Uit de kranten begreep ik dat de Eritreeërs hierheen komen omdat er in hun land een soort levenslange sociale dienstplicht is. Hé, dacht ik, dat zou hier ook wel nuttig zijn! Voordat iedereen over mij heen valt: ik denk dan eerder aan de situatie in Papoea- en Indianenstammen waarvan de leden nog weten dat ze alleen sàmen kunnen overleven en iets kunnen bereiken. Dus geen streng en onaardig regime nodig hebben om samen te werken. Om, indien nodig, voor elkaars’ huizen en gezinnen te zorgen, om samen op jacht te gaan en de moestuinen te onderhouden. Hadden onze eigen voorouders in hun Europese dorpen niet dezelfde leefwijze? Zoals nòg op vele plaatsen in de wereld waar de individualisering niet ten koste is gegaan van de zorg voor het algemeen belang?
Nu lezen we over de tewerkstelling die Sociale Diensten willen verbinden aan een uitkering. Met als stok achter de deur korting. De argumenten voor en tegen zijn bekend. Laten we echter als een judoka de beweging van de overheid afbuigen en naar iets beters leiden.
De huidige economie is hectisch, verspillend en schadelijk voor de Aarde. Ook zet zij teveel mensen aan de kant; de paus had ‘t er nog over. Laten we met hen, bijgestaan door àlle werkenden, een andere economie opzetten: een kalme maar nuttige bedrijvigheid, lokaal gebaseerd en de planeet sparend. Overal in de wereld zijn er al aanzetten toe als reactie op de schadelijke officiële economie. Het betreft dan vooral lokale energieopwekking en voedselproductie, zelfbouw, ambachtelijk werk en hergebruik. Daarnaast de bevordering van educatie en cultuur. Het vermindert ook de armoede, zoals bij de vrouwen in de New Yorkse Bronx die al decennia lang aan stadslandbouw doen. Routineus handwerk – vaak olie besparend – wordt niet langer als laagwaardig beschouwd en kan leuk georganiseerd worden.
In lokale werkbureaus kunnen mensen elkaar in overleg toeleiden naar passend nuttig en ecologisch verantwoord werk dat zij zelf bepalen. Gesteund door sociale kredietfondsen. (Bij David Harvey – Rebel Cities, Preface – lees ik over participatory budgeting!) Essentieel lijkt me dat iedereen aan de nieuwe economie bijdraagt, al naar gelang tijd en kunnen. Vitale gepensioneerden, maar ook mensen met een gewone baan werken dan op bijvoorbeeld zaterdagochtend of in enkele avonduren mee in de buurtmoestuin, het repaircafé of lokale bijles-centrum, bij het ‘autoritjespunt’ of in het zorgcentrum, samen met werkloze wijkgenoten. Deze hebben meer tijd voor zulk werk, maar de mensen met een baan hebben eveneens sociale taken. Zo wordt de kloof kleiner tussen baanhebbers en baanlozen die dat immers meestal buiten hun schuld geworden zijn. Zal er hier en daar verdringing van regulier werk optreden? Het nieuwe werk moet vooral dat zijn wat in de officiële economie niet of niet meer gedaan kan worden.
Het lijkt mij normaal dat wie van de Aarde en de maatschappij neemt, ook wat aan deze moet teruggeven. Belangrijke motivatie is voorts dat deze lokale economie meer van de mensen wordt en de Aarde spaart. Dat is ook het doel van de hier en daar succesvolle Transition Towns. Die economie zal ook als zinnig vangnet kunnen fungeren voor de nog te verwachten toestroom van nieuwe werklozen uit de officiële economie waar de race to the bottom en de jobless growth immers gewoon doorgaan. Die economie kan dan, naarmate de nieuwe steviger wordt, versneld verduurzaamd en ingeperkt worden.
Het zou mooi zijn als gemeenten en buurtgroepen aan de slag gingen met dit voorstel tot echte duurzaamheid, zelfredzaamheid en herstelde gezamenlijkheid. Over de enkele mensen die dat willen ontvluchten, zullen de anderen denken: asocialen kunnen we missen als kiespijn!