Handelsverdragen, daar is de laatste jaren veel over te doen. Voor een korte presentatie over het onderwerp ging ik zoeken naar informatie over CETA en TTIP. Wist ik veel dat er nog veel meer handelsverdragen waren… . Gelukkig had Gerrit Stegehuis al veel zaken uitgezocht en schreef eerder ook over ISDS. Ik wilde mij er eens in verdiepen want ik begreep iets niet: hoe wil men de economie laten groeien door afspraken te maken over handel? Het leek mij dat als het ene land meer mag exporteren, melk bijvoorbeeld, dat het ten koste gaat van de melkproducenten in het andere land. We krijgen toch niet opeens meer dorst? Het bleek ingewikkelder te zijn dan ik eerst dacht, maar inderdaad, schieten we er weinig mee op. Sterker nog, we gaan er vooral op achteruit.
Economische groei
Allereerst: de voorspelde economische groei is onzeker, of in ieder geval zeer mager. Maar door dat te beweren, begeef ik mij op glad ijs. Je zou hieruit kunnen concluderen dat ik voorstander ben van economische groei. Eindeloze economische groei is onzinnig. Hierover publiceren we regelmatig bij het Platform DSE. En we proberen dat ook aan te kaarten bij de politiek of de media (bijvoorbeeld in onze MEV+ of deze open brief aan Nieuwsuur).
Het afsluiten van handelsverdragen heeft als doel economieën te laten groeien. En kritiek daarop laat zich niet eenvoudig verwoorden. Veel mensen die ik spreek vinden het dan al snel ingewikkeld worden. Zij lezen de uitgebreide analyses niet meer, te moeilijk. Reacties variëren van ronduit negatief (“Ach, ze doen toch wat ze willen, er is niets tegen te doen”) tot een ondoordacht optimisme (“Donald Trump heeft gezegd dat hij alle handelsverdragen ging stoppen, toch?”) of zelf support (“Nou, iedere economische groei is welkom hoor!”). Tijd dus om het verhaal eenvoudig uit te leggen. Ik doe een poging. Het gaat niet alleen om handelsverdragen, maar om iets anders. Wereldwijd zijn er al honderden handelsverdragen afgesloten en in werking getreden. Ik wil daarom dieper ingaan op de intenties van dit soort verdragen. En dan gaat het ook om de neoliberale ideologie die heel hard doorklinkt in alle verdragen.
Alle handelsverdragen hebben in meer of mindere mate deze bijna religieuze component in zich: een economie moet groeien, dan neemt de welvaart voor iedereen toe en daarom is goed het goed de internationale handel te laten groeien. Dit wordt steevast als argument ingezet bij aanvang van de onderhandelingen. Het wordt ook consequent vergeten om achteraf aan te tonen. Er is bij mijn weten geen overheid die de bijdrage van deze ingrijpende handelsafspraken op de gerealiseerde groei bijhoudt en publiceert. Er is al helemaal geen overheid die onderzoekt welke andere prijs daarvoor wordt betaald. Overheden kijken vooral vooruit en weinig terug. Er zijn meer claims waarbij deze bevestiging achteraf ontbreekt. Laat ik daar een interessant voorbeeld van geven.
Gevolg van opheffen van handelsbarrières
Nederlanders herinneren zich misschien wel de ophef die ontstond rondom de vele brievenbusfirma’s in Nederland na een uitzending van Zembla. En Nederland blijft onverminderd populair als belastingparadijs, was deze week weer te lezen op RTL nieuws. Ik ben nu gaan kijken hoe het zit met de import- en exportheffingen. Handelsbarrières worden ze bij gesprekken over CETA, TTIP en TiSA ook wel genoemd. Dat klinkt slecht: ‘barrières’. Daar wil je toch graag vanaf?
Je gaat toch geen barrières opwerpen tegen handel van hardwerkende mensen die toevallig een keer iets in het buitenland willen verkopen?
Aan de ontvangende kant van heffingen zit de belastingdienst. Heffingen op import uit de VS komen terecht in de schatkist van Nederland en daar kunnen we voor onze Nederlandse samenleving weer mooie dingen mee doen. Mooie dingen zoals onderwijs, zorg, onderhoud van onze infrastructuur, enzovoorts. Eigenlijk veel zaken die ook van belang zijn voor de multinationals. Als de inkomsten uit heffingen vervallen (en ze zijn al heel laag), zullen andere belastingen dit gat moeten vullen. Daarvoor stelt men ons gerust, want de de omzet en de winst voor bedrijven stijgt door toename van de handel. En die omzet- en winstgroei wordt weer belast, toch? Ik denk dat je dit héél goed moet gaan meten en bijhouden als je weet dat er brievenbusfirma’s en belastingparadijzen bestaan.
Wie wil er belasting betalen?
Veel multinationals doen juist hun uiterste best om géén belasting te betalen. Het fenomeen brievenbusfirma kan nog populairder worden. Bedrijven vestigen zich waar de belastingen het laagst zijn en kunnen vervolgens importeren en exporteren zonder zorgen over heffingen. Een land dat arbeidsplaatsen wil behouden, zal als gevolg van het verdwijnen van handelsbarrières moeten besluiten de winstbelasting te verlagen. Er zal dus door andere partijen in de samenleving meer belasting betaald moeten worden: burgers, maar ook door middenstand en mkb. Deze ondernemers zijn veel sterker gebonden aan de regio. Het gaat hier dus niet over hardwerkende mensen die een keer handel drijven met het buitenland. Sterker nog, die krijgen het heel zwaar. Hoezo ‘vrije markt’?
Het wordt straks alleen maar interessanter om met goederen en voedsel de hele wereld over te varen en vliegen. Wat dit ons kost, wordt in de meeste overzichtjes vergeten mee te nemen. De impact van alle uitstoot is enorm en de uitstoot van internationale transporten valt niet onder Kyoto of Parijs verdragen (volgens CLO). Bovendien, wat geldt voor de winstbelastingen, geldt ook voor milieubelastingen: multinationals kunnen steeds eenvoudiger gaan produceren in landen waar de milieuregels soepel zijn. Het wegnemen van handelsbarrières maakt dit alleen maar makkelijker. Een circulaire economie wordt niet bevorderd. Voorstanders van de handelsverdragen claimen dat de productie efficiënter wordt, dus minder zal uitstoten. En het is logisch dat dit gunstig lijkt, als je alle uitstoot van internationale transport buiten je overzicht kunt houden.
Neoliberaal
De positieve claims (meer groei, meer banen, meer keuze) bij de handelsverdragen ontstaan uit de ideologie die er achter zit. Deze ideologie heet Neoliberalisme. Die term haalt zelden krantenkoppen, terwijl dat in de beginperiode (sinds 1938) nog wel zo was. Tegenwoordig wordt deze ideologie als een feitelijke waarheid aanvaard door politiek en media. Dit beschreef George Monbiot onlangs nog eens puntig in The Guardian (Engels). En over zo’n feitelijke waarheid kun je lastig discussiëren… Wie begint er nou een maatschappelijk debat over de zwaartekracht? De term Neoliberalisme moet dus eerst weer benoemd worden als een ideologie. Eén van de vele opties – er zijn wel degelijk alternatieven denkbaar. En daar vast zit een alternatief tussen dat veel aantrekkelijker is, maar nu niet snel benoemd zal worden.
Wat kun je doen?
Met het ondertekenen van de zoveelste petitie verander je wellicht een beslissing, maar niet een manier van denken. Gelukkig gebeurt er wel al veel op dit moment. Burgers formuleren lokaal al antwoorden op mondiale trends die voor hen of het milieu zo nadelig uitpakken. Ze laten zien dat je wel iets kunt doen! De lokale beweging groeit en bloeit. En die burgerbeweging heeft impact. Het blijft noodzakelijk om je te verdiepen in de neoliberale manier van denken van voorstanders van economische groei en globale handel (bijvoorbeeld m.b.v. onderstaande presentatie). Wat zijn drijfveren, wie hebben er belang bij, wie praten er mee? Als je de verbanden gaat zien tussen mondiaal en lokaal kun je lokale acties nog zinvoller maken. Al deze burgerinitiatieven zoals lokale ruilsystemen en regionale munten, energie en zorgcoöperaties, buurt-moestuinen en stadslandbouw, zijn belangrijk voor het vormgeven van een circulaire en veel meer regionale economie. We kunnen nu beginnen deze initiatieven te combineren, aan elkaar koppelen, verbinden. Dan is het niet één David tegen Goliath, maar veel Davidjes die het onderling anders organiseren, zonder strijd tegen welke reus dan ook …
Kortom: een grote transitie.