Energie en conflict in Europa

Energie en conflict in Europa

1. Een bloemlezing hoe energievoorzieningszekerheid zich de afgelopen jaren ontwikkelde tot hoofddoelstelling van het buitenlands en veiligheidsbeleid

Notitie “Energievoorzieningszekerheid als nieuwe hoofddoelstelling”, gezamenlijk advies van Algemene Energieraad en Adviesraad Internationale Vraagstukken, december 2005

De adviesraden zijn van mening dat energievoorzieningszekerheid een nieuwe, zelfstandige hoofddoelstelling van buitenlands beleid moet worden, naast de al bestaande hoofddoelstellingen. (…) Bij strijdige belangen moeten er duidelijke keuzes gemaakt worden. Men kan hier denken aan het inzetten van (nu eenmaal beperkte) militaire middelen voor transportbeveiliging of voor vredesoperaties.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Buitenlands Beleid”, ministerie van Buitenlandse Zaken, 19 mei 2006

De EU moet zich in het externe beleid (inclusief het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid) onder meer richten op stabiliteitsbevordering in de relaties met toeleveranciers (huidige en potentiële) en anderszins voorwaarden creëren voor stabiele en zekere aanvoer. (…) Gezien de rol van de NAVO als brede veiligheidsorganisatie en als één van de fora voor politieke consultaties over strategische vraagstukken is voor energievoorzieningszekerheid een aantal invalshoeken relevant, waaronder het kunnen leveren van een bijdrage aan stabiliteit en veiligheid buiten het verdragsgebied, bijvoorbeeld via operaties en door middel van de talrijke partnerschappen, en de eventuele inzet van middelen ten behoeve van de beveiliging van aanvoerroutes en infrastructuur. (…) Op termijn zou Nederland kunnen voorstellen om in het kader van het NAVO- en EU Force Planningsproces één of meerdere energievoorzieningszekerheidplanningsscenario’s te ontwikkelen.

Artikel “Energieveiligheid als militaire taak van Oost en West”, van lt-kol. Marcel de Haas, in Atlantisch Perspectief 2007 nr.5

Veelal wordt aangenomen dat de NAVO traditioneel geen rol speelt op het gebied van energieveiligheid, afgezien van een vermelding in het Strategisch Concept van 1999 over het zekerstellen van energievoorraden. Hoewel dit formeel juist is, heeft het bondgenootschap zich in de praktijk al decennialang met energieveiligheid bezig gehouden, waarmee de aandacht voor dit thema rond de Top in Riga van november 2006 als een logische voortzetting beschouwd kan worden. In de jaren tachtig – tijdens de oorlog tussen Irak en Iran – maar ook tijdens de Golfoorlog van 1991 tegen Irak hebben de Europese NAVO-lidstaten en de Verenigde Staten (maritieme) operaties uitgevoerd om de transportroutes voor energie rond de Perzische Golf te beveiligen. Meer recentelijk heeft NAVO’s voormalige strategische commandant, generaal James Jones (SACEUR), zich herhaaldelijk uitgelaten over het belang van energiezekerheid. Maar ook parlementariërs van de lidstaten, verenigd in de Parlementaire Assemblee van de NAVO, hebben zich niet onbetuigd gelaten door een rapport over deze materie te publiceren, terwijl het bondgenootschap zelf een werkgroep over energiezekerheid heeft gevormd. Het rapport van de Parlementaire Assemblee stelt dat aan energieveiligheid ook militaire aspecten kleven, en dat de NAVO niet solitair moet optreden maar in dialoog en samenwerking met de EU, ook al gaat het EU-beleidsdocument terzake, het zogenaamde Green Paper, vooralsnog niet in op de militaire dimensie.

Pijpleidingbeveiliging in de Zuid-Kaukasus
Binnen de NAVO zijn de VS al langer voorstander van een proactieve koers van de alliantie met betrekking tot energiezekerheid, niet alleen door de lidstaten maar ook door energieproducerende partnerlanden (in het Partnerschap voor de Vrede), te weten Azerbeidzjan, Kazachstan en Turkmenistan. Naast formele verklaringen over energiezekerheid door de NAVO en de VS zijn er aanwijzingen dat deze twee actoren een actief beleid voeren op dit terrein in de Zuid-Kaukasus. Volgens een niet regeringsgebonden Russische krant zouden de alliantie en de VS in deze regio operaties uitvoeren ter beveiliging van de energie-infrastructuur. Naar verluid zouden zij in 2005 zijn overeengekomen om olie- en gaspijpleidingen van Azerbeidzjan naar Europa te beveiligen. Naast eigen betrokkenheid bij pijpleidingbeveiliging zouden militaire eenheden van de NAVO en de VS ondersteuning en/of training leveren aan Azerbeidzjaanse en Georgische troepen belast met deze taak. De beweringen van deze Russische bron komen overeen met uitlatingen in westerse bronnen, die bevestigen dat de VS een troepenmacht aan het opbouwen zijn ter bescherming van oliepijpleidingen in de Zuid-Kaukasus. Echter zowel Georgische, Amerikaanse als NAVO-functionarissen ontkennen dat het bondgenootschap en/of de VS betrokken zou zijn bij pijpleidingsbeveiliging in Azerbeidzjan en Georgië. Het Georgische Ministerie van Defensie erkende wel dat NAVO-lid Turkije assistentie had verleend bij het opleiden van Georgische troepen voor de beveiliging van de energie-infrastructuur.

Energiezekerheid en de NAVO-top in Riga
Van Geuns en Homan beschrijven hoe Jamie Shea, directeur van NATO Secretary General’s Policy Planning Unit, en de Amerikaanse senator Dick Lugar respectievelijk voorafgaand en in de zijlijn van de Top op 28 en 29 november 2006 in Riga uitvoerig aandacht hebben geschonken aan het thema ‘energiezekerheid’. Op de NAVO-top zelf kwam dit thema slechts summier aan de orde. In zijn toespraak over de internationale druk op de alliantie om te komen tot een mondiale taakstelling, noemde secretaris-generaal De Hoop Scheffer energiezekerheid als één van de opkomende uitdagingen waarmee de NAVO rekening moest houden. De formele verklaring van de Top meldde dat onderbreking van de energietoevoer de veiligheidsbelangen van het bondgenootschap kan aantasten. De verklaring riep daarom op tot een gecoördineerde internationale aanpak om de bedreigingen van energie-infrastructuren in kaart te brengen en de beveiliging ervan te bevorderen. De Noord-Atlantische Raad – NAVO’s hoogste politieke orgaan – werd opgedragen om de meest directe bedreigingen van energiezekerheid op een rij te zetten en vervolgens te bepalen in welke mate de NAVO zou kunnen bijdragen aan de veiligheid van de bondgenoten op dit terrein. Desgevraagd zou zij bijstand kunnen verlenen, ook in internationaal verband.
Een aantal van de hier genoemde beleidsopties werd al direct na de Riga-top in praktijk gebracht. In de daaropvolgende week, tijdens de ontvangst van president Nazarbajev van Kazachstan op het NAVO-hoofdkwartier, maakte De Hoop Scheffer het voornemen bekend om met Kazachstan en naburige landen een mogelijke rol van de alliantie te bespreken bij de beveiliging van energiestromen. De NAVO heeft sinds ‘Riga’ al verdere stappen gezet tot een actief energieveiligheidsbeleid. Volgens The Times heeft het bondgenootschap inmiddels aansluiting gezocht bij multinationals in de oliewinnng. Zo zou volgens deze krant de NAVO aan Shell en BP snel inzetbare maritieme strijdkrachten hebben aangeboden ter beveiliging van olieplatforms en -installaties tegen kapers. Jamie Shea heeft verklaard dat het bondgenootschap noodbijstand aanbiedt aan oliemaatschappijen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten, hetgeen gezien de regelmatige aanslagen op oliepijpleidingen in Nigeria geen overbodige luxe lijkt te zijn.

Energieveiligheid als taak voor de Nederlandse krijgsmacht
De Defensienota van 2000 formuleert de hoofdtaken van de krijgsmacht als volgt:
1.    Bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2.    Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3.    Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Hoewel energiezekerheid toen nog niet hoog op de Haagse agenda stond, is er geen fantasie voor nodig om vast te stellen dat dit thema zeker gekoppeld kan worden aan de eerste en derde hoofdtaak van de krijgsmacht, en dat de tweede in afgeleide vorm daar ook mee te maken heeft. De Nederlandse Defensie Doctrine noemt als één van de hoofddoelstellingen van het Nederlands buitenlands en veiligheidsbeleid dat “onze open economie (…) gebaat [is] bij het onbelemmerde vervoer van goederen en de vrije toegang tot handelsgebieden en grondstoffen.”. De in juni 2006 verschenen Kamerbrief met betrekking tot de actualisering van de Prinsjesdagbrief, het meest recente beleidsstuk van Defensie, vermeldt in dit verband dat de energievoorzieningszekerheid, naast rampenbestrijding en ontwikkelingsvraagstukken, een steeds belangrijker veiligheidsdimensie heeft. Op grond van de strategie van BZK en de beleidsstukken van Defensie valt een verband af te leiden tussen energieveiligheid en de inzet van de krijgsmacht, als één van de instrumenten van het Nederlandse veiligheidsbeleid. (…) In ieder geval lijkt het aannemelijk dat in de nabije toekomst energieveiligheid ook voor de Nederlandse krijgsmacht een niet meer weg te denken taakstelling zal zijn.

Notitie “Energievoorzieningszekerheid en Nationale Veiligheid”, Denktank Nationale Veiligheid van The Hague Center for Strategic Studies (HCSS), juli 2008

De denktank constateerde dat in het nationale en internationale discours energie vooral als handelspolitiek en milieuvraagstuk wordt beschouwd en minder als veiligheidspolitieke kwestie.
In het Energierapport 2008 van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) wordt de relatie tussen energie en veiligheid wel aangestipt maar naar de geostrategische implicaties van schaarste voor de veiligheid wordt slechts impliciet verwezen. Voorzieningszekerheid (het op lange termijn beschikbaar zijn van energiebronnen) en de leveringszekerheid (de mate waarin afnemers onder voorzienbare omstandigheden feitelijk kunnen rekenen op de levering van energie) zijn in de nota belangrijke aandachtspunten, maar worden vooral impliciet aan geopolitieke ontwikkeling getoetst. (…)
[Olie]
China investeert op grote schaal in energieproducerende landen waardoor nieuwe politieke afhankelijkheden ontstaan. Er is sprake van een langzame verschuiving van een markt waarin oliemaatschappijen met een winstoogmerk met elkaar concurreren, naar een markt waarin oliemaatschappijen gesteund door overheden die het veilig stellen van energievoorzieningszekerheid beogen, concurreren met oliemaatschappijen van het oude model. Dit zorgt voor een ander level playing field en kan op termijn consequenties hebben voor de energievoorziening van het Westen en Nederland in het bijzonder. Deze afhankelijkheden kunnen gevolgen hebben voor de toegang van Europese landen tot energievoorraden. (… )
Oliebelangen kunnen aanleiding geven tot interventies. Algemeen wordt aangenomen dat oliebelangen een belangrijke rol speelden bij de invasie van Irak in 2003.De afgelopen jaren hebben experts gewezen op het ‘nachtmerriescenario’ voor Saoedi-Arabië. Als antiwesterse ‘hardliners’ aan de macht komen, zou olie als wapen kunnen worden gebruikt en Westerse landen kunnen besluiten tot interventie om hun belangen veilig te stellen. Gezien het feit dat in zo’n scenario gaat om het economische overleven van het westen en het feit dat resource wars in de toekomst steeds waarschijnlijker worden is dit een denkbaar scenario. Om die reden moderniseert China haar vloot. Minister Verhagen sprak hierover zijn zorg over uit in een recente brief aan de Kamer. Slechts enkele Europese landen beschikken over de expeditionaire militaire capaciteit om met de Verenigde Staten (VS) een dergelijke interventie uit te voeren. Nederland met zijn getransformeerde krijgsmacht, hoort bij deze groep. Afgezien van de onmiddellijke crisissituatie die door een dergelijk conflict zou ontstaan, is het onvoorspelbaar of de Europese Unie een dergelijke crisis overleeft. Het is denkbaar dat de solidariteit verdampt en dat de veiliggestelde olie eerst naar die landen gaat, die aan de interventie hebben deelgenomen. Voorts is onduidelijk welke rol de NAVO zou kunnen spelen. In december 2006 pleitte de Amerikaanse senator Lugar voor het van toepassing verklaren van Artikel 5 van het NAVO-verdrag indien energie als wapen tegen een lidstaat wordt gebruikt. Zijn initiatief was ingegeven door vrees dat resource wars een reëel risico worden. (…)
[Gas]
De situatie met betrekking tot de gasvoorziening verschilt aanzienlijk van de olievoorziening. In tegenstelling tot olie is er geen vrije gasmarkt en de lidstaten van de Europese Unie zijn afhankelijk van een zeer beperkt aantal aanbieders, namelijk Noorwegen, Rusland en in minder mate Nederland en Algerije. De afhankelijkheid kan deels worden verminderd door Liquid Natural Gas (LNG) uit Nigeria te importeren, maar het komende decennium zal LNG nog een relatief kleine rol spelen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de invloed van Gazprom op Algerije en Nigeria toeneemt. (…)
In een situatie van aanhoudende spanningen kunnen mispercepties ontstaan die tot confrontaties kunnen leiden. Sinds het begin van de jaren negentig heeft Rusland de gaskraan meerdere malen dichtgedraaid. Het bekendste voorbeeld is het gasconflict met Oekraïne. In februari 2008 dreigde de Russische Chef van de Generale Staf, generaal Yuri Baluyevsky tegenmaatregelen naar aanleiding van de mogelijke plaatsing van onderdelen van een raketschild in Tsjechië. Daarmee dreigde hij impliciet met het dichtdraaien van de gaskraan, omdat dit een van de weinige opties is die Rusland heeft. (…)
[Aanbevelingen]
De bescherming van energiebelangen dient nadrukkelijker onderdeel te zijn van het buitenlands en defensiebeleid. Het is noodzakelijk duidelijk te krijgen welke rol de NAVO hierbij kan spelen.

AIV-advies “Het nieuwe strategisch concept van de NAVO”, Adviesraad Internationale Vraagstukken, januari 2010

De vraag naar fossiele brandstoffen neemt toe, onder meer door de snel groeiende economieën in Azië. De vraag naar energie zal tot 2035 waarschijnlijk met meer dan 50% groeien; meer dan 80% van deze toename zal voor rekening komen van fossiele brandstoffen. Hierdoor ontstaan rivaliserende aanspraken op energievoorraden. Ook verstoringen in de aanvoer kunnen een bedreiging vormen.
De zekerheid van energievoorziening kan ook onder druk komen als landen zoals Rusland hun controle over energiebronnen en aanvoerlijnen als politiek dwangmiddel gebruiken. In fragiele staten zoals Nigeria kunnen etnisch en politiek geweld alsmede criminaliteit de olieproductie ernstig bedreigen. Ook terrorisme en piraterij kunnen de energieproductie of -aanvoer over land of zee ernstig belemmeren. China en India breiden hun marines sterk uit. Dit kan weer leiden tot toenemende spanning en rivaliteit, maar biedt ook mogelijkheden voor meer multinationale samenwerking bij de bescherming van belangrijke vaarroutes en choke points.
Er is niet één bepalende factor voor de invloed van energieschaarste op de internationale veiligheid en stabiliteit. De strategische omgeving, bilaterale betrekkingen, werking van de markt, de verschillende actoren (de producenten, de consumenten en de verantwoordelijken voor het transport) en hun percepties hebben elk invloed op de veiligheidssituatie. Niet eerder geëxploreerde energiebronnen kunnen leiden tot een wedloop (Spratly eilanden en de Noordpool). Vanwege de strategische ligging van deze gebieden en mogelijke territoriale aanspraken, kunnen ze gevolgen hebben voor de regionale stabiliteit. Opslag van olie en gas en differentiatie van aanvoerlijnen zal de gevoeligheid voor plotseling optredende verstoringen en politieke chantage verminderen.

Eindrapport “Verkenningen – Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst”, maart 2010

9.4 Natuurlijke hulpbronnen: bronnen van conflict?
Het vraagstuk van de beschikbaarheid en de mondiale verdeling van energie, grondstoffen, voedsel en water – kortweg: natuurlijke hulpbronnen – is een zeer belangrijke factor in de internationale verhoudingen. Natuurlijke hulpbronnen staan immers aan de basis van vrijwel alle menselijke activiteiten en van de energievoorziening en daarmee van welvaart en welzijn. Hun beschikbaarheid en verdeling heeft daardoor grote invloed op de ordening van economische en geopolitieke macht. Ook voor Nederland en Europa zijn met dit vraagstuk grote belangen gemoeid. (…) Het schaarstevraagstuk doet zich het meest indringend voor bij fossiele brandstoffen, in het bijzonder aardolie en aardgas, wegens hun nog altijd overheersende belang voor de energieopwekking. (…)De kwetsbaarheid van transportroutes en pijpleidingen, die beide vaak door instabiele regio’s gaan, heeft aanleiding gegeven tot groeiende zorg. Tegen deze achtergrond is de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor energieveiligheid en voor grondstoffenstrategieën en -allianties. Wedijver om de toegang tot en de controle over grondstoffen, energie, voedsel en water heeft in sommige regio’s – in het bijzonder in het Midden-Oosten, Afrika en Azië – ook aanleiding gegeven tot (potentiële) conflictsituaties. (…) Onze energieveiligheid kan de komende twee decennia door tal van factoren negatief worden beïnvloed. Behalve structurele, politieke en economische factoren, is daarbij de groeiende onevenwichtigheid in de verdeling van olie- en gasreserves van belang. Deze is vooral het gevolg de geleidelijke uitputting van voorraden in Europa en de concentratie van betrekkelijk goedkope olie en gasreserves in Rusland, de Kaspische Zee-regio en de Golfregio. Rond 2025 ligt 75 procent van de olie- en gasreserves in een handvol landen in instabiele regio’s. Alternatieve olie- en gasbronnen bevinden zich in de diepe offshore – zoals voor de kust van West-Afrika en Brazilië of in Arctische gebieden – en kunnen uitsluitend tegen veel hogere kosten worden gewonnen. (…)
Implicaties voor onze veiligheid en voor de krijgsmacht
•    Meer conflictstof. Naarmate vooral energiebronnen schaarser worden, wordt de toegang tot deze bronnen en de energietoevoer in toenemende mate gepolitiseerd. Daardoor stijgt de kans op grondstoffenconflicten, vooral in het Midden-Oosten, Afrika, de Kaspische Zeeregio en de Kaukasus, de Zuid-Chinese Zee en langs de belangrijkste aanvoerroutes en pijpleidingen. Het is denkbaar dat Europa en Nederland bij – de oplossing van – dergelijke conflicten betrokken raakt. (…)
•    Groeiende aandacht voor militaire bijdragen aan energieveiligheid en grondstoffenstrategieën. Daarbij kan het gaan om het brengen van stabiliteit in regio’s die van belang zijn voor onze grondstoffenvoorziening of het beschermen van aanvoerroutes, pijpleidingen en vitale infrastructuur. (…)

“Vrijheid en verantwoordelijkheid” – regeerakkoord VVD-CDA, september 2011

Het externe beleid, waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken als coördinerend bewindspersoon eerstverantwoordelijk is, zal zich daarom in het bijzonder richten op bevordering van internationale stabiliteit en veiligheid, energie- en grondstoffenzekerheid, bevordering van de internationale rechtsorde, alsmede bevordering van handels- en economische belangen van Nederland en Nederlandse bedrijven.

“Strategic Concept – For the Defence and Security of The Members of the North Atlantic Treaty Organisation” (vastgesteld tijdens de NAVO top in Lissabon, november 2010)

All countries are increasingly reliant on the vital communication, transport and transit routes on which international trade, energy security and properst depend. They require greater international efforts to ensure their reilende against attack or disruption. Some NATO countries will become more dependent on foreign energy suppliers and in some cases, on foreign energy supply and distribution networks for their energy needs. As a larger share of world consumption is transported across the globe, energy supplies are increasingly exposed to disruption.
(…)
Key environmental and resource constraints, including health risks, climate change, water scarcity and increasing energy needs will further shape the future security environment in areas of concern to NATO and have the potential to significantly affect NATO planning and operations.
(…)
We will ensure that NATO has the full range of capabilities necessary to deter and defend against any threat to the safety and security of our populations. Therefore, we will:
(…)
develop the capacity to contribute to energy security, including protection of critical energy infrastructure and transit areas and lines, cooperation with partners, and consultations among Allies on the basis of strategic assessments and contingency planning;

2. De ontwikkeling van gaspijpleidingen vanuit Rusland en Centraal Azië naar West-Europa en hoe daarin politieke ontwikkelingen weerspiegeld worden.

Uit onderstaand overzicht moge duidelijk worden hoe met name de afgelopen jaren diverse pijpleidingen tussen gaswingebieden in West-Siberië en de Centraal-Aziatische republieken op initiatief van Rusland, Oekraïne/Georgië en Westerse landen worden aangelegd cq gepland om niet langer van doorvoer over elkaars grondgebied afhankelijk te zijn.

Noorderlicht pijpleiding
Belangrijkste Russische pijpleiding om het noordwesten van de Russische Federatie, Wit-Rusland en ook West-Europa van gas te voorzien.
Aangelegd in de jaren ’60 tot ’80 van de vorige eeuw.

Urengoy-Pomary-Uzhgorod pijpleiding
Russisch-Oekraïnse pijpleiding vanuit West-Siberië naar Oekraïne en vandaar richting West-Europa (Frankrijk).
De pijpleiding is begin jaren ’80 aangelegd met steun van West-Europese bedrijven en financiers. De aanleg van de pijpleiding stond onder heftige kritiek van de toenmalige Amerikaanse regering (onder Ronald Reagan) en Amerikaanse bedrijven mochten geen onderdelen voor de bouw leveren. De Europese bedrijven die wel meededen werden enige tijd door de VS geboycot.

Pijpleiding Yamal-Europa
Russische pijpleiding van West-Siberië via Wit-Rusland en Polen naar Duitsland.
Aangelegd tussen 1992 en 1997. Sindsdien een paar keer uitgebreid. Er zat een tweede parallel pijpleiding in de planning, maar dit idee is in 2007 ingeruild voor Nord Stream die Rusland met Duitsland verbindt buiten Polen om.

Gryazovets-Vyborg pijpleiding
Russische uitbreiding van de Noorderlicht pijpleiding om Finland en de regio rond St. Petersburg te bevoorraden. Een derde aftakking zal Nord Stream van gas voorzien.
De bouw is begonnen in 2005 en zal in 2010 worden afgerond.

Nord Stream
Een Russisch-Duits project om Russisch gas naar West-Europa te transporteren zonder transport door Polen, Oekraïne en de Baltische staten.
De aanleg is in 2010 begonnen. De pijpleiding zal klaar zijn in 2011 of 2012.

Blue Stream
Gaspijpleiding via de Zwarte Zee van Rusland naar Turkije buiten derde landen (Oekraïne of de Kaukasus) om.
De pijpleiding is in 2001-2002 aangelegd en is vanaf 2003 in bedrijf hoewel de volledige capaciteit pas in 2010 bereikt zal worden. Inmiddels zijn er plannen voor een tweede parallelle Blue Stream leiding om met name gaslevering aan de landen in het Midden-Oosten op te kunnen voeren.

South Stream
Door Rusland voorgestelde gaspijpleiding om analoog aan Blue Stream via de Zwarte Zee (en dus buiten Oekraïne om) gas te transporteren naar Bulgarije en vervolgens over de Balkan naar Zuid-Europa.
Idee is gelanceerd in 2007 en in 2015 zou de pijpleiding gereed kunnen zijn. De pijpleiding vormt een directe rivaal voor de Nabucco-pijpleiding.

Zuid-Kaukasische pijpleiding
Gaspijpleiding door Azerbedzjan en Georgië naar Turkije om vandaar eventueel (buiten Rusland om) verder naar Europa getransporteerd te worden.
In 2006 in werking getreden. In 2008 is de gasdoorvoer tijdelijk stopgezet vanwege het gewapend conflict in Zuid-Ossetië.

White Stream
Een voorgestelde gaspijpleiding om in het verlengde van de Zuid-Kaukasische pijpleiding via Georgië en Oekraïne (en dus buiten Rusland om) gas vanuit het Kaspisch bekken naar de Europese Unie te transporteren.
Oekraïns initiatief uit 2005. Opgepakt tijdens de Energy Security Conference in Vilnius in 2007 en in 2008 als prioriteit aangemerkt door de Europese Commissie. In 2009 is overeenstemming met Georgië bereikt. In 2009 werd het belang van deze pijpleiding nog eens onderstreept om ook onafhankelijk te zijn van Turkse doorvoer.

Nabucco pijpleiding
Door de EU, de VS en Turkije geïnitieerde pijpleiding om gas vanuit het Kaspisch bekken buiten Rusland om via de Zuidelijke Kaukasus, Turkije en de Balkan naar Europa te transporteren.
Mochten de financiële middelen tijdig beschikbaar zijn, dan zal de bouw van deze pijpleiding in 2010 beginnen en zou de pijpleiding in 2015 operationeel kunnen zijn.

Trans-Kaspische Pijpleiding
Voorgestelde pijpleiding over de bodem van de Kaspische Zee om gas uit Centraal Azië naar Azerbedzjan te transporteren en daar verder te vervoeren via de Zuid-Kaukasische pijpleiding en de Nabucco-pijpleiding.
Het al langer bestaande idee won door het Russisch-Oekraïnse gasconflict van 2006 aan belang. Iran, dat door deze gaspijpleiding ook omzeild wordt, heeft echter heftig tegen de aanleg geprotesteerd.

Willen al deze voorgestelde pijpleidingen rendabel zijn of worden, dan zal de gastoevoer uit West-Siberië / Centraal-Azië naar de Europese Unie de komende tijd flink moeten toenemen. Kostbare energie-investeren worden derhalve in een vergrote gascapaciteit gepleegd en niet in niet-fossiele energievoorziening.