke ideeën kan dan ook liggen in vormen van uitgesteld of geoormerkt inkomen; uitgesteld in de zin dat het niet direct te besteden valt in consumptieve goederen, maar wel gebruikt kan worden voor duurzame, niet CO2-belastende, aanwendingen dan wel vastgezet kan worden in besparingen.

Aanwending van middelen

De aanwending van de middelen kan bestaan uit een mix van publieke en private bestedingen voor o.a. verbetering en verduurzaming van de publieke infrastructuur; voor onderdelen van de energietransitie; voor extra investeringen in risicovolle duurzaamheidsexperimenten (b.v. richting waterstofeconomie) en andere vergelijkbare zaken. Voor de besteding van de middelen van de deelnemende werknemers kan gedacht worden aan onder meer de energietransitie in woningen, maar ook aan het inkopen van betere zorgelementen voor deelnemers, of aan de inzet gericht op vervroeging van de pensioengerechtigde leeftijd, aan een sabbat-periode, korter werken of aan scholing.

John Huige, Jan Juffermans, Lou Keune, Gerrit Stegehuis

[1]- De andere eisen betroffen de wet op de investeringsrekening (WIR), de versterking van de medezeggenschap en de grondpolitiek. Op dit laatste is dat kabinet uiteindelijk gevallen.