Column Willem Hoogendijk: Vroege krimpers

in het groen_2Verantwoording van een krimppionier

Bij de maatschappijkritische milieugroep Aktie Strohalm formuleerde de bioloog Pieter Schroevers, toen verbonden aan het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN), al gauw (1970) onze missie. Behalve “de politiek ecologiseren en de natuur- en milieuwereld politiseren” ook “het grootschalige inperken, het kleinschalige ontwikkelen.” Daar begon het pleidooi voor krimpen al! (NB. Voor de rijke en rijk-wordende landen.) De bottomline is eenvoudig: de huidige economie die zozeer haar eigen fysieke (ecologische) draagvlak aantast, is hollend negatief. Dus is elke materiele krimp de enige weg naar herstel, naar weer enige … groei!

De evolutie van het leven op Aarde wordt namelijk onder meer gekenmerkt door het opbergen, over miljoenen jaren, van koolstof in de bodem. Bovengronds, in die dunne ‘levensschil’ (biosfeer) over de Aarde, veranderen dan de omstandigheden die weer bepalend zijn voor de verdere ontwikkeling van het leven. Waaronder zoogdieren en dus de mens. Met het massaal gaan gebruiken van fossiele brandstoffen ( = die oude koolstof) sinds ongeveer 1850 draait de mens dus het proces, waaraan hij zijn leven te danken heeft, òm. Vandaar dat wij radicale krimpers werden; en al vroeg tekenden wij kerkjes half onder water…

fig1

Ik leerde er over van Schroevers. De levensontwikkeling op Aarde is er ook een van steeds meer doen met de energie van de zon. Dwz. deze opvangen en er zoveel mogelijk mee doen voordat zij als niet meer bruikbaar in het heelal verdwijnt. Het verval van energie en materiaal (= opgeslagen energie) noemen we entropie en dienen we dus zoveel mogelijk uit te stellen. Dat doet het leven (inclusief onze voorouders en hun oude cultuur: Degelijk produceren en lang doen met de spullen, zuinig zijn op alles. Geen onnodige dingen produceren. Kleine of geen ramen op het Noorden, slapen boven het vee, kleine bedstedes, irrigatiesystemen, enz.). De voedselkringloop is het bekendste voorbeeld. Het is het proces van entropie-verlaging. Biologen spreken wel van energie en informatie. Teveel energie kan de opgebouwde informatie (dwz. de verval-uitstellende systemen) bederven, uitschakelen. Dat doen wij de laatste twee eeuwen met ons massaal gebruik van fossiele en later nucleaire energie. Ook een circulaire economie kan doortollen op teveel energie, dwz. met teveel schade. Van samenlevingen met lage entropie zijn we verworden tot maatschappijen met een zeer hoge entropie, oftewel niet meer buiten heel veel energie kunnend. De oplossing is niet alleen overgaan op wind, zon e.d. maar gewoon en vooral: weer leren doen met veel minder energie in onze biosfeer.

De Grote Aandrijver

Voor de maatschappelijke discussie over kernenergie schreef ik Dikke Karel en de Aarde. (1983) Zonder de term te gebruiken legde ik daarin entropie uit aan de hand van die flipperkast. Wie entropie begrijpt, kan – alweer – niet anders dan een radicale krimper worden. Het boekje werd populair onder met name kerkmensen en groepen van huisvrouwen, humanisten en Nivonners. (Meer dan 11.000 ex. verspreid.)

Daarna schreef ik De grote aandrijver – Geschiedenis van energie en maatschappij. (1983). “Pas aan het eind van de 20ste eeuw zou, door de vernietiging van de natuur en de opwarming van water en lucht, de onontkoombaarheid van de tweede thermodynamische wet [de entropie-wet] doordringen tot de enkele mensen die niet betaald werden om de maatschappij naar haar ondergang te doen doorgroeien.” (p. 36) Er was toen blijkbaar een recessie aan de gang, want: “De huidige ekonomische recessie is in dit licht geen ramp maar integendeel een uitkomst.” (p. 83) Hoofdbewering in het boekje: De industriële revolutie werd aangedreven, niet in de eerste plaats door de stoommachine, maar door het systeem van geld-moet-groeien daarachter, met de stoommachine als prettig hulpmiddel. Dat dit geldgroei-systeem dé oorzaak was van productiedwang en dus ook verbruiksnoodzaak (kortgeleden nog premier Rutte: “Koop toch een nieuwe auto!”) – en niet de begerige mentaliteit van de mensen, zoals algemeen gedacht werd en wordt – is mijn andere vroege bijdrage aan de economiediscussie. Je kunt ’t je wellicht niet meer voorstellen na de financiële crisis, maar zulke kritiek op het geldsysteem was destijds ketterij in economenland! Ik heb heel wat over me heen gekregen. En nóg wordt de almaar doorgaande aandrijving van de bedrijvigheid (ook van instellingen) door het geld – en dus de groeidwang – niet gezien.

Jaren negentig

Toen kwam er een belangrijke milieuconferentie in Stockholm, waar ik niet heenging maar waarvoor ik een korte brochure in het Engels had geschreven die ik aan wat deelnemers had meegegeven. Die brochure bouwde ik uit tot The Economic Revolution – Towards a sustainable future by freeing the economy from money-making. (1991. Tweemaal 2000 ex.) Tevoren had ik professor Hans Binswanger (TH, Sankt Gallen) ontmoet, met hem bevriend geraakt en samen nog een artikel geprobeerd te schrijven: Money from Master to Servant. Ook was ik in contact gekomen met Herman Daly, hoogleraar aan de Maryland University en propagandist van de steady-state economy. Beiden waren voor een zekere mate van krimp. De Nederlandse hoogleraren die mij wel waardeerden, waren – blijkt mij nu achteraf – vnl. van Christelijke huize: Goudzwaard, Opschoor, Tieleman, Keune. Maar er was ook aandacht van Hafkamp, Klamer en van den Bergh; de laatste had mij nog eens uitgenodigd bij hem en zijn AIO’s, aan de V.U. (Ik vermeld dit, want slechts af en toe mocht ik ergens een gastcollege verzorgen, maar verder heb ik weinig universiteiten van binnen gezien…)

Mijn boek bestaat uit deel 1 “Analyse”, deel 2 “Hoe dan wel”, en deel 3 “Wat individuen, gemeenten, vakbonden, bedrijven e.d. kunnen doen”. Deel 1 zette ik in het Nederlands om in Economie Ondersteboven. (1993. Tweemaal 2000 ex.) Het bevat een verwijzing naar de delen 2 en 3 die ik had ondergebracht ik in een A-4 band – De Grote Ommekeer – , bij ons te bestellen. In al die geschriften gaat ‘t over de harde noodzaak van krimp, materiele krimp, wat ook uitgedrukt kan worden als een drastisch verkleining van onze ecologische voetafdruk. Met uiteraard plannen voor een andere economie – kalm en geregionaliseerd – met ‘iedereen aan het werk’. Iedereen erbij. Werknemers gaan eindelijk zélf werk nemen… Van Economie Ondersteboven en De Grote Ommekeer maakte ik een samenvatting in de brochure: Zeker werk en verantwoord ondernemen. (1994) Ondertitel: Naar een duurzame samenleving door kalmering en schakering van onze bedrijvigheid. Werd spontaan van een voorwoord voorzien door Anton Westerlaken, toen voorzitter van het CNV!

Bij de stichting Milieu-Educatie (aldaar tien jaar gewerkt) kregen we een subsidie voor onderzoek naar economische groei en krimp. Een product ervan was een videoband Vier over Groei, met Pen, Opschoor, de groene ondernemer Wintzen en mijzelf. Ander resultaat waren twee kloek opgemaakte (nl. met foto’s) recensies in de NRC: één over Future Wealth van James Robertson (UK), de ander over For the Common Good van Herman Daly (NRC’s van 14-11-1990 en 30-7-1991). (Band nog bij te leen, de recensies bij mij opvraagbaar.) Een derde recensie over Geld und Natur van Binswanger kwam er niet in (ging de redactie te ver?), maar wel in De Economist, in het Engels (Mei 1995).

Later werkzaam bij Aarde, kregen wij nog een subsidie van VROM die ons veroorloofde om een jaar lang een echte econoom te zetten op literatuuronderzoek inzake geld en groei. Dat mondde uit in een bijeenkomst met enkele banken, ministeries en NGO’s bij de RABObank, met een levendige discussie tussen Goudzwaard en de monetair-econoom Fase (UvA). (Toen Wijffels mij eens vertelde van zijn plannen voor een Sustainable Finance Lab en dat zijn AIO’s zo weinig vonden, heb ik hem van al ons materiaal voorzien.)

Degrowth

In 2004 0f 2005 werd in Parijs de vnl. academische groep Entropia opgericht, pour la décroissance. Ik was uitgenodigd voor die eerste bijeenkomst. Wij noemden ons ‘objecteurs de croissance’. Ik gaf mijn Engelse boek aan de voorzitter Serge Latouche, een emeritus hoogleraar economie. Deze liet mij enkele weken later enthousiast weten dat het boek per se in Frankrijk moest uitkomen. (Er ligt nu een provisorisch opgemaakte vertaling, met een voorwoord van hem. Met een uitgever vlot het nog niet zo. De editie in het Spaans ging vlotter.) In zijn Le pari de la décroissance haalt hij mij aan en drukt de krimp-illustratie af die staat in The Economic Revolution, p. 86: The unwinding of the spiral of misery. (Hieronder toegevoegd.) In zijn Petit traité de la décroissance sereine citeert hij mij zelfs vier keer. Dit Petit traité werd vertaald in het Engels: Farewell to Growth. (2009. Polity, UK.)

fig2

Afsluitend: krimp is nog zeer taboe in ons land, in tegenstelling tot andere landen. Ik maakte drie van de vier internationale Degrowth-conferenties mee (Parijs, Barcelona en Leipzig) en was telkens spreker in workshops of kleine deel-bijeenkomsten. Overal op die conferenties honderden enthousiaste degrowers uit de hele wereld. (En telkens werd mijn bijdrage eerst bekeken door een scientific committee. )

Ik specificeer: materiële krimp, geen sociaal-culturele. Deze sector zal zelfs voor belangrijke compensatie kunnen zorgen.

1 gedachte over “Column Willem Hoogendijk: Vroege krimpers”

  1. Pingback: Krimp, wat is daar eigenlijk op tegen? | Platform DSE

Reacties zijn gesloten.