Internationaal Ontwikkelingsbeleid en Mondiaal Bestuur: naar een nieuw perspectief

Internationaal Ontwikkelingsbeleid en Mondiaal Bestuur: naar een nieuw perspectief

Korte bespreking van enkele onderliggende en structurele onderwerpen

Myriam Vander Stichele

SOMO

 

 

  1. Enkel van de structurele problemen:

 

  • VN Mensenrechtenverdrag, sociale en milieuverdragen hebben geen prioriteit over de economische verdragen maar eerder vice versa.
  • Werken binnen het VN framework is niet afdwingbaar, en de VN heeft geen inkomsten behalve bijdrage van de landen zelf die het soms misbruiken om hun belang of ideologie af te dwingen.
  • Er bestaat geen internationaal gerechtshof of tribunalen met sancties die klachten tegen schending van VN Mensenrechtenverdrag, sociale, culturele en milieuverdragen kunnen behandelen, en die verdragen afdwingbaar maken. In tegenstelling tot economische verdragen (WTO, FTAs, Bilateral investeringsverdragen, double tax treaties, etc.) die internationaal afdwingbaar recht zijn. Bovendien, hebben de “economische internationale organisaties” zoals WTO, G20, IMF en Wereldbank zich direct (WTO, G20) en indirect (IMF, Wereldbank) onafhankelijk gemaakt van de VN. Erger er onstaan belangrijke internationale fora die alleen de rijken en staten met bedrijven verbinden (bv. Davos Forum). Resultaat: imbalance in global governance.
  • VN veiligheidsraad heeft geen equivalent voor globale sociale, ecologische en economische onderwerpen (maar die onderwerpen worden wel door alle VN lidstaten mee beslist in verschillende VN organen)
  • Geen scheiding van de rechten op internationaal niveau tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht: geen onafhankelijke internationale rechtbank voor economische delicten; de Ministers (= uitvoerende macht) onderhandelen en besluiten over verdragen en internationale regels (= wettelijke macht) waar de nationale parlementen weinig zeg over hebben = gebrek aan democratie in internationale politiek, VN en verdragen.
  • Internationale verdragen, hoe oneerlijk of schadelijk ook, hebben prioriteit over nationale regels.
  • Over het financiële systeem en belastingen bestaan geen verdragen of afdwingbare afspraken, enkel richtlijnen (Basel Committee) en aanbevelingen (Financial Stabililty Board).
  • Internationale opererende bedrijven en personen kunnen vaak ongestraft te werk gaan en belasting ontwijken door gebrek aan samenwerking en internationale instellingen waar burgers toegang toe hebben.

 

Enkele alternatieven:

  • Internationale overeenkomst die vast stelt dat VN mensenrechten, sociale, culturele en ecologische verdragen prioriteit hebben over economische verdragen. Die laatsten worden door een internationaal constitutioneel hof/ internationaal openbaar ministerie daarop getest. Dat internationaal constitutioneel hof/ internationaal openbaar ministerie kan klachten van burgers behandelen. Een openbaar internationaal ministerie kan ook bedrijven en burgers veroordelen die bij internationale handelingen die VN mensenrechtenverdragen etc. hebben overtreden = niemand ontsnapt aan het respecteren van alle VN mensenrechtenverdragen en sociale, culturele en ecologische verdragen.
  • Internationale parlementen worden opgericht bij alle internationale instellingen. Niet alleen om de besluitvorming te monitoren en mee te besluiten, ook met de bedoeling om nationale parlementsleden te confronteren met de vragen/noden van andere landen.
  • Mechanismen waarbij non profit civil society organisaties die vanuit mondiale solidariteit werken, een stem krijgen. Waarborgen dat bedrijvenlobby de standpunten van de landen en internationale onderhandelingen niet domineren in internationale fora + andere manieren om burger dichter bij internationale besluitvorming te brengen met respect van principe van subsidiariteit.

 

  1. Enkele inhoudelijke problemen voor global governance for all:

 

  • Internationale relaties zijn uiteindelijk nog altijd gebaseerd op het recht van de sterkste (wet van Machiavelli), wat meer en meer neerkomt op het recht van de ‘grootste’. En wie macht heeft op het internationaal niveau, gebruikt het voor eigenbelang, niet voor gemeenschappelijk en internationaal common good belang.
  • Er is een gevaarlijke verschuiving plaats gevonden van het samenwerkingsmodel (post WO II) in VN, naar concurrentiemodel (neo-liberaal) via economische verdragen die streven naar een ‘level playing field’ idee. Maar gelijk behandelen van ongelijke landen leidt tot onrecht. Prioriteit aan marktwerking, ook in sectoren die te maken hebben met mensenrechten (recht op voedsel, water, gezondheid, scholing) faalt: “de markt faalt voor de armen” (Kofi Anan) want richt zich op de rijken.
  • Principes van solidariteit, herverdeling, ecologische en sociale duurzaamheid niet ingebed in internationale relaties door overheden en andere actors (bv. bedrijven, behalve voor civil society groups!?). Ontwikkelingssamenwerking is volledig vrijwillig door wie er voor wil betalen. Volledige werkgelegenheid wordt door velen bepleit maar niet uitgevoerd. Uiteindelijk staat vaak het belang van grote bedrijven (die zogezegd voor werkgelegenheid en groei zorgen) van een land voorop in het internationaal standpunt van een land = dominantie van pure economische standpunten.

 

 

Enkele voorstellen voor alternatieven:

 

  • Opnieuw principe van samenwerking vooropstellen, inclusief principe van herverdeling o.w.v. ongelijke landen in de wereld, en precautionary principe. Er moet internationale erkenning komen dat concurrentie & marktwerking niet werkt voor sectoren die met mensenrechten te maken hebben, zoals als voedsel, water, gezondheid, scholing, financiën (financiële basis diensten zijn een recht; financiële stabiliteit is a common good for all) = beter functionerende VN organen kunnen hierbij een belangrijke rol met subsidiariteitsprincipe.
  • Voor sectoren waar marktwerking toch nog heerst: een internationale mededingingsauthoriteit, een VN Body on Multinational Enterprises (nu weggesaneerd door Reagan: monitoring ook van de misbruiken), verdragen voor goede prijsafspraken voor grondstoffen en verbod op lage prijzen die geen sociale en milieuaspecten inbegrijpen, duurzame productie & consumptie, ketenverantwoordelijkheid en eerlijke verdeling van inkomsten binnen de keten, …
  • Vaststellen en internationaal beheer van common goods, met participatieve mechanismen van grass roots tot internationaal. Een principe daarbij is om conflicten te vermijden en de meest behoevenden die er gebruik van maken te beschermen.