Lissabon-strategie in relatie tot Verklaring van Tilburg

Notitie tbv staatssecretaris Timmermans (Europese Zaken)


Lissabon-strategie in relatie tot Verklaring van Tilburg

Aanleiding tot deze notitie wordt gevormd door de door mevr. E. Wiegman-van Meppelen-Scheppink (Christen Unie) namens een meerderheid van de Tweede Kamer op 18 maart 2008 ingediende en door Timmermans overgenomen motie.
De reactie van de staatsecretaris op onze notitie vindt u hier.

1. Vooraf dient te worden gesteld, dat de (oorspronkelijke) Lissabon-akkoorden en de recente Verklaring van Tilburg in beginsel op gespannen voet met elkaar verkeren. De Lissabon- strategie spreekt immers de wens uit de Europese Unie tot de meest dynamische en concurrentiekrachtige economie van de wereld te maken, terwijl de Verklaring van Tilburg het primaat kent van het (doen) toegroeien van de Europese economie naar duurzaamheid en solidariteit. Zelfs waar Lissabon refereert aan het vergroten van de capaciteit tot het realiseren van “sustainable economic growth’ staat kennelijk het voortgaan van de economische groei binnen de EU als doelstelling voorop. Wel achten wij de verwijzing van Göteborg (2001) naar de noodzaak tot sociale cohesie in Europa en de toevoeging van de eis van het respect voor het milieu zeker van positieve betekenis. Met name, indien zou worden aanvaard dat deze nevendoelstellingen ook de aard en het tempo van het Europese groeipad mee mogen beïnvloeden en waar nodig ook dienen te corrigeren.

2. De motie van mevrouw Wiegman heeft betrekking op de ontwikkelingen na 2010. Daarin wordt door de Kamer uitgesproken dat voor de toekomst kwalitatieve doelstellingen naast kwantitatieve van belang zijn. Ook verzoekt de motie om de formulering van een regeringsvisie waarbij de Lissabon- strategie (meer) wordt gericht op duurzame groei, op solidariteit en kwaliteit van leven.
De volgende punten lijken ons bij de uitwerking van deze visie, geredeneerd vanuit de Verklaring van Tilburg, van belang:

 

     

  • a)Het lijkt ons, mede in het licht van punt 1 hierboven, van wezenlijke betekenis dat er in de formulering van de toekomstige strategie een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds het concept van economische groei en anderzijds het concept van duurzaamheid. Indien dat niet gebeurt, dreigt immers het gevaar dat het gehele Europese streven naar een grotere mate van duurzaamheid in de mand terecht komt van een in beginsel oneindig voortgaande en ook materieel getoonzette productiegroei, waardoor de term ‘duurzaam’ alleen maar beoogt de vooropgestelde economische groei duurzaam, dwz limietloos te continueren. We vermelden hierbij volledigheidshalve, dat in de afspraken die bij de aanvang van deze kabinetscoalitie onder leiding van dhr Wijffels – die persoonlijk een medeondertekenaar is van de Verklaring van Tilburg – destijds zijn gemaakt, het woord ‘duurzaamheid’ in een zelfstandige betekenis voorkomt. In die tekst wordt het economisch toegroeien naar een situatie van duurzaamheid zeker mede beoogd. Wij pleiten er dus nadrukkelijk voor, termen als duurzaamheid (naast solidariteit) niet alleen als bijvoeglijk naamwoord bij termen als groei of ontwikkeling te gebruiken.Voor men het weet worden ze op die wijze bij voorbaat ‘leeggezogen’, dwz. verliezen ze bij voorbaat elke zelfstandige en derhalve corrigerende betekenis.
  • b)De Verklaring van Tilburg mikt op een gemeenschappelijk beraad of samenspraak over het te voeren duurzaamheids- en solidariteitsbeleid. Ze verzwijgt concrete maatregelen – zoals de vergroening van het fiscale stelsel – niet, maar veronderstelt wel dat die voorafgaand overleg tussen maatschappelijke actoren, waaronder de werkgevers- en werknemersorganisaties, nodig hebben om op een voldoende mate van maatschappelijke acceptatie van die maatregelen te kunnen rekenen. Indien immers uit hoofde van het toegroeien naar meer duurzaamheid en solidariteit bepaalde prijsverhogingen, heffingen (bv op het gebruik van fossiele energie) of belastingmaatregelen nodig zouden blijken, dient voor zo ver mogelijk al van te voren vast te staan dat deze drukverhogende effecten niet – of zo min mogelijk- in de inkomenssfeer kunnen worden gecompenseerd; dat zou eerst met recht neerkomen op het inspannen van het paard achter de wagen. Vandaar dat wij er voor pleiten, dat de Europese Raad of de Europese Commissie een proactieve rol op zich neemt bij de beïnvloeding van de Europese bewustwording ten aanzien van deze eventueel noodzakelijke maatregelen. Bijvoorbeeld door in 2010 een majeure, op de Europese burgers gerichte, conferentie voor te bereiden die geheel in het teken staat van de sociale en ecologische dimensies van het zijn van een daadwerkelijke Europese Gemeenschap. Ter voorbereiding daarvan zou dan een campagne kunnen worden gelanceerd om Europese bewegingen en sociale en economische organisaties – dus zeker ook de vakbewegingen – zich over de plaats en betekenis van die dimensies te laten uitspreken. Daarbij dient uitdrukkelijk te worden afgetast hoever men wil gaan, welke lasten men nog net aanvaardbaar acht, om de Europese gemeenschap naast een economische Unie ook een solidaire en ecologisch-duurzame statengemeenschap te laten zijn. Er moet, anders gezegd, naast het optreden van regeringsleiders een bredere maatschappelijke dynamiek in Europa tot stand komen, die niet alleen op kwantitatieve beleidsaspecten, maar ook op kwalitatieve doeleinden is gericht (zie de tekst van de motie Wiegman). Dit lijkt ons ook nodig om de nieuw-toegetreden leden beter in de EU te kunnen integreren. Hun stem moet zeker ook over zulke zaken worden gehoord.
  • c) De Verklaring van Tilburg staat ook in het teken van beter en meer verantwoord meten. Naar ons oordeel is het BBP geen juiste maatstaf om de daadwerkelijke economische groei te meten; ook de Amerikaanse senaat heeft zich onlangs nog dienovereenkomstig uitgesproken. Nu is er de gelukkige bijkomstigheid, en we achten dat van uitzonderlijk gewicht, dat ook de Europese Commissie zich onlangs op een soortgelijk standpunt heeft gesteld en een besloten conferentie heeft georganiseerd over betere wijzen van meting van groei. In Nederland werken CPB, SCP, CBS en het NMP samen om goede alternatieven te ontwikkelen.
    Het is dan ook onze hoop en oprechte wens, dat de nadere uitwerking van de Lissabonstrategie deze inspanningen als nuttig zal erkennen en honoreren. En wel met name door zich op het standpunt zal stellen dat, waar in de nadere uitwerking van de strategie over (de bevordering van de)economische groei zal worden gesproken, het daarbij niet zal dienen te gaan om de groei zoals die volgens het BBP gemeten wordt, maar om (de bevordering van) de ‘netto duurzame groei’ – een groei die dus overeenkomt met deze nieuwe criteria of met reeds bestaande maatstaven als de Index voor Sociale en Economische Welvaart (ISEW), het Duurzaam Nationaal Inkomen (DNI), of de Ecologische Voetafdruk. Pas een gezuiverd nationaal inkomen, dwz. geredresseerd voor vormen van uitputting van resources, voor milieuschade en ook voor sociale schaden, komt in aanmerking mede als Europese centralebeleidsdoelstelling dienst te doen. In ieder geval moet worden voorkomen, dat deze ook door de Europese commissie gedragen inspanningen en de vernieuwde Lissabonstrategie twee verschillende kanten uitgaan.
  •  

Dr. Bob Goudzwaard, lid van de initiatiefgroep Verklaring van Tilburg
Dr. Lou Keune, lid van de initiatiefgroep Verklaring van Tilburg

De tekst van de notitie kunt u hier downloaden.

Op 9 mei reageerde de staatssecretaris d.m.v. deze brief