De Fair & Green Deal doelt zowel op de samenwerking voor een duurzame en solidaire economie en samenleving, als op een geheel aan voorstellen die daarvoor noodzakelijk zijn. Daarvan worden hieronder enkele belangrijke genoemd, als richtingwijzer en inspiratie. Met de hoop dat ze worden opgepakt, uitgewerkt en aangevuld.
1. Economische sturingsinstrumenten
Om een ombouw in de richting van duurzaamheid en solidariteit te bewerkstelligen, zullen we over voldoende instrumenten moeten beschikken die ervoor zorgen dat de economie blijvend in die richting wordt gestuurd.. Dan hebben we het over een beleid van passende belastingen, stimulansen en ontmoedigingen, quoteringen, monitoring en voorlichting, gericht op een verschuiving van materiële naar immateriële consumptie, verbetering van de mondiale Ecologische Voetafdruk en een eerlijker verdeling onder alle burgers. De Noordelijke landen dragen hiervoor de eerste verantwoordelijkheid, vanwege hun opgebouwde ‘ecologische schuld’, hun grote technologische mogelijkheden en hun grote economische kracht en handelsoverschot.
Bij een passend stelsel van sturingsinstrumenten denken we bijvoorbeeld aan:
A. Hervorming van het systeem van belastingen, zoals:
zowel in nationaal als Europees verband verschuift de belastingheffing drastisch van belasting op arbeid naar een belasting op alle aan de natuur onttrokken waarden (BOW)
dit kan worden ingeleid met bijvoorbeeld de invoering van een footprinttax en een koolstofheffing;
in dit kader past ook een Btw-verlaging voor duurzamer voortgebrachte goederen en diensten;
beëindiging van belastingparadijzen en andere faciliteiten voor transnationale belastingontwijking;
rechtvaardiger verdeling van inkomens door hogere inkomens zwaarder te belasten; op termijn op mondiale schaal doorgevoerd;
belastingen op het mondiale kapitaalverkeer (zoals de Tobintax) en andere vormen van wereldwijde belastingheffing, waarmee de middelen voor het uitvoeren van mondiale programma’s voor armoedebestrijding en milieubehoud worden verruimd;
voorstellen om te komen tot een Global Tax Authority in VN-verband.
B. Internationale, nationale en regionale quotering en stringente verbodsbepalingen
Dit kan dienen als ondersteuning van de belastingverschuivingen onder A. Deze quotering en verbodsbepalingen kunnen specifiek worden gericht op:
snelle verlaging van de uitstoot van CO2;
rechtvaardige verdeling van de natuurlijke hulpbronnen (fossiele brandstoffen, tropisch hout, visgronden, niet-hernieuwbare grondstoffen);
beëindiging van de teruggang in en waar mogelijk herstel van biodiversiteit;
ontzien van kleine boeren en vissers en traditionele producenten die leven van het verzamelen van bosproducten en dergelijke;
bescherming van arbeidsrechten en rechtvaardige arbeidsomstandigheden.
C. Faciliteren en subsidiëren van een duurzame ontwikkeling
Zowel nationale als lokale overheden kunnen investeringen stimuleren in duurzame projectontwikkeling, lokale groene energieproductie, energiebesparing en verduurzaming van de regionale landbouw. Deze stimulering kan de vorm aannemen van subsidies maar ook van het verstrekken van leningen tegen een lagere rente. Daarnaast kan de overheid door beter op elkaar afgestemde procedures duurzame investeringen faciliteren.
D.‘De vervuiler betaalt’, ten behoeve van eerlijke concurrentie en een ‘eerlijk speelveld’
Dit zou zowel nationaal en internationaal moeten gelden, zowel voor milieuvervuiling als voor overtreding van ILO-richtlijnen en sociaal-economische mensenrechten. Een feed-in-systeem voor duurzame energie, naar Duits voorbeeld, is een bescheiden begin. Ook in de landbouw en voor mobiliteit kan het principe van ‘de vervuiler betaalt’ ingevoerd worden. Regionale productieketens krijgen zo een faire kans.
E. Labels, keurmerken en mobilisatie van consumentenmacht
Bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties én individuele burgers/consumenten kunnen elkaar op een eerlijke en duurzame koers brengen en houden met behulp van labels en keurmerken. Met een toegankelijk systeem op basis van input/feedback van bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers/consumenten kunnen voor elke sector en productgroep de meest eerlijke en duurzame opties worden aangegeven. Zo gaat de standaard geleidelijk en kan het stelsel van keurmerken en labels vereenvoudigd worden.
2. Hervorming van het financiële bestel
Een belangrijke factor in een Fair & Green Deal vormt de hervorming van het internationale geldstelsel. Van het huidige stelsel gaat een zelfstandige en nauwelijks beheersbare drang tot maximalisering van rendementen, financiële groei en geldschepping uit, los van overwegingen van duurzaamheid en rechtvaardigheid.
Voor hervorming van het financiële stelsel denken we aan:
A. Inbedding van geldstelsels in de reële economie
Zodanige hervorming dat alle vormen van geldcreatie, direct of indirect, onder publiek beheer worden gebracht en worden ingeperkt door de liquiditeitsbehoeften van de reële economie. Zo kan een herstel optreden van de ‘oorspronkelijke’ functie van geld als betaalmiddel waardoor productie en consumptie worden vergemakkelijkt. De financiële markten blijven dan dienstbaar aan de reële economieën waarbinnen zij opereren. Ook alternatieve, regionale of lokale geldstelsels verdienen aandacht.
B. Hervorming van het internationaal geldstelsel
Het internationale geldstelsel wordt herzien met als uitgangspunten duurzaamheid en solidariteit. Bijvoorbeeld:
voor ontwikkelingslanden een uitbreiding van het systeem van speciale trekkingsrechten (SDR’s1) via het IMF, uitsluitend gericht op groene en rechtvaardige ontwikkeling;
een op het voorgaande geënte nieuwe mondiale reservevaluta. Daarmee komt een einde aan de eenzijdige en mondiale afhankelijkheid van de US dollar en van het door nationaal belang ingegeven monetaire beleid van de VS;
op korte termijn maatregelen ter voorkoming van kapitaalvlucht vanuit het Zuiden naar het Noorden (niet alleen door belastingontwijking, maar ook in de vorm van schuldaflossingen en rentebetalingen, winstafvloeingen e.d.).
C. Een Fair & Green Bankenwijzer
Er kunnen systemen van beoordeling worden ontwikkeld, vergelijkbaar met de Eerlijke Bankwijzer, die klanten van banken in staat stellen hun bank te beoordelen en zo nodig te verlaten als ze niet fair & green opereren.
3. Werkgelegenheid, inkomens- en investeringsbeleid
Bij elk voorstel voor aanpassing van het economisch beleid komt de – terechte – vraag op wat dit betekent voor werkgelegenheid en inkomens. Wij menen te kunnen stellen dat een Fair & Green Deal niet zozeer tot vermindering van werkgelegenheid leidt, maar eerder tot een verschuiving en misschien zelfs verruiming ervan. Met het oog op duurzaamheid en rechtvaardigheid zullen veranderingen in het inkomens- en investeringsbeleid onvermijdelijk zijn. Bij dit alles denken we aan:
A. Transitie naar ‘materie-arme’ werkgelegenheid
Dit houdt bijvoorbeeld in:
een verschuiving van sectoren en producten met een zware materiële component (in productie en gebruik) naar sectoren en producten met een lage materiële component, zoals zorg en cultuur; daarbij ook aandacht voor regionale economie, die minder transport vergt;
een eerlijker en evenwichtiger verdeling van betaald werk, onbetaalde zorgtaken en beschikbare vrije tijd;
betere positionering van noodzakelijk werk als zorg, onderwijs e.d.;
arbeid en technologie die leiden tot behoud en waar mogelijk uitbreiding van de in de wereld nog aanwezige milieugebruiksruimte – zoals de ontwikkeling van schone energiebronnen- krijgen voorrang;
in plaats van het streven naar een flexibilisering van de arbeid ten bate van hogere economische rendementen, wat dikwijls ten koste van arbeidsrechten gaat, komt het streven naar een flexibilisering van de economie. Deze zal moeten worden gericht op aanpassing aan wat de arbeidende mens en het milieu kunnen verwerken.
B. Fair & Green Investeringsbeleid
Voor een Fair & Green Deal is het van belang dat investeringen primair gericht worden op:
eerlijke verdeling en reductie van emissies zoals die van broeikasgassen;
schone energie;
vormen van productie en consumptie die efficiënt met energie en grondstoffen omgaan en mensenrechten in acht nemen. Denk hierbij aan hergebruik en recycling, fair trade en regionalisering van voedselproductie en energieopwekking, bijvoorbeeld in samenwerking met Transition Towns.
Het gaat hier zowel om investeringen in landen als Nederland en België en in Europa, als investeringen in de verduurzaming van productie en consumptie in ontwikkelingslanden.
Daarnaast zijn investeringen van belang voor:
het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering, met name in landen en gebieden waar de zwaarste klappen vallen, dus in de ontwikkelingslanden. Het gaat daarbij om fysieke investeringen, zoals in bijvoorbeeld dijken, maar ook om sociale vangnetten voor arme en kwetsbare medeburgers.
C. Verantwoord nationaal inkomensbeleid
Bescherming van de koopkracht van de lagere inkomensgroepen in Nederland en België staat voorop. Tegelijk is het zowel met het oog op duurzaamheid als uit het oogpunt van rechtvaardigheid wenselijk naar een vlakkere inkomensverdeling te streven. Een sterk progressief belastingsysteem is daarbij een nuttig instrument.
4. Mondiale herverdeling en wereldhandel
In het voorgaande komen al maatregelen aan de orde die bijdragen aan meer mondiale rechtvaardigheid. Desondanks is daarnaast gerichte aandacht nodig voor mondiale herverdeling van welvaart. Ondersteuning daarvan met veranderingen op het gebied van de wereldhandel en internationale instituties is daarbij onontbeerlijk.
Dan denken wij onder andere aan:
A. Financiering van het recht op menswaardig bestaan in ontwikkelingslanden
Het recht op bestaanszekerheid is verankerd in de sociaaleconomische mensenrechten en vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Voor ruim twee miljard mensen in ontwikkelingslanden is die bestaanszekerheid echter niet gegarandeerd. Zij verdienen daarvoor financiële ondersteuning, door rijken in eigen land, maar zeker ook door rijke landen. Het gaat hier in feite om een jarenlang opgebouwde sociale en ecologische schuld, die ontstaan is door de ‘omgekeerde ontwikkelingshulp’. Hierdoor verdienen rijke landen veel meer aan de arme landen, veelal via niet-duurzame handel, dan er aan hulp werd en wordt gegeven. Het gaat dan onder meer om de volgende punten:
garantie van minimum voorwaarden voor een menswaardig bestaan: minimum inkomen, schoon drinkwater, basisgezondheidszorg, een voldoende voedselpakket, onderwijs en veiligheid en dergelijke;
versterking van de civiele maatschappij (maatschappelijke organisaties);
realisatie van de internationaal aanvaarde norm van 0,7 % van het inkomen van de hoge-inkomenslanden als noodzakelijke eerste stap;
aanvullende financiering ter overbrugging van de grote achterstand in de bestaanszekerheid en opvang van de extra risico’s door de klimaatverandering;
toegang tot krediet
B. Beleid rond schulden van ontwikkelingslanden
In veel gevallen zal ontwikkeling in het Zuiden alleen van de grond komen als schulden van ontwikkelingslanden grotendeels worden kwijtgescholden. Daarbij zijn de volgende voorwaarden van belang:
kwijtschelding is alleen wenselijk als de bevolking van het begunstigde land ermee instemt;
er is effectief beleid gericht op het voorkomen van nieuwe schulden en op de bestrijding van corruptie;
er komt een gedragscode voor kredietverstrekkers en voor grote kredietnemers (bijvoorbeeld als het gaat om de omgang met notoir corrupte regimes).
C. Faire en groene wereldhandel
Bij faire en groene wereldhandel en het uitfaseren van oneerlijke en schadelijke handel kan men denken aan:
handel in fair en duurzaam geproduceerde goederen;
versterken van ketenverantwoordelijkheid en transparantie van bedrijven op het niveau van productieketens; hierbij past aandacht voor gedragscodes en uitbreiding van het informatierecht;
daar waar mogelijk bij voorkeur handel binnen regio’s;
niet langer via handelsverdragen en andere middelen afdwingen van vrijhandel;
tegenhouden en waar mogelijk terugdraaien van privatiseringen waar het gaat om publieke voorzieningen en common goods.
D. Internationale regelgeving en rechtsbescherming
Op het terrein van internationaal recht kunnen we denken aan:
de ILO-normen voor arbeid en basismilieueisen als voorwaarden voor toelating van importen;
extraterritoriale juridische afspraken met betrekking tot ketenverantwoordelijkheid;
een Internationaal Gerechtshof voor vervolging van multinationals en andere bedrijven die het milieu vervuilen, een onevenredig gebruik maken van de natuurlijke hulpbronnen, en/of gebruik maken van kinderarbeid en andere vormen van uitbuiting;
inzet van andere mechanismes voor klachten bij overtredingen van internationale regels en afspraken, waaronder regelingen van ketenaansprakelijkheid.
5. Bevolkingsbeleid
Elk beleid gericht op duurzaamheid staat voortdurend onder druk van de nog steeds toenemende wereldbevolking. Daarbij moeten we wel erkennen dat de bevolking van de ontwikkelde landen door hun grote ecologische voetafdruk per hoofd van de bevolking verreweg de grootste bijdrage levert – en heeft geleverd – aan klimaatverandering en uitputting van grondstoffen. Daarom dient bevolkingsdruk onderwerp van beleid te zijn, maar met de volgende kanttekeningen:
het besef dat toenemende bestaanszekerheid de belangrijkste factor is voor verlaging van de bevolkingsgroei;
erkenning van de noodzaak van betrokkenheid en inspraak van de lokale bevolking, met name vrouwen;
vermijden dat ‘de armen’ verantwoordelijk gemaakt worden voor de oplossing van wereldwijde problemen veroorzaakt door ‘de rijken’;
uiterste terughoudendheid in de rijke, geïndustrialiseerde landen ten aanzien van incentives voor het krijgen van kinderen. Een evenwichtige leeftijdsopbouw in deze landen is van belang, maar kan deels bereikt worden door een verstandig en humaan immigratiebeleid.
6. Vredesbeleid en conflictbeheersing
Situaties van onduurzaamheid en onrechtvaardigheid leiden voortdurend tot gewapende conflicten. Omgekeerd frustreren deze conflicten vaak beleid gericht op ontwikkeling, duurzaamheid en rechtvaardigheid. Door de hier naar voren gebrachte voorstellen worden oorzaken van veel gewapende conflicten weggenomen. Daarnaast is ook een actieve en creatieve inzet vereist op de terreinen van ontwapening, geweldloze conflictoplossing en regulering van de wapenhandel.
7. Welvaart en welzijn eerlijk meten
De huidige set van indicatoren voor het economisch beleid, waarin het Bruto Binnenlands Product (BBP) een belangrijke plaats inneemt, geeft geen goed beeld van de situatie waarin wij leven. Zo telt het BBP bijvoorbeeld de kosten van ongelukken, rampen, andere schades en ziektes als positieve bijdrage aan de economie. Daarom is die alleen voor bepaalde economische toepassingen geschikt. Voor het goed kunnen volgen van de richting van duurzame ontwikkeling zijn ook andere vormen van meten nodig die mens- en natuurwaarden voorop stellen, zoals het Duurzaam Nationaal Inkomen (DNI), de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW) en de mondiale Ecologische Voetafdruk. Zowel op nationaal als lokaal niveau kunnen de nieuwe indicatoren dienen als instrument voor duurzaam beleid waarin welvaart in de brede zin wordt bekeken en meegewogen.
En verder
Zoals gezegd nodigen wij iedereen uit aanvullende voorstellen te doen. Bovendien moeten deze voorwaardenscheppende voorstellen worden ingevuld met praktische voorstellen op terreinen als energievoorziening en -gebruik, landbouw en voedselconsumptie, voorziening in onderwijs en zorg et cetera.